Plenair Strik bij behandeling Termijnen verlening Nederlanderschap



Verslag van de vergadering van 26 september 2017 (2017/2018 nr. 1)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 15.18 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik spreek deze bijdrage ook uit namens de Partij voor de Dieren.

Voorzitter. Het zou zomaar kunnen dat we vandaag voor het laatst met de heer Dijkhoff debatteren in zijn hoedanigheid van staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Misschien is het voor hem wel een opluchting om op de valreep van deze kabinetsperiode een wetsvoorstel te behandelen dat zijn partij zo na aan het hart ligt. De verlenging van de naturalisatietermijn is immers een product van een politieke voorkeur, en voorkeur gepaard met willekeur is een gevaarlijke mix. Het is daarom de taak van de senaat om de ratio van het voorstel te beoordelen en te toetsen aan nut en noodzaak, aan de effecten en aan onze juridische verplichtingen.

Het kabinet zelf komt bij zijn onderbouwing niet veel verder dan "een gevoelen" — het is al vaker gememoreerd — dat de termijn van zeven jaar gepaster is dan vijf jaar. Het noemt zelf de gekozen termijn om die reden dan ook terecht arbitrair. Het is tamelijk lichtzinnig, volgens onze fractie, om de vijfjarige naturalisatietermijn die al sinds 1892 in de wet is opgenomen, zonder verregaande duidelijke noodzaak te wijzigen. Het argument dat de regering noemt, is immers even arbitrair te noemen. De regering noemt de factor tijd, die een positieve invloed zou hebben op de participatie en integratie; de heer Nagel gaf dit al aan. Je zou inderdaad kunnen redeneren dat hoe langer iemand hier woont, hoe groter de kans is dat deze persoon participeert in de samenleving. Maar na 25 jaar is die kans misschien nog wel groter, dus dit argument alleen is niet echt steekhoudend. Waar het om gaat, is het volgende. Zijn er op dit moment serieuze participatieproblemen van Nederlanders als gevolg van de vijfjarige naturalisatietermijn? Is die te kort gebleken uit evaluaties of uit andere gegevens? Dat lijkt onze fractie toch een minimale voorwaarde om een bestendige en bewezen praktijk onderuit te halen.

Al decennialang gaat het Nederlandse naturalisatiebeleid uit van de gedachte dat het onwenselijk is dat de samenleving grote groepen vreemdelingen telt die hier op permanente basis wonen, maar niet volwaardig kunnen participeren. Mevrouw Oomen verwees ook al naar het citaat van de heer Hirsch Ballin. Hij gaf dat ook aan: "Als mensen langdurig deel uitmaken van een samenleving, maar desalniettemin juridisch nog worden uitgesloten, dan schort er iets aan die samenleving. Dan wordt er niet voldoende gebruikgemaakt van de wederkerigheid van het menselijk samenleven, van wat die anderen kunnen inbrengen". Dat dit uitgangspunt breed werd gedeeld, bleek ook uit de consistente lijn van opvolgende regeringen, die met name door bewindslieden van CDA- en VVD-huize werd uitgevoerd en bewaakt.

Het huidige beleid gaat dus uit van het ervaringsgegeven dat het faciliteren van participatie ook zal leiden tot een betere integratie en participatie, en dat iedereen daarbij gebaat is, zowel de samenleving als de individuele migrant. Naturalisatie is een moment in een langlopend integratieproces, dat de integratie van migranten verder faciliteert en daarmee de algehele integratie verder brengt. Maar dit kabinet beschouwt naturalisatie kennelijk als een beloning voor een volledig afgelegd traject en legt daarmee meteen de verantwoordelijkheid voor dat succesvolle proces uitsluitend bij de migrant. Ziet mijn fractie dit juist? En als dat zo is, waarom is het eerdergenoemde doel van het naturalisatiebeleid losgelaten? En is het niet merkwaardig om onder het mom van een gebrekkige participatie migranten de mogelijkheid te onthouden om volwaardig te participeren?

De tweezijdigheid van een integratiebeleid waarbij overheid en migrant zich inspannen voor integratie, heeft de afgelopen jaren toch al flinke deuken opgelopen met de privatisering in het inburgeringsonderwijs, de sancties en een expliciet adagium van "eigen verantwoordelijkheid". Maar toch, de Common basic principles for Immigrant Integration Policy in the European Union, die onder leiding van toenmalig minister Verdonk zijn vastgesteld in 2004, openen met de erkenning dat integratie een two-way process is, waarbij de samenleving de volle economische, sociale, culturele en politieke participatie van migranten moet faciliteren. Erkent de regering dat naturalisatie bij uitstek een overheidsinstrument is om die volwaardige participatie te stimuleren? En, zo ja, waarom is zij dan van plan om dat instrument vertraagd te gaan inzetten, en zo migranten langer de mogelijkheid te onthouden om volwaardig te participeren?

Het burgerschap vormt immers de sleutel voor politieke participatie op landelijk niveau, voor het verwerven van een eigen woning of voor financiering van een eigen bedrijf. Ook versterkt het Nederlanderschap toch nog steeds de positie op de arbeidsmarkt. Hoe sneller de naturalisatie, hoe beter die positie op de arbeidsmarkt is. Dit zijn allemaal zaken die de integratie bevorderen. Waarom ontneemt de regering zichzelf en migranten de kans om op die manier de integratie te vergemakkelijken? Eigenlijk is de vraag van mijn fractie: welke meerwaarde van naturalisatie ziet de staatssecretaris eigenlijk voor de Nederlandse samenleving? Ziet hij het alleen maar als een cadeau of beloning voor de individuele migrant of als een recht voor die migrant, of ziet hij het ook als een beleidsinstrument dat de hele samenleving ten goede komt?

De verlenging van de termijn laat zich ook moeilijk rijmen met de termijnen voor de inburgering. Migranten zijn al verplicht om binnen drie jaar na toelating het inburgeringsexamen te halen, en voor niet-inburgeringsplichtigen geldt dit examen al na vijf jaar voor de verkrijging van een vergunning voor onbepaalde duur. Dat inburgeringsexamen is juist de afgelopen tijd uitgebreid met een onderdeel oriëntatie op de arbeidsmarkt en met de participatieverklaring. Dit voorliggend voorstel wekt daarom de indruk dat het kabinet zelf niet helemaal gelooft in het effect van deze verplichtingen, want waarom zouden migranten anders alsnog twee jaar extra moeten krijgen voordat ze aan de naturalisatie kunnen gaan beginnen?

Voor derdelanders die geen vergunning voor onbepaalde tijd aanvragen en in elk geval voor EU-burgers betekent de wijziging bovendien dat zij pas twee jaar later met een inburgeringsplicht worden geconfronteerd. Hun verblijfsrecht hangt immers helemaal niet af van inburgeringseisen. Het aantal EU-burgers vormt het grootste aandeel vreemdelingen in ons land. Gaan we ons dus juist niet in de vingers snijden met de verlengde termijn? Ik heb geen adequaat antwoord van de staatssecretaris gekregen en geef hem daarom nogmaals de kans.

Voorzitter. Verder stapt de regering wel erg gemakkelijk over de kritiek heen dat Nederland als partij bij het Vluchtelingenverdrag verplicht is om naturalisatie van vluchtelingen te faciliteren. Bijna al mijn collega's hebben dit punt met veel zorgen naar voren gebracht. De eigen verantwoordelijkheid voor de inburgering valt vluchtelingen op dit moment al zwaar, zo blijkt uit de evaluatie van de Rekenkamer. De verlenging van de termijn verhoogt de drempel dus nog eens. De regering zegt geen reden te zien om een uitzondering te maken voor vluchtelingen. Maar erkent de staatssecretaris niet dat juist vanwege het gedwongen karakter van hun migratie verblijfszekerheid voor hen extra belangrijk is? Dat is precies de reden waarom Nederland het Vluchtelingenverdrag heeft geratificeerd. Een kortere termijn voor hen zou ook aansluiten bij de ratio die we hanteren bij de korte termijn voor naturalisatie van staatlozen. Ook voor hen geldt dat ze zich niet tot een andere staat kunnen wenden. Dus toch graag een nadere onderbouwing: waarom ziet de regering af van het behoud van vijf jaar voor de vluchtelingen? Staat deze verlenging niet haaks op het beginsel van verdragstrouw? Dat is een zwaar woord, het niet-naleven van de verdragsverplichtingen, verdragstrouw, maar als ik kijk naar alle stappen die het vluchtelingen juist moeilijker maken om te naturaliseren, terwijl het verdrag verplicht tot het vergemakkelijken en bespoedigen, vraag ik mij toch af of we niet het doel aan het ondermijnen zijn.

Voorzitter. De regering slaat alle adviezen in de wind om de huidige termijn te behouden, van de Raad van State, de ACVZ, de VNG en academische experts. Zij allen betogen dat het voorstel de integratie juist zal beschadigen in plaats van bevorderen. Moet de regering dan niet beter beslagen ten ijs komen dan met alleen een verwijzing naar het regeerakkoord en het uitspreken van een gevoelen? Tenminste, als het haar te doen is om een betere integratie?

Een ander onderdeel van het wetsvoorstel is de afschaffing van de mogelijkheid voor gehuwde partners van Nederlanders om na drie jaar te naturaliseren als ze samen in het buitenland wonen. Het argument van gelijkstelling naar de ongunstiger regels voor ongehuwde partners overtuigt niet, want het verklaart niet waarom zij niet zijn gelijkgesteld op het niveau van de echtgenoten. De consequenties zijn echter wel groot, omdat Nederlanders niet langer direct samen met hun echtgenoot kunnen terugverhuizen naar Nederland na een verblijf in het buitenland. Dit leidt tot pijnlijke en onnodig lange scheidingen, waarbij ook Nederlandse kinderen kunnen zijn betrokken. Die Nederlander en zijn of haar echtgenoot zullen voortaan immers eerst aan de toelatingsvoorwaarden voor gezinshereniging moeten voldoen. Het is al eerder genoemd: inburgering, inkomen, leeftijdseis, leges. Maar met name de eis dat er een duurzaam inkomen moet zijn, wat inhoudt een jaarcontract of al een jaar arbeidsverleden, is erg moeilijk als je de arbeidsmarkt net betreedt vanuit het buitenland.

De staatssecretaris heeft toegezegd elke zaak van expats individueel te beoordelen, maar ook dat levert natuurlijk heel veel onzekerheid op. In elk geval betekent het een lange scheiding, want de uitkomst is ongewis en de behandeling van de aanvraag moet door de echtgenoot in het buitenland worden afgewacht. Als de IND in eerste instantie weigert, betekenen bezwaar en beroep dat je zo een jaar lang gescheiden woont. En het Nederlandse kind mag dan in principe mee naar Nederland, maar wat als de verzorgende moeder of vader de buitenlander is? Al deze perikelen die nu al te voorzien zijn, roepen vooral ook hierbij de vraag op waarom deze wijziging nodig is. Maar ook op dit punt hult de regering zich in stilzwijgen.

Voorzitter. Tot slot verlaagt het wetsvoorstel de leeftijdsgrens van 16 naar 12 jaar voor het weigeren van het Nederlanderschap bij een ernstig vermoeden van gevaar voor openbare orde, goede zeden of de veiligheid van het Koninkrijk. In de memorie van toelichting noemt de regering als reden dat ook vreemdelingen van 12 tot 15 jaar soms ernstige misdrijven plegen. Als het alleen om die grond gaat, zo vraag ik de staatssecretaris, zou het toch logisch zijn om een strafrechtelijke veroordeling als voorwaarde te stellen? Dan zou immers ook de leeftijd door de strafrechter al zijn meegewogen bij een eventuele schuldigverklaring. Maar het voorstel is nu veel ruimer dan dat. Is het inderdaad denkbaar en te verwachten dat er zelfs zonder strafrechtelijke vervolging tot weigering van naturalisatie bij minderjarigen wordt overgegaan? Graag toch een meer precieze en concrete uitleg in welke situaties de staatssecretaris deze optie wil gaan toepassen en hoe daarbij de belangen van het kind voorop zullen staan, zoals het Kinderrechtenverdrag bepaalt. Mij schiet niet een-twee-drie een voorbeeld te binnen waarbij een dergelijke weigering het belang van het kind zou dienen, zeker niet als de rest van het gezin het Nederlanderschap verkrijgt. Graag dus een nadere toelichting.

Voorzitter. Dit wetsvoorstel past helaas in een reeks van wetsvoorstellen die een negatieve boodschap uitzendt aan en over in Nederland langdurig gevestigde migranten. Het creëert immers een beeld dat migranten na vijf jaar nog niet voldoende zijn geïntegreerd. En het bepaalt dat migranten die hun toekomst hier hebben liggen en hier geworteld zijn, migranten die zich hier erbij voelen horen, nog langer in de wachtstand zitten voordat ze er echt helemaal bij horen, voordat we hen het Nederlands burgerschap toevertrouwen. In weerwil van de formele bedoelingen, zal de boodschap juist een negatief effect hebben op de integratie, en zal het wij-zijgevoel versterkt worden. Het past helaas in een tijdsgewricht waarin enkele politieke leiders Nederlanders steeds nadrukkelijk tegenover immigranten plaatsen, door de laatsten te framen als een bedreiging. Als dan tegelijkertijd immigranten ervan worden afgehouden om Nederlander te worden, zijn we de polarisatie weer een stukje dichter genaderd. Als de Eerste Kamer dit voorstel al aanneemt op de drempel van een nieuw kabinet, dan vreest mijn fractie dat ratio, ruimhartigheid en ondersteuning in het integratiedebat ook in de komende periode niet zullen terugkeren. Maar we blijven voorlopig nog wel optimistisch en kijken uit naar de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Strik. Ik geef het woord aan de heer Knip.