Plenair Ester bij behandeling Sint-Eustatius



Verslag van de vergadering van 6 februari 2018 (2017/2018 nr. 18)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.52 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Dit is een trieste dag voor eenieder die zich verbonden voelt met Caribisch Nederland en de bevolking van Sint-Eustatius. In het bijzonder is het een trieste dag omdat Nederland zich genoodzaakt ziet om orde op zaken te stellen op dit mooie, maar slecht bestuurde eiland, en om bestuurlijk in te grijpen en het eiland onder curatele te stellen. Het is een trieste dag omdat het rapport van de commissie van wijzen van vorige week onomwonden laat zien dat er op Sint-Eustatius sprake is van grove, structurele, bestuurlijke nalatigheden.

Het rapport schetst een treurig beeld van een eilandsbestuur dat de wet aan zijn laars lapt, de Nederlandse rechts- en staatsorde met voeten treedt, voorgeschreven procedures terzijde schuift, politieke verhoudingen laat ontsporen, zich niets aantrekt van democratische controle, vervallen is in nepotisme en cliëntelisme, kerntaken laat verloederen en opereert op basis van willekeur, intimidatie en discriminatie. Het eilandbestuur kenmerkt zich, zo concludeert de commissie, door financieel wanbeheer, bestuurlijke incompetentie en onbekwaam management. Toezicht en handhaving door het bestuur zijn ondoorzichtig en selectief. Hetzelfde geldt voor de vergunningenprocedures en het innen van lokale belasting. Milieu- en natuurbelangen delven systematisch het onderspit. Dualisme functioneert niet en er heerst een angstcultuur. Sint-Eustatius bestuurt zichzelf als ware het een autonoom land buiten de rechtsorde van het Rijk. Het overigens uitstekende rapport van de commissie van wijzen toont een volstrekt onmachtig en eigenmachtig eilandsbestuur. Good governance is ver te zoeken en het eiland verloedert steeds verder. Mijn fractie heeft dit ook met eigen ogen kunnen vaststellen. Is er overigens, zo vraag ik de staatssecretaris, sprake van strafbaar gedrag van bestuurders? Zo ja, hoe wordt hiermee omgegaan?

Het gevolg van deze bestuurlijke wanorde is een eiland, zoals het rapport zegt, dat sociaal, economisch en fysiek in sterk verwaarloosde staat verkeert. De bevolking is daarvan het slachtoffer. Zij zijn de grote verliezers. Zij zijn immers de dupe van het achterstallig onderhoud van wegen, woningen en infrastructuur. Zij zijn de dupe van niet goed functionerende overheidsdiensten, zoals de watervoorziening, het ophalen van vuilnis en het verwerken van afval. Zij zijn de dupe van werkloosheid, van armoede en van het ontbreken van perspectief. Het moet gezegd: Nederland heeft deze onaanvaardbare situatie lang, ik denk te lang, gedoogd, waardoor nu een point of no return is bereikt. Dat moeten wij ons ook zelf aanrekenen. Op een zeker moment moeten wij daarover debatteren als parlement. Dit ondanks de toch aanzienlijke verbeteringen die Europees Nederland na 10-10-10 gerealiseerd heeft in de zorg en het onderwijs op het eiland, die ook door de bevolking zeer positief beoordeeld worden.

Mijn fractie begrijpt dat dit kabinet zich gedwongen ziet om bestuurlijk in te grijpen. Het rapport van de commissie laat hier ook geen enkel misverstand over bestaan. Artikel 132, lid 5 van de Grondwet biedt daartoe de mogelijkheid. Die neerwaartse spiraal moeten we nu ombuigen. Dat zouden we in vergelijkbare gemeenten in Europees Nederland ook doen. We hebben te lang toegekeken. Ook de Raad van State kan zich verenigen met de voorgestelde bestuurlijke ingreep en de aanstelling van een regeringscommissaris, die orde op zaken moet stellen. De Raad acht de ontbinding van de eilandsraad en het eilandsbestuur alsmede het ontslag van de waarnemend gezaghebber — collega Van Kappen ging er al op in — aanvaardbaar in het licht van de ontstane situatie en passend binnen de Grondwet en in overeenstemming met internationaal recht.

Dit gezegd hebbende heeft mijn fractie niettemin behoefte aan een helder antwoord op een vijftal wezenlijke vragen, die ik heel kort introduceer. De eerste vraag is of het kabinet andere alternatieven dan bestuurlijke curatele heeft overwogen. Welke alternatieven waren daarbij in het geding en hoe is die afweging gemaakt? Hier is nadrukkelijk aan de orde de kwestie rond proportionaliteit van ingrijpen. Het wetsvoorstel moet nu in twee dagen met stoom en kokend water door het parlement worden geloodst, met alle politieke dramatiek van dien. Wat zijn hier de overwegingen geweest? Wanneer komt er ook ruimte voor een fundamenteel debat over meer autonomie en de grenzen die een insulaire, kleinschalige economie en samenleving stelt?

De tweede vraag betreft de keuze van een regeringscommissaris. Duidelijk is dat dit een stevig persoon moet zijn, die gepokt en gemazeld is in het lokaal bestuur, met een goed gevoel voor de cultuur van het eiland, met doorzettingskracht, maar ook met communicatieve gaven. De kandidaat zal, naar wij aannemen en weten, geselecteerd zijn. Ik neem aan dat diegene morgen of overmorgen ook op het eiland geïntroduceerd wordt. Hoe zorgt in dat licht de staatssecretaris ervoor dat de hulpstructuren voor de regeringscommissaris op orde zijn? Welke bevoegdheden komen hem toe? Hoe gaat deze commissaris vanuit Europees Nederland ondersteund worden?

De derde vraag gaat over de taken van de regeringscommissaris. Mijn fractie vindt het van groot belang dat de regeringscommissaris zich met zijn staf concentreert op een snelle en zichtbare aanpak van de zo verwaarloosde overheidsvoorzieningen. Ik noemde ze net al even. Daar zal het verschil moeten worden gemaakt om ook de bevolking aan zijn zijde te krijgen. Ziet de staatssecretaris dit ook zo? Wordt deze aanpak met de Eerste en Tweede Kamer gedeeld? Over welk budget zal de regeringscommissaris kunnen beschikken?

Mijn fractie vraagt in dit licht met klem om het veel te lang lopende debat over het bestaansminimum op de BES-eilanden nu snel te beslechten. Er is meerdere malen uitvoerig in dit huis over gesproken. Over de noodzaak ervan bestaat brede consensus. Het was het vorige kabinet niet gegeven om op dit punt een knoop door te hakken, maar we moeten nu alles op alles zetten om verdere marginalisering van toch al kwetsbare groepen te voorkomen, op Sint-Eustatius, maar ook op Bonaire en Saba. De regierol van het ministerie van BZK en de staatssecretaris mag veel scherper en moet doortastender. De commissie-Spies wees hier ook al op. Graag een reactie op dit punt van het bestaansminimum en de normen.

De vierde vraag betreft de duur van de bestuurlijke ingreep. Op basis van welke operationele criteria gaat de staatssecretaris bepalen of en wanneer de regeringscommissaris de klus geklaard heeft? Wanneer komt het einde van dit toch ongebruikelijke traject in zicht? Het trainen van een nieuwe generatie bestuurders kan bijvoorbeeld veel tijd benemen, zeker als deze bestuurders voortkomen uit de eigen gelederen van Sint-Eustatius. Een professionaliseringsdeficit is niet een-twee-drie weggewerkt. Ook een politieke cultuuromslag — en ook daarover spreken we — vergt veel tijd.

Voorzitter. De vijfde en laatste vraag richt zich op misschien wel het belangrijkste onderwerp: hoe gaat het kabinet de bestuurlijke ingreep met de bevolking van Sint-Eustatius communiceren? Hoe wordt het vertrouwen gewonnen? Er breekt nu een turbulente tijd aan in een snel ontvlambare situatie, waarin antikoloniale gevoelens en verzet ongetwijfeld naar boven zullen komen en waarin groepen positie zullen kiezen en navenant zullen handelen, binnen en misschien ook wel buiten de grenzen die de wet stelt. De reacties van vandaag en gisteren van gedeputeerden en leden van de eilandraad zijn wat dat betreft niet mis te verstaan. Ik vraag de staatssecretaris: hoe komen we van manhaftig optreden naar een constructieve fase?

Dan een laatste punt. Mijn fractie onderstreept het belang van de te vormen maatschappelijke raad van advies die de regeringscommissaris zal bijstaan, en geeft de staatssecretaris mee om daar vooral ook de lokale kerken bij te betrekken. Zij vormen immers het cement en het sociaal kapitaal van het eiland.

Voorzitter. Ik sluit af. Mijn fractie betreurt het zeer dat deze radicale bestuurlijke ingreep noodzakelijk is, maar deze is helaas onvermijdelijk. De bevolking van Sint-Eustatius verdient zo veel beter. We wensen de staatssecretaris veel wijsheid en sterkte in de komende dagen.

Ik dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Ik geef het woord aan de heer Ganzevoort.