Plenair Strik bij behandeling Rechten van slachtoffers van strafbare feiten



Verslag van de vergadering van 21 februari 2017 (2016/2017 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Voorzitter. In artikel 9 van de richtlijn die we nu bespreken, wordt een verplichting opgelegd aan lidstaten om een toevluchtsoord te borgen voor slachtoffers die wegens een dreigend risico van victimisatie een veilige schuilplaats nodig hebben. Ik heb met de minister van gedachten gewisseld over de vraag of in de Wmo hiervoor een wettelijk vastgelegde toegang moet worden geregeld. De minister meent van niet. Hij zegt dat het ook niet nodig is en dat we dit wel regelen bij AMvB. Daarover blijven we van mening verschillen. Het is alsnog des te belangrijker om te bekijken of een en ander daadwerkelijk wordt gewaarborgd. Ik denk dat we op dat punt ook niet dichter bij elkaar zullen komen.

De minister maakt een heel duidelijk onderscheid tussen slachtoffers van huiselijk geweld en andere slachtoffers. Slachtoffers van huiselijk geweld hebben volgens hem toegang tot maatschappelijke opvang. Hij gaat onderzoeken waar de knelpunten zitten en vervolgens gaat hij oplossingen bedenken voor die knelpunten, zodat een en ander geborgd is. Daar zijn we natuurlijk heel blij mee. Mijn fractie kan echter niet begrijpen dat de minister zo laconiek is over de andere slachtoffers van misdrijven. In de richtlijn wordt geen onderscheid gemaakt tussen slachtoffers, als het maar om slachtoffers van misdrijven gaat.

In de richtlijn staat duidelijk dat het gelijkheidsbeginsel in acht moet worden genomen. Rechtmatig verblijvenden moeten dus hetzelfde behandeld worden als onrechtmatig verblijvenden. Daarin gaat de minister niet mee. De minister voert het niet op die manier uit. Hij zegt namelijk dat er nadere voorwaarden mogen worden gesteld aan ongedocumenteerde slachtoffers. Hij zegt namelijk: tenslotte blijven ze ook ongedocumenteerd. Hoe kan hij dit in overeenstemming brengen met het gelijkheidsbeginsel? Er mag geen onderscheid gemaakt worden naar verblijfsstatus, maar de minister doet dat wel. Hoe moet ik dit anders interpreteren?

Daarnaast blijft mijn fractie er bezorgd over of het nuttige effect van de richtlijn niet wordt aangetast. Het zou namelijk zomaar kunnen dat het slachtoffer niet kan voldoen aan de voorwaarden, of onvoldoende kan duidelijk maken dat hij niet kan voldoen aan de voorwaarden. Ook op dit punt behandelt de minister de slachtoffers niet op een andere manier dan andere ongedocumenteerden. Wij zijn dus bang dat de naleving van de richtlijn hiermee in gevaar komt. Daarom vraag ik de minister of hij bereid is om de mogelijke knelpunten in de praktijk in kaart te brengen en ons daarover in te lichten. De minister zegt dat we geen quasirechtmatig verblijf moeten creëren. Daar gaat het ook helemaal niet om. Het blijft onrechtmatig verblijf, maar het is heel goed mogelijk dat niet duidelijk wordt of iemand niet meewerkt, of dat iemand vanwege trauma's of de situatie niet meewerkt. Dan is er echter op grond van de richtlijn nog altijd de plicht om voldoende opvang en hulpverlening te bieden.

Enerzijds heb ik dus een vraag over het gelijkheidsbeginsel. Anderzijds vraag ik in hoeverre de vrijheidsbeperkende locatie voldoende sensibel is om rekening te houden met slachtoffers. Volgens mij is die daar helemaal niet voor ingericht. Ik vraag de minister ook nadrukkelijk op welke wijze hij denkt te waarborgen dat alle zorg die de slachtoffers nodig hebben, daadwerkelijk wordt geboden in de vrijheidsbeperkende locatie, op hetzelfde niveau als de zorg die Nederlanders, rechtmatig verblijvenden, krijgen. Dat heb ik de minister nog niet horen zeggen. Is de minister bereid om deze zorgen mee te nemen en om te onderzoeken in hoeverre wij gaan voldoen aan deze richtlijn?