Plenair Strik bij voortzetting behandeling Verplichte geestelijke gezondheidszorg



Verslag van de vergadering van 16 januari 2018 (2017/2018 nr. 15)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.57 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Dank voorzitter. Ik wil graag mijn dank uitspreken aan alle drie de bewindslieden voor de beantwoording. Met name de bewindslieden van Volksgezondheid hebben heel expliciet gesteld dat dwang het ultimum remedium is. Dat is geruststellend voor ons. Zij hebben ook duidelijk gemaakt dat dit niet alleen voor de wetgeving geldt, maar ook voor de lagere regelgeving en ook voor de uitvoeringspraktijk. Ik weet zeker dat wij als Kamer de bewindslieden daaraan zullen houden en er nu op vertrouwen dat dit het leidend principe is bij de invoering in de praktijk. Ik ga er dus van uit dat met het veld goede afspraken worden gemaakt over de afbouw en het zo veel mogelijk beperken van de dwang. Ik ga er ook van uit dat het veld dan zal zeggen dat dit betekent dat het daartoe in staat moet worden gesteld met voldoende voorzieningen en met voldoende capaciteit en scholing. Ik hoop op een vruchtbaar overleg waarin beide partijen tot goede afspraken komen.

Ik heb inderdaad nog wat antwoorden tegoed. Dit geldt met name met betrekking tot wat is toegezegd over de vraag over het onthouden van onmiddellijke toegang tot de rechter bij de toepassing van dwang buiten opnamesituaties. Het gaat natuurlijk over de vraag of dit verantwoord is gelet op artikel 5 EVRM, maar ik heb ook aangegeven dat het ook een gek onderscheid is met de andere dwangsituaties waar bijvoorbeeld opname wel aan de orde is of je het hebt over verplichte geestelijke gezondheidszorg. Dan is het gek dat je dit onderscheid maakt terwijl je juist de locatie loslaat en de persoon vooropstelt. Waarom dan dat onderscheid en hoe is dat mensenrechtelijk uit te leggen en verantwoord te maken?

Dan het punt van uitsluiting van hoger beroep. Ik had verwacht dat de minister voor Rechtsbescherming daarover zou gaan, maar dat blijkt toch bij de minister van VWS te liggen. Graag geef ik de minister of de staatssecretaris mee om in te gaan op de argumenten die de regering zelf steeds heeft genoemd voor het belang van hoger beroep in deze situaties. Het gaat om beperking van vrijheidsrechten en aantasting van lichamelijke integriteit. De aard en de duur van de zorgmachtiging maken ook dat het zich bij uitstek leent voor een mogelijkheid voor hoger beroep. Cassatie is natuurlijk veel beperkter, omdat dat een procedurele toetsing is en je daarin niet toekomt aan de vraag of de inhoudelijke afweging goed is gemaakt. Dus graag ook daar een antwoord op. Ik zou willen dat ook in het vervolg de minister voor Rechtsbescherming daar vanuit zijn coördinerende verantwoordelijkheid op let.

Ten aanzien van rechtsbijstand gaf de minister voor Rechtsbescherming aan wel een verantwoordelijkheid te zien. Hij zei dat dat onderdeel is van een algemener vraagstuk. Door de commissie-Van der Meer wordt dit natuurlijk in zijn geheel bekeken. Ik wil de minister erop wijzen dat het hier gaat om de meest precaire situaties. Er wordt dwang uitgeoefend, dus er worden vrijheidsrechten ingeperkt, door de overheid ten aanzien van de meest kwetsbare groep burgers die we hebben en die kunnen zich daar niet zelfstandig tegen verweren. Er moet dus voldoende aandacht daarvoor zijn. Ik wil beide bewindslieden vragen om ook bij de evaluatie de vraag te betrekken in hoeverre de rechtsbescherming van de patiënten voldoende is geregeld en dus te kijken hoe de uitsluiting van de mogelijkheid tot hoger beroep uitpakt en of de rechtsbijstand de rechtspositie voldoende sterk maakt.

Dan kom ik bij de weigerobservandi. Ik moet met een aantal collega's constateren dat er kennelijk toch weinig aandacht is of lijkt te zijn voor het principiële punt van het openbreken van het medisch beroepsgeheim. Het gaat snel over het veilig maken van de samenleving. Ja, dat willen we allemaal. Laat ons dat duidelijk stellen hier. Dat is voor iedereen hier een prioriteit. Het gaat erom of de implicaties van deze methode om dat voor elkaar te krijgen goed doordacht zijn en of het echt noodzakelijk is om het op deze manier te doen. Is dat proportioneel? Dat maakt natuurlijk heel veel uit voor de uiteindelijke toets aan de grondrechten die we hebben. Als er andere mogelijkheden zijn, zou deze weg afgesloten moeten worden. Ik krijg daar graag toch een duidelijkere reactie op.

Ik zie het niet als twee regelingen die elkaar aanvullen. Het is toch kiezen voor het ene model of voor het andere. Als dat anders is, zou ik graag een reactie van de minister willen op hoe hij dat voor zich zou zien. Het is eigenlijk ook een beetje gek, moet ik zeggen, als je de parlementaire geschiedenis bekijkt. In 2012 waren er ook al in de Tweede Kamer heel veel bezwaren tegen. Er werd ook gezegd: ga nou eens alternatieven ontwikkelen. Hier leek dit een aantal jaren geleden nadrukkelijk het grote breekpunt te zijn. Het is gek dat we daar nu niet zo veel verder mee zijn gekomen en dat we nu van de autoriteit een alternatief model aangereikt moeten krijgen. Oké, dat is nu zo. Maar laten we gebruikmaken van voortschrijdend inzicht en dat ook daadwerkelijk goed bestuderen. Ik wil daarbij ook de toezegging van de minister dat wij voor 1 oktober die uitgebreide notitie krijgen, waarbij inderdaad het onderzoek van het WODC kan worden betrokken. Ik wil ook graag dat er bij de evaluatie wordt ingegaan op de vraag in welke situaties gebruik is gemaakt van deze regeling, wat de jurisprudentie daarover tot dan toe is en hoe de regering op dat moment aankijkt tegen deze regeling, gesteld dat de wet wordt aangenomen natuurlijk.

Dan kom ik op het laatst bij de implementatie.

De voorzitter:

Denkt u wel aan uw tijd, mevrouw Strik?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ja, ik heb nog één punt. Dat is de implementatie. De minister voor Rechtsbescherming zegt dat de Wfz wel per 1 januari 2019 kan worden ingevoerd, terwijl de andere twee een jaar later worden ingevoerd. Misschien kan hij toch wat nader ingaan op de vraag hoe dat met de samenhang tussen die wetten uitwerkt in de praktijk, omdat er natuurlijk ook voldoende reguliere ggz-plaatsen moeten zijn. Het OM gaf aan dat het nog veel implementatietijd nodig heeft. In hoeverre wordt er voldoende overlegd met het veld? Ik zou zeggen: bepaal het tijdstip op het moment dat het echt gereed is voor een zorgvuldige invoering en voor een goede samenhang met de twee andere wetten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Strik. Door de bewindslieden is een kwartier schorsing gevraagd. Is dat voldoende? Dan schors ik de vergadering tot 11.20 uur.