Plenair Köhler bij voortzetting behandeling Huisvesting vergunninghouders



Verslag van de vergadering van 6 december 2016 (2016/2017 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Köhler i (SP):

Voorzitter. De minister heeft tussen de detailantwoorden door ook een aantal opmerkingen gemaakt die wat mij betreft onderbouwen waarom dit wetsvoorstel, dat geen materiële gevolgen heeft, toch nuttig zou zijn. Dan gaat het onder andere over rechtvaardigheidsgevoelens bij de burgers. Dan let de SP natuurlijk altijd goed op. Hij begon zijn betoog met de toelichting — althans, zo begreep ik dat — dat er een probleem is met het huisvesten van vergunninghouders in de schaarse woningvoorraad in sommige delen van het land. Dat probleem is toegenomen nu er, tijdelijk denk ik, een piek is van mensen die een verblijfsvergunning krijgen. Dan moet opnieuw de volgende vraag gesteld worden. Hoeveel van die huisvestingsnoodzaak moeten we nu landelijk regelen, moet landelijk worden opgelegd aan de gemeenten, en hoeveel ruimte is er voor lokaal maatwerk? Dat had naar de mening van de minister geleid tot de motie in de Tweede Kamer waar dit wetsvoorstel het gevolg van is.

Als dit waar is, moeten we natuurlijk kijken of dit wetsvoorstel tegemoetkomt aan het idee van meer ruimte voor lokaal maatwerk en minder verplichtingen voor de gemeenten die landelijk worden voorgeschreven. Mijns inziens is dat niet waar. De verplichting voor gemeenten, de zogenaamde taakstelling, blijft gelijk. Die is afhankelijk van het aantal te huisvesten vergunninghouders. Daar doet deze wetswijziging niets aan af. De verplichting voor de gemeenten blijft dus gelijk. De mogelijkheden voor lokaal maatwerk zijn er nu ook al, naast de verplichting. Er verandert er geen. Er zijn diverse mogelijkheden voor lokaal maatwerk, maar niet een nieuwe in dit wetsvoorstel, alleen reeds bestaande. Het blijft dus zo, ook als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, dat de gemeenten mensen met een verblijfsvergunning op korte termijn moeten huisvesten. Dat kan soms, voor een deeltje, in alternatieve huisvesting. Verder moet dat in de sociale huursector. Waar dat nodig is, bij woningschaarste, moet dat dus met voorrang in die sociale huursector. Dat zijn volgens mij de feiten waar niet op valt af te dingen, tenzij de minister dat in tweede termijn alsnog zou doen. Ik betwijfel dat, want in twee termijnen schriftelijke beantwoording en in een eerste termijn mondelinge beantwoording heb ik hem niet horen afdingen op deze feiten.

De minister heeft nog een argument genoemd, waarmee hij wat meer tot de kern van de zaak kwam, denk ik. Hij zei dat de motie in de Tweede Kamer ook een antwoord was op de rechtvaardigheidsgevoelens bij burgers die de indruk hadden dat verblijfsvergunninghouders werden voorgetrokken. Die indruk moest toch worden weggenomen. Daar gaat het volgens mij om. Dat bleek ook uit de motivatie van de VVD bij de motie in de Tweede Kamer. De VVD is hier voor omdat ze dan niet meer de verantwoordelijkheid heeft om uit te leggen dat vergunninghouders toch een huis moeten hebben. Ze hebben weliswaar niet meer rechten dan andere urgenten, maar je zult die mensen toch ergens met een zekere voorrang moeten plaatsen. Het kan gewoon niet anders. De verantwoordelijkheid van die uitleg wordt nu naar de gemeenten verschoven. Die zwartepiet wordt weggespeeld. Zo heeft de VVD toch weer wat met Zwarte Piet. Daarmee probeert de ze de PVV van het lijf te houden. De PVV trapt daar ook nog in. Dat is het merkwaardige. Ondanks het feit dat de heer Van Hattem in eerste termijn duidelijk en met argumenten heeft aangegeven dat dit eigenlijk nog geen betekenis heeft, omdat die taakstelling, alle andere ellende en de kosten daarvan allemaal nog blijven, noemt hij het toch een stap in de goede richting. Kennelijk wil ook de PVV haar kiezers graag voor de gek houden.

De heer Van Hattem i (PVV):

Het is inderdaad maar een kleine stap in de goede richting, maar het gaat wel over een absurde maatregel. Dat heb ik duidelijk gezegd. Als het allemaal zo onbetekenend is, zouden linkse partijen het hier heel gemakkelijk kunnen afschaffen. Ik hoor echter allemaal hoogdravende verhalen over het College voor de Rechten van de Mens et cetera. Als het allemaal zo ernstig was, hadden de heer Köhler en zijn collega van GroenLinks zich er echt niet zo druk over gemaakt. Het is en blijft een onrechtvaardig niet uit te leggen principe dat asieleisers voorrang krijgen ten opzichte van andere Nederlanders. Dat is gewoon een maatregel die wij geschrapt willen zien. Ook al is het maar een eerste stap, het is in ieder geval een kleine stap in de goede richting.

De heer Sietsma i (ChristenUnie):

Ik heb een vraag aan de heer Köhler. Ik heb niet zo heel veel met het zwartepietendebat. In alle ernst heb ik er echter wel wat moeite mee als de heer Köhler het vraagstuk van de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van vergunninghouders afdoet als een akelig en liefst te ontwijken vraagstuk. Het is toch een enorme verantwoordelijkheid waar we als rijksoverheid dan wel als gemeentebesturen met een positieve houding naar kunnen kijken. Het zal toch elke gemeentebestuurder een eer zijn om dit vraagstuk op te lossen? Dat gaat de heer Köhler dan toch niet als een zwartepiet of een hete aardappel kenschetsen?

De heer Köhler (SP):

Het ging mij niet om de verantwoordelijkheid voor het oplossen van het vraagstuk. Dat heb ik ook niet gezegd. Het ging mij erom dat de verantwoordelijkheid daarbij hoort om uit te leggen dat vergunninghouders het recht moeten hebben en om met voorrang een huis aangeboden te krijgen. Er is ook geen alternatief. Dat blijft zo, ook na deze regeling. Hiermee wordt echter de verantwoordelijkheid voor de landelijke politici om dat gewoon uit te leggen weggeschoven, want in naam schrapt men het. Via een ander artikeltje komt het er langs een achterdeur weer bij. Dat mogen de gemeenten dan uitleggen aan de burgers. Daar hebben die gemeenten geen trek in. Daar geef ik ze groot gelijk in.

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Ik probeer het toch nog een keer. De rijksoverheid neemt de verantwoordelijkheid voor de taakstelling. Daar ligt het principiële rechtstatelijke punt dat de Staat der Nederlanden de vergunninghouders opvang in asielzoekerscentra toestaat. Nu gaat het over het draagvlak van de huisvesting op lokaal niveau. In dit wetsontwerp worden gemeenten uitgenodigd, in positie gebracht, om dat met de gemeenteraad en hun inwoners te regelen. Het kan toch niet zo zijn dat dat wordt beschouwd als afschuiven of iets dergelijks? Het is toch een ongelooflijk belangrijk fenomeen in de lokale politiek dat je zelf voor je eigen inwoners zorgt?

De heer Köhler (SP):

Dan probeer ik het ook nog een keer. We vallen in herhalingen. De verantwoordelijkheid om dat in de gemeenten te regelen, zo mogelijk met lokaal maatwerk, is er al. Die debatten worden dus al in de gemeentebesturen gevoerd. Dit wetsontwerp verandert daar niets aan, noch aan de verplichting zo veel mensen te huisvesten noch aan de mogelijkheid lokaal maatwerk te leveren. Er bestaat een verantwoordelijkheid om uit te leggen dat het niet anders kan dan deze mensen met een zekere voorrang een woning toe te wijzen, omdat zij stante pede een woning nodig hebben. Het enige wat de rijksoverheid hiermee doet is deze verantwoordelijkheid op rijksniveau zogenaamd schrappen en bij de gemeentebesturen leggen.

De voorzitter:

De heer Sietsma, tot slot.

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Ik ben hier niet per se om de minister te helpen, maar de heer Köhler stelt het niet juist voor. Het gaat niet om het feit dat de gemeenten moeten besluiten dat die mensen gehuisvest moeten worden, maar dat ze nu vrij zijn in de keuze van de soort, de manier en de wijze waarop. Tot nu toe waren ze niet vrij en nu zijn ze vrij om te kiezen welke methodiek ze hanteren. Dat is wat mij betreft een instrumentele toerusting van de gemeente om zo'n verantwoordelijkheid waar te maken. Ik vind het opmerkelijk dat gemeenten zich achter de rug van de rijksoverheid verschuilen om hun eigen lokale huisvestingsbeleid inhoud te geven. Dat kan ze weleens opbreken bij andere dossiers, zou ik denken.

De heer Köhler (SP):

Ik vrees dat er sprake is van een misverstand. Tot nu toe waren de gemeenten vrij om precies hetzelfde lokale maatwerk te bieden als nu in dit debat, ook door de minister, is opgesomd. Al die mogelijkheden om anders dan in een reguliere sociale woning te plaatsen, zijn er nu ook allemaal al. Alle mogelijkheden om te proberen meer bij te laten bouwen zijn er nu, onder de huidige wet, ook allemaal al. Het is niet zo dat dan pas de gemeenten de vrijheid krijgen om lokaal maatwerk te leveren. Dat doen ze nu ook al. Er wordt alleen symbolisch iets geschrapt in landelijke wetgeving. Dat is het enige.

Wij blijven bij ons standpunt. Ik heb nog een minuut, zie ik. Ik wil toch nog ergens heel kort op ingaan.

De voorzitter:

Doet u dat inderdaad heel kort, mijnheer Köhler.

De heer Köhler (SP):

In de krant zei de minister dat woningcorporaties gierig zijn. Nu herhaalt hij dat, zij het in minder krasse bewoordingen. Hij zegt dat corporaties toch wel geld hebben om te investeren. Dat doet niet af aan het feit dat corporaties dat de afgelopen jaren allemaal niet mochten. Ze zijn allemaal kort gehouden. Grondposities die ze voor de toekomst hadden verworven, moesten ze juist afstoten, want daarmee namen ze te veel risico enzovoorts. Ze zijn een heleboel vrije ruimte verloren door de verhuurderheffing enzovoorts. Nu is er eindelijk weer een beetje geld. Die corporaties investeren dat al. Overal in het land liggen die plannen. Er zou alleen veel meer kunnen als die vermaledijde verhuurderheffing werd afgeschaft.

Wij blijven bij de conclusie dat dit symboolwetgeving is, maar dan wel van een slechte symboliek. Daarom zal mijn fractie daar volgende week tegen stemmen.