Plenair Verheijen bij behandeling Wijziging Mijnbouwwet



Verslag van de vergadering van 20 december 2016 (2016/2017 nr. 13)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 11.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Verheijen i (PvdA):

Voorzitter. De PvdA staat voor een veilige en open samenleving, ook vandaag. Dat betekent dat zekerheid, zeggenschap en vertrouwen essentiële waarden vormen waaraan wij het regeringsbeleid toetsen. Dat geldt dus ook voor het dossier "Groningen" dat wij vandaag bespreken. Wij zijn ons bewust van de belangrijke bijdrage die met de gasbaten — in totaal zo'n 265 miljard euro — in de afgelopen 50 jaar beschikbaar zijn gekomen voor de economische ontwikkeling van Nederland.

Daarbij is tot 2014 verzuimd voldoende aandacht te geven aan het veiligheidsbelang en aan compensatie voor de maatschappelijke en persoonlijke schade die men in Groningen heeft ondervonden. De Tweede Kamer heeft in de afgelopen jaren reeds zeer indringend met de regering van gedachten gewisseld over de schadeproblematiek die het gevolg is van de jarenlange gaswinning en inmiddels zijn er diverse maatregelen genomen om het gebrek aan veiligheid, de gevoelens van onzekerheid en het tekort aan zeggenschap dat de Groningers ervaren hebben, te erkennen en daarom middelen beschikbaar te stellen voor herstel en verbetering van de leefomgeving en die bijdragen aan een duurzame toekomst. De vraag is of wij vandaag als Eerste Kamer de basis voor vertrouwen tussen Groningers en de Haagse politiek verder kunnen versterken. De novelle met betrekking tot de omgekeerde bewijslast die de kern van de Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen bevat, is op basis van amendering door de Tweede Kamer met algemene stemmen aanvaard. Ook wij geven graag onze steun aan dit resultaat en hopen dat dit inderdaad gaat bijdragen aan een snellere en meer tot tevredenheid stemmende afhandeling van schadeprocedures. Met dit bewijsvermoeden wordt een wijziging in aansprakelijkheidstelling in Nederland bereikt die ongetwijfeld tot vernieuwing van jurisprudentie aanleiding zal geven en, naar we hopen, ook tot meer zekerheid. In deze benadering is rekening gehouden met de adviezen van de Raad van State ten aanzien van de beperkingen van deze omgekeerde bewijslast in relatie tot het Groningerveld. Fysieke schade staat daarin centraal, immateriële schade nog niet. En dit is actueel omdat er op dit moment nog zaken onder de rechter zijn. Dit zal dan ook zeker aanleiding geven voor verder debat en ook, zo hopen wij, voor een integrale benadering van de negatieve schade, materieel en immaterieel, die hierbij aan de orde is.

In het debat heeft de minister zijn eerdere voornemen om een "effectgebied" vast te stellen losgelaten, onder meer omdat een voldoende wetenschappelijke basis vooralsnog ontbrak om dit onderbouwd en overtuigend te motiveren. Veronderstelt de minister dat, gelet op de kennis van nu en het voornemen om een kennisprogramma voor de lange termijn te ontwikkelen, een dergelijk effectgebied wel over een aantal jaren kan worden bepaald? En, vragen wij hem, is deze optie ook onderdeel van de taakopdracht van de TCBB?

De huidige situatie met betrekking tot de schadeafhandeling is nog sterk in ontwikkeling. Dat geldt voor de aantallen — zo'n 75.000 meldingen in dit najaar waarvan zo'n ruim 60.000 beschikt — de financiële omvang met ruim 400 miljoen reeds verplicht en de regelingen, de governance, van de schadetoekenning. Ondanks de inzet van het Centrum Veilig Wonen, de Nationale Coördinator Groningen, de schadeprotocollen, de Onafhankelijke Arbiters, het loket mijnbouwschade bij het RVO, et cetera zijn de klachten over de wijze van optreden van schade-inspecteurs en procedures niet van de lucht. Ook de Onafhankelijk Raadsman Gaswinning, de heer Klaassen, verwees hier nadrukkelijk naar in zijn halfjaarbericht van 24 oktober jl. Hij constateerde een structureel gebrek aan vertrouwen bij de Groningers in het optreden van het CVW en de NAM.

Wij hebben in onze schriftelijke vragen aangedrongen op helderheid met betrekking tot de rol van de Nationale Coördinator Groningen in relatie tot de schade-afhandeling. De regering antwoordde in de nadere memorie van antwoord mede naar aanleiding van soortgelijke vragen uit de Tweede Kamer dat de minister "op korte termijn zou komen met voorstellen om de publieke regie op het afhandelen van schade en de versterkingsopgave te verbeteren en de NCG hiertoe sterker te positioneren." Vandaag, 20 december, moeten wij constateren dat de minister klaarblijkelijk nog steeds geen reactie op deze vragen heeft gegeven, hoewel is toegezegd dat het kabinet deze nog dit jaar zou bespreken. Kan de minister opheldering geven en de vraag vandaag beantwoorden in welke mate hij de NCG doorzettingsmacht gaat geven ten opzichte van het CVW en de NAM in de schade-afhandeling? Afhankelijk van het antwoord overwegen wij een motie over dit onderwerp in te dienen.

Ook met betrekking tot herziening van het gasgebouw en de positie van de rijksoverheid in relatie tot de exploitanten, heeft de minister toegezegd met verbeteringsvoorstellen te komen. Deze zullen, lezen wij, geen andere positionering ten gevolg hebben voor de rijksinspectie, het SodM, ten opzichte van het ministerie van EZ. In de beantwoording van de vraag of het niet voor de hand ligt het SodM om te vormen tot een zbo, verwijst de minister naar voorlichting van de Raad van State. Die beklemtoont dat soortgelijke toezichthoudende instellingen tot zbo zijn omgevormd omdat dit gevraagd werd vanuit Europees recht of dat de rijksoverheid zelf als marktpartij optreedt. Gelet op de ondoorzichtige positie van Energiebeheer Nederland, voor 100% een dochter van de Staat en voor 40% aandeelhouder in GasTerra binnen het zogenaamde gasgebouw, vragen wij ons af of deze uitzonderingspositie hier ook niet van toepassing is en dat dit alsnog, in lijn met de voorstellen die de Onderzoeksraad Voor Veiligheid in het voorjaar van 2015 heeft gedaan, aanleiding geeft om de positie van de inspectie te betrekken bij de heroverwegingen die de minister op dit moment bezighouden.

Wil de minister hier zijn visie geven op de noodzakelijke verdere scheiding van verantwoordelijkheden van de rijksoverheid als vergunningverlener, het bevoegd gezag voor het winningsplan, de opdrachtgever/toezichthouder via de rijksinspectie en als eigenaar van aandeelhoudersposities binnen het gasgebouw? Op welke wijze zal hij hier zorgen voor een betere balans tussen het veiligheidsbelang, de gaswinning en het financiële belang?

De PvdA ziet de energietransitie als een van de grootste opgaven van de 21ste eeuw, juist ook in Groningen, waar de afgelopen 50 jaar de baten en lasten van de fossiele economie zo nadrukkelijk sporen achterlaten. Het is goed dat er in de herstel- en versterkingsopgave in de regio niet alleen wordt geïnvesteerd in compensatie, maar ook in de toekomst. Uit de begroting van het ministerie van EZ voor 2017 blijkt dat naast de 1,1 miljard die de NAM beschikbaar stelt, het Rijk uit de opbrengst van de gasbaten op verschillende onderwerpen zo'n 334 miljoen beschikbaar heeft gesteld. Provincie en gemeenten steken daarnaast enige tientallen miljoenen in een nieuw economisch perspectief.

Het bestuursakkoord "Vertrouwen in herstel, herstel in vertrouwen" kent een looptijd tot medio 2018. Verlenging is niet gegarandeerd. Wij missen vooralsnog, ondanks de goede basis die gelegd is door de commissie-Meijer en dit bestuursakkoord, een langetermijnperspectief. Een afsprakenstelsel dat, naast de aandacht voor veiligheid en leefbaarheid, de energietransitie en de nieuwe economische dragers in de regio kan ondersteunen en bijdraagt aan een duurzame groei van werkgelegenheid. Kan de minister aangeven op welke wijze hij de behoefte aan een langetermijnperspectief van Rijk en regio inzet maakt van zijn aanpak, in samenspraak met de verschillende partners in de regio? En is hij bereid in het voorjaar van 2017 met de regio om de tafel te gaan en voorstellen te doen aan de Groningers en de Staten-Generaal?

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de beantwoording van de gestelde vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Verheijen. Ik druk even op de stemmingsbel, zodat iedereen weet dat er een maidenspeech aankomt. Ik geef het woord aan mevrouw Klip-Martin.