Plenair Overbeek bij voortzetting behandeling Opzegging statuut VN-organisatie Industriële Ontwikkeling



Verslag van de vergadering van 19 december 2016 (2016/2017 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.48 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Overbeek i (SP):

Voorzitter. Laat ik beginnen met mijn collega's en in het bijzonder de voorzitter te bedanken voor de hartelijke woorden. Dat heeft mij bijzonder goed gedaan. Ik wil ook graag de minister bedanken voor de antwoorden. Net als de vorige spreker ben ik echter niet op alle punten al helemaal overtuigd. Ik wil dus toch nog een paar punten aan de orde stellen en ik wil graag ook nog een reactie van de minister op een paar punten waar ik expliciet naar gevraagd heb, maar waar ik toch — waarschijnlijk omdat ik niet op zat te letten — het antwoord op gemist heb. Ik zou toch graag willen dat ik in de tweede termijn die antwoorden wel krijg.

Laat ik eerst even kort die specifieke punten noemen. Ik heb de minister gevraagd naar de vermelding van UN-Habitat als precedent voor deze stap, in antwoord op de schriftelijke vragen. Ik heb de minister daarnaast heel specifiek de vraag gesteld hoe een score van 2,75 uit een maximum van 4 tot het oordeel "onvoldoende" kan leiden, en ten slotte heb ik de minister nog gevraagd naar de specifieke beoordeling van UNIDO door MOPAN, waar naar verwezen wordt in de scorekaart voor UNIDO. De antwoorden op die vragen heb ik helaas gemist.

Het kabinet heeft deze Kamer gevraagd om met spoed hierover te debatteren. Dat dit wel degelijk een spoedeisende zaak is geweest, blijkt wel uit het feit dat de minister vijf maanden heeft genomen om de Tweede Kamer te beantwoorden terwijl de Eerste Kamer binnen één dag de schriftelijke antwoorden kreeg. Haast is hier dus wel degelijk in het spel, terwijl nog steeds niet duidelijk is gemaakt waar die noodzaak tot haast nu precies uit voortkomt. Mijn fractie is in ieder geval niet overtuigd geraakt van de noodzaak tot spoed en ook niet van de noodzaak van deze stap op zich. Nederland was altijd een betrouwbare partner in het integrale VN-systeem en wat de SP betreft moet dat zo blijven. Een "snackbar-model" waarbij je naar believen luikjes opentrekt of weer dichtdoet, past daar niet bij.

Dat betekent niet dat wij van mening zijn dat het stellen van de vraag naar het functioneren van de organisaties een taboe zou moeten zijn. Natuurlijk niet. Maar het is wel zo dat er dwingende redenen moeten zijn, die voor iedereen duidelijk zijn, om deze vergaande stap — de Raad van State noemde dit overigens ook een vergaande stap — te zetten. Alleen bij bewezen wanprestatie en gebleken onwil om met de Nederlandse regering te werken aan verbetering, komt wat ons betreft opzegging in zicht. Uiteraard is er ook verantwoording van de kant van UNIDO nodig. Dat onderschrijven wij volledig. Er zijn ook zeker verbeterpunten aan te geven. Ook naar het oordeel van onze fractie kan het allemaal nog wel beter, maar nogmaals, UNIDO scoort in het eigen scorekaartsysteem van de minister geen onvoldoende. Ik krijg er dus geen vinger achter wat nu de werkelijke motivering is voor deze met spoed aan het parlement voorgelegde stap, te meer omdat UNIDO, ook naar het oordeel van de minister zelf zoals ik blijf herhalen, verbeterstappen heeft aangebracht en die ook heeft geconcretiseerd in het Medium-Term Planning Framework dat de organisatie afgelopen jaar in gang heeft gezet. Dus waarom dan toch die opzegging?

Dan wil ik nog even kort ingaan op het punt dat de minister bij herhaling heeft genoemd, en wat ook eerder in de beantwoording van de schriftelijke vragen is genoemd: wij kunnen onze middelen beter en doelmatiger en effectiever inzetten als we die naar andere organisaties sluizen. Ik was nieuw in dit dossier; ik heb me erin moeten verdiepen en daarbij is mij opgevallen dat UNIDO heel veel samenwerkt met veel van de door de minister genoemde organisaties. In veel gevallen treedt UNIDO in een soort arbeidsdelige samenwerking met andere VN-organisaties en VN-programma's op. Wij staan nu op het punt om daar wat betreft Nederland als het ware één draadje uit los te trekken en dat lijkt me niet bevorderlijk voor de samenhang van het systeem. Die andere organisaties zien bovendien wel degelijk het belang van de inbreng van UNIDO. Net als de Wereldgezondheidsorganisatie en UNEP heeft ook UNIDO een eigen specifieke inbreng in die samenwerking.

De minister kan inderdaad op basis van eigen beleidsoverwegingen zeggen dat die unieke inbreng voor het kabinet minder aansprekend is. Dat erken ik, hoewel ik het er niet mee eens ben. Maar dat is iets anders dan wat de minister gezegd heeft, namelijk dat UNIDO geen specifieke, eigenaardige inbreng in de samenwerking heeft. Bovendien wil ik op het punt dat de middelen beter besteed kunnen worden toch nog eens onderstrepen dat het hier gaat om een half promille van de begroting van de minister. Dat is niet niks, maar het is ook niet iets waar we ontzettend lang van wakker moeten liggen.

Dan wil ik nog een paar woorden zeggen over de scorekaartensystematiek zelf. Ik heb nog tijd, zie ik. Dat valt me al weer mee.

Laat ik beginnen met te zeggen dat het niet mijn bedoeling is geweest om op welke manier dan ook iets te zeggen over de ambtenaren van het ministerie. Mocht ik die indruk gewekt hebben, dan wil ik die graag wegnemen. Ik spreek de minister aan op de deugdelijkheid van het scorekaartsysteem, en ik ben ook door de toelichting van de minister daarvan niet overtuigd geraakt. Ik noem een aantal punten op grond waarvan ik denk dat er verbetering noodzakelijk is, maar ik neem namens mijn fractie in ieder geval ook het aanbod van de minister aan om in het begin van het nieuwe jaar een technische briefing bij te wonen, zodat zij meer gelegenheid heeft om ons te overtuigen van de grondigheid van dit systeem.

Wat zijn dan de problemen die ik nog wel zie? De systematiek heeft als bedoeling om al die organisaties en programma's van de VN en andere multilaterale clubs in een vergelijkende opzet te beoordelen. Als je een vergelijkbare studie maakt, heb je één meetlat nodig waarlangs al die verschillende organisaties gelegd worden en die ene meetlat zie ik niet. Als je naar de verschillende scorekaarten gaat — dat is al best een opgave op zich, omdat die op de website van de overheid bijzonder lastig terug te vinden zijn — dan zie je dat de documentatiegrondslag van die verschillende scorekaarten nogal divers is. Nergens wordt uitgelegd hoe je op basis van die diversiteit tot een doorwrocht vergelijkend oordeel over die organisaties kunt komen.

De voorzitter:

Mag ik u op uw tijd wijzen?

De heer Overbeek (SP):

Zeker, voorzitter, dank u. Ik ben bij mijn laatste punt en dan kom ik tot mijn conclusie. Ik verbaas mij over de stelling van de minister dat het niet verstandig zou zijn om de concept-scorekaarten ter becommentariëring aan de betrokken organisaties voor te leggen. Elders in de samenleving is dit een volstrekt normale gang van zaken. Ik zeg niet dat de organisaties input moeten hebben op de scorekaart, maar ze moeten wel hun commentaar daarbij kunnen leveren.

Ik rond af. De SP-fractie vraagt de minister met enige nadruk om het wetsontwerp terug te nemen. Op basis van de nu voorliggende informatie kunnen wij het wetsontwerp niet steunen.

De voorzitter:

Ik dank u wel, mijnheer Overbeek. Past u voortaan goed op de tijd? Het was 1 minuut en 15 seconden meer dan de 7,5 minuut die u als spreektijd had opgegeven. Ik zeg het maar even.

De heer Overbeek (SP):

Hebt u daar die ene minuut van afgetrokken die mij cadeau was gedaan?

De voorzitter:

Dat telt niet.