Plenair Strik bij behandeling Europees OM



Verslag van de vergadering van 6 december 2016 (2016/2017 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.50 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Voorzitter. Dit kabinet stelt al lang dat het Verdrag van Lissabon de positie van de nationale parlementen heeft versterkt. Om die positie recht te doen, moeten parlementaire procedures natuurlijk wel goed gevolgd worden. Daarbij horen beide Kamers te worden gerespecteerd. Mijn fractie sluit graag aan bij de vragen die mevrouw Duthler daarover mede namens ons heeft gesteld. Zorgvuldigheid is in dezen van belang. Het is een vrij ingrijpende beslissing, een unieke stap die wordt gezet in de strafrechtelijke samenwerking. Twee dagen voor de mogelijke besluitvorming is nog niet alles uitonderhandeld en is de PIF-richtlijn, die moet bepalen welke delicten door het EOM kunnen worden vervolgd, nog niet uitgekristalliseerd. Mijn fractie vindt daarom dat uitstel gerechtvaardigd kan zijn. Eigenlijk wil mijn fractie daarop aandringen. Wij hebben tot nu toe uitstekend zonder het EOM kunnen functioneren, dus er kunnen nog wel een paar weken bij.

Het subsidiariteitsbezwaar dat destijds ook hier is geuit, had maar een heel krappe meerderheid, anders dan in de Tweede Kamer. Ook mijn fractie heeft zich daar destijds niet achter geschaard. Wij vinden een adequate bestrijding van grensoverschrijdende financiële fraude een groot belang voor Nederland en voor Europa. Gezien het tanende vertrouwen van burgers in Europa lijkt het mijn fractie dat met een ferme en meer sluitende aanpak op dit gebied de EU juist kan laten zien dat Europese samenwerking de belangen van de burgers dient. Grensoverschrijdende criminaliteit en dus ook fraude profiteren juist van een gebrek aan samenwerking of eenduidige aanpak. Je ziet dan onvermijdelijk een waterbedeffect. Denk maar aan de belastingontwijking, die ontzettend lastig is aan te pakken als je geen aansluitende en eenduidige regelgeving hebt. Dat slechts in 50% van de fraudezaken die het OLAF aandraagt bij de nationale aanklagers tot daadwerkelijke vervolging wordt overgegaan, zou erop kunnen duiden dat een eenduidige aanpak inderdaad uitblijft of dat fraude met EU-gelden onvoldoende wordt aangepakt. Misschien kan de minister iets meer over de achtergronden daarvan vertellen als hij daarmee bekend is. Onze fractie lijkt het een rechtvaardiging om die stok achter de deur te gaan ontwikkelen.

Strafrechtelijke samenwerking binnen de Europese Unie hangt eigenlijk voortdurend tussen het communautaire en intergouvernementele karakter in. Dat is begrijpelijk, want elke lidstaat heeft zijn eigen strafrechtcultuur, maar het heeft ook nadelen. Enerzijds is er het punt van de grensoverschrijdende criminaliteit en fraude met EU-gelden, die juist wel om een Europese aanpak vragen. Anderzijds zijn de procedurele waarborgen niet allemaal gelijk en onvoldoende geharmoniseerd. Wij doen het met het EVRM en een aantal richtlijnen, maar dat is verre van een Europees wetboek van strafvordering, om het zo maar eens te zeggen. Dat maakt die samenwerking en wederzijdse erkenning vaak heel kwetsbaar. Mijn fractie vindt dat die standaarden juist verder geharmoniseerd moeten en mogen worden, omdat de criminaliteit in de toekomst alleen maar vaker de grenzen zal overschrijden.

Het huidige voorstel, zoals het eruit lijkt te gaan zien, lijkt maar een beperkte stap naar een Europese aanklager. De heer Schrijver zei het ook al. De delictenlijst is beperkt. De delicten zijn stuk voor stuk wel heel ernstig te noemen. Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid. Uiteraard zijn er tal van uitvoeringsproblemen die moeten worden opgelost in de praktijk, maar wij willen die richting wel op.

De heer Rombouts schetste net al heel beeldend de wankele lijn van het kabinet ten aanzien van dit voorstel. Dat heeft misschien wel onze invloed op het uiteindelijke resultaat kleiner gemaakt dan die had kunnen zijn. Ik hoor graag van de minister of hij het idee heeft dat hij als honest broker misschien juist meer heeft kunnen bereiken of dat wij daardoor toch kansen hebben laten liggen en zo ja, welke. De minister overweegt volgens de laatste stand van zaken in ieder geval om wel mee te doen om te voorkomen dat Nederland als niet-deelnemende lidstaat zou worden benadeeld. Dan zou je dat waterbedeffect weer kunnen krijgen. Wij sluiten ons aan bij de vragen van de andere fracties welke nadelen daaraan nog meer zouden kunnen kleven.

De heer Sietsma i (ChristenUnie):

Mevrouw Strik spreekt voortdurend over de grensoverschrijdende fraude en criminaliteit. Zij zegt ook dat dit een heel bescheiden delictenlijst is. Betekent dit dat dit wetsvoorstel over het Europees Openbaar Ministerie voor haar een eerste stap is op een weg die veel verder gaat, namelijk naar een algemene opsporing en handhaving van strafrecht in Europa?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dat lijkt me wel een heel grote stap, maar ik kan mij voorstellen dat wij ervaring opdoen met hoe dat loopt en of dat inderdaad leidt tot een meer effectieve aanpak van criminaliteit, en dat wij dan bekijken of er andere grensoverschrijdende delicten zijn die zich daar ook voor zouden lenen, maar daar is geen blauwdruk voor.

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Dit wetsvoorstel gaat specifiek over Europese fraude, fraude met Europese gelden c.q. btw-fraude. Dat is een heel beperkte, specifieke, zij het zeer omvangrijke categorie. Je zou kunnen zeggen dat het Europees Openbaar Ministerie zich daarop zal richten. Maar mevrouw Strik zegt duidelijk dat dit een opening kan zijn op weg naar een meer algemene aanpak van grensoverschrijdende fraude en criminaliteit.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Daar staan wij zeker voor open, maar het lijkt mijn fractie prima om klein te beginnen. Zoals ik al zei, zijn er nog heel veel vragen over hoe de aansluiting tussen nationaal en Europees precies moet gaan.

Voorzitter. Ik was gebleven bij de vraag welke nadelen er nog meer aan kleven om buiten de samenwerking van het Europees OM te staan. Dat brengt mij bij een ander mogelijk waterbedeffect. Als eenzelfde fraudedelict zich in meerdere lidstaten voordoet, kan het EOM dan kiezen in welke lidstaat bij voorkeur vervolging wordt ingesteld? Dan zou het land met de strengste processuele waarborgen mogelijk omzeild kunnen worden. Is dat technisch mogelijk? Op grond van welke criteria moet worden gekozen waar vervolging daadwerkelijk gaat plaatsvinden? Hoe wordt gemonitord of er sprake is van een soort selectiviteit?

Ik had het net al over verdere harmonisatie van procedurele waarborgen. Ziet de minister deze ontwikkeling ook als een extra reden of argument om zich positiever op te stellen op dit punt?

Tot slot zou ik graag willen dat de minister zich wat meer uitspreekt over wat dit zou betekenen voor de politieke verantwoording van het EOM en van het nationale OM. We krijgen straks een gedelegeerde aanklager, die zaken vervolgt met de pet van het EOM of van het nationale OM. Bij de ene kan het parlement de minister bevragen. Bij de andere is dat de Commissaris en dan heeft het Europees Parlement daar een rol in, als ik dat goed zie. Kan de minister dat nader toelichten? Hoe komen die twee bij elkaar? Het gaat ook om nauwere samenwerking. Blijven dat twee aparte sporen? Op welke manier wordt gezamenlijk voldoende gemonitord hoe die samenwerking functioneert? We kennen het verschijnsel van versterkte samenwerking nog niet zo goed, maar misschien gaat dat zich nu voordoen. Het is nog niet zo veel gebruikt. Welke problemen of voordelen ziet de minister als het deze kant op zou gaan?