Plenair Van de Ven bij Algemene financiële beschouwingen en behandeling pakket Belastingplan 2018



Verslag van de vergadering van 12 december 2017 (2017/2018 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.33 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van de Ven i (VVD):

Ik hoor u niezen, voorzitter. Gezondheid!

Mevrouw de voorzitter. Ik sluit mij aan bij de welkomstgroet en de complimenten van de beide vorige sprekers en ik bedank de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor hun inzet en betrokkenheid bij het pakket Belastingplan 2018 en het wetsvoorstel voor de uitfasering van de Wet-Hillen. Ik heb maximaal 6 minuten spreektijd en ik ga dus snel door.

Het pakket Belastingplan 2018 dat Rutte II op Prinsjesdag 2017 presenteerde was naar het eigen oordeel van dat demissionaire kabinet beleidsarm. Die kwalificatie van de regering geldt naar de mening van mijn fractie overigens niet voor het voorstel in de Overige fiscale maatregelen 2018 van de mogelijke verschuldigdheid van schenkbelasting bij de totstandkoming of wijziging van huwelijksvoorwaarden. Ik kom daar zo meteen op terug.

Vanaf de publicatie van het regeerakkoord “Vertrouwen in de toekomst” van Rutte III op 10 oktober 2017 werd dat belastingpakket “gedynamiseerd” met de coalitievoorstellen over de geleidelijke uitfasering in 30 jaar van de Wet-Hillen en de afschaffing van de dividendbelasting. De inwerkingtreding van die voorstellen is beoogd vanaf 2019. Over deze twee voorstellen is al veel gezegd en geschreven; niet alleen in de pers, maar ook door de wetenschap, en in de politieke arena van de Tweede Kamer. Daar is het niet bij gebleven.

Mensen hebben zich massaal geuit over de uitfasering van Hillen met verontrusting, verwarring en verontwaardiging. De VVD heeft begrip voor deze emotie. Mijn fractie heeft zich daarom diepgaand beraden over de vraag of de regering het diepere gevoel van de bevolking over de uitfasering van het Hillen-voordeel voldoende zorgvuldig heeft ingeschat.

De VVD-fractie constateert dat de Hillen-aftrek in de hoogtijdagen en euforie van de welvaartsstaat werd ingevoerd toen het belastinggeld niet op kon. Voorafgaand aan de diepe financieel-economische crisis vanaf 2008 was Hillen een goed verdedigbare faciliteit voor vooral ouderen, maar Hillen is en blijft een faciliteit. Een nieuw kabinet, hét nieuwe kabinet kan op grond van veranderde feiten en omstandigheden tot een gewijzigd inzicht komen en dan doet de afschaffing van de Hillen-aftrek pijn. Alles afwegende is mijn fractie van oordeel dat de overgangstermijn van 30 jaar voor de uitfasering van Hillen vanaf 2019 passend en geboden is. Daarmee is het voorstel tot geleidelijke uitfasering van Hillen voor mijn fractie aanvaardbaar. De VVD-fractie zal de termijn van de uitfasering over een periode van 30 jaar nauwlettend in de gaten houden.

Mevrouw de voorzitter. Ik zou nog ingaan op het mogelijk verschuldigd worden van schenkbelasting bij het aangaan of wijzigen van huwelijksvoorwaarden. Op grond van een amendement-Omtzigt is dit voorstel van het demissionaire kabinet-Rutte II in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2018 vervallen. Mijn fractie verzocht de regering om een toelichting op de toetsingscriteria die dat demissionaire kabinet had aangelegd om te concluderen dat niet sprake was van een eigenstandig wetsvoorstel. De regering heeft in dit verband gereageerd met een verwijzing naar de brief van 20 juli 2011 van de toenmalig staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over Verzamelwetgeving. Het antwoord is niet geheel bevredigend. Die brief is toentertijd door de regering naar aanleiding van een toezegging aan de Eerste Kamer geschreven, juist vanwege het dilemma voor dit huis indien in één wetsvoorstel voorstellen van verschillende aard worden bijeengebracht. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 17 november 2015 heeft deze Kamer een motie van oud-senator Hoekstra over dit onderwerp aangenomen, na een eerdere motie over deze aangelegenheid van het lid Boorsma in 1993. De VVD vraagt concreet of de minister kan bevestigen dat ex post beoordeeld het toetsingscriterium “omstredenheid” in de brief uit 2011 niet, althans niet voldoende is gewogen bij het voorstel over de schenkbelasting. Vanwege het Kamerbreed aangenomen amendement van Omtzigt is inmiddels toch duidelijk dat sprake is van een omstreden voorstel. De VVD-fractie verzoekt de minister van Financiën om een reactie of het ministerie van Financiën meer discipline kan betrachten om niet zozeer naar de letter van de brief uit 2011 over Verzamelwetgeving, maar meer naar het doel en strekking van de motie-Hoekstra invulling te geven aan eigenstandige wetgeving op grond van separate wetsvoorstellen.

De VVD-fractie vraagt de regering om het aangekondigde besluit over het mogelijk verschuldigd worden van schenkbelasting bij het aangaan van of tijdens huwelijk, voorafgaand aan de aangekondigde publicatie, voor te leggen aan de Eerste Kamer.

Mevrouw de voorzitter. De VVD-fractie ontvangt nog graag een reactie op de volgende vragen in het verslag van de Eerste Kamer waarvan de beantwoording nog openstaat:

1. Zijn tariefwijzigingen en schijflengtewijzigingen die betrekking hebben op latere jaren dan het komende jaar waarvoor een Belastingplan wordt opgesteld, überhaupt wenselijk? 2. Wenst de regering het verzoek van de VVD-fractie te honoreren om in de toekomst over het tijdpad van iedere systeemwijziging te worden geïnformeerd en wel uiterlijk twaalf maanden voor een beoogde inwerkingtreding van een systeemwijziging? 3. Kwalificeren in hun eigen land vrijgestelde pensioenfondsen als “inwoner” voor de nieuwe inhoudingsvrijstelling? 4. Hoe is de regering voornemens het uitvoeringsbeleid van de Belastingdienst op het stuk van de vrijstelling van dividendbelasting voor niet in Nederland gevestigde pensioenfondsen te continueren? Tot slot. Heeft de regering de ambitie om in Nederland een aantrekkelijke vestigingslocatie te bieden voor het beheer van buitenlandse pensioenfondsen?

Mevrouw de voorzitter. Ik rond de inbreng in eerste termijn van de VVD af mede namens mijn collega De Grave. Mijn fractie ziet met belangstelling uit naar de beantwoording van haar vragen door de regering.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van de Ven. Ik geef het woord aan de heer Van Apeldoorn.