Plenair Strik bij behandeling Toezicht en tuchtrecht juridische beroepen



Verslag van de vergadering van 29 november 2016 (2016/2017 nr. 9)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.41 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn collega Wezel heeft het standpunt en de zorgen van mijn fractie vakkundig onder woorden gebracht, waarvoor ik haar dank. Ook ik dank de minister voor de beantwoording van haar vragen en van die van andere woordvoerders. De minister heeft mijn fractie echter niet met principiële argumenten kunnen overtuigen van de noodzaak om de kosten van het toezicht en tuchtrecht door te berekenen aan de beroepsgroepen. Uiteraard dragen toezicht en tuchtrecht bij aan de kwaliteit en integriteit van deze beroepsgroepen. Dat dient niet alleen hun belang, maar zeker ook het publieke belang. Burgers hebben niet alleen uit vrije wil met een van de beroepsgroepen te maken, maar vaak ook omdat de wetgeving hen daartoe verplicht of omdat zij gebruikmaken van het wettelijk en verdragsrechtelijk vastgelegde recht op toegang tot de rechter. De beroepsgroepen vormen onderdeel van de justitiële keten en zijn ook verbonden aan de rechtsstaat. Dat de integriteit en kwaliteit worden bewaakt, is daarom ook een belang van de rechtsstaat zelf en dus een publiek belang. Het profijtbeginsel is hier dan ook niet van toepassing. Ook de Raad van State acht kosten gemoeid met de rechtsbescherming niet geschikt voor doorberekening, omdat het hier om een collectief goed gaat.

Ook het principe "de vervuiler betaalt" gaat hier mank. Het gaat namelijk om regulier toezicht, dat niet voortkomt uit risicovol gedrag. Het tuchtrecht is een vorm van rechtsbescherming die niet rechtstreeks verband houdt met onoorbaar gedrag van de beroepsgroepen, maar van belang is voor de preventie en het leren van fouten. Bovendien heeft de beroepsgroep geen invloed op de ontwikkeling van de kosten van het toezicht en het tuchtrecht. Dat is niet vanwege hun gedrag, want ook al gedragen ze zich netjes, we willen het toezicht en tuchtrecht behouden, vanuit het kader van preventie. Zij hebben geen invloed op de ontwikkeling van de kosten door de organisatie van het toezicht en het tuchtrecht. Daar hebben zij maar een heel marginale stem in.

Op beide punten, het profijtbeginsel en het beginsel "de vervuiler betaalt", wijkt de minister nu ook af van de eigen criteria uit het rapport Maat houden 2014, zo hebben mevrouw Wezel en anderen duidelijk aangegeven. De minister heeft daar geen bevredigende rechtvaardiging voor gegeven. Ik breng een punt in ter vergelijking, dat illustreert dat het steeds meer gaat lijken op willekeur. De minister zegt dat niet iedere belastingbetaler gebruikmaakt van die beroepsgroepen en dat het daarom terecht is om de kosten door te berekenen. Een tijdje geleden hebben we hier de discussie gevoerd over de kosten van de politie. Die heeft een publieke taak. De minister zei toen dat je die kosten niet rechtstreeks moet toerekenen aan evenementen of specifieke gebeurtenissen, omdat de openbare orde een publiek belang is. We hebben er namelijk allemaal belang bij dat de openbare orde gehandhaafd wordt. Dat geldt ook hiervoor. Als je uitgaat van het publieke belang van kwaliteits- en integriteitsbewaking van deze beroepsgroepen als onderdeel van de justitiële keten, moet je daar gewoon de portemonnee voor trekken. Uiteindelijk gaat het om de prangende vraag: wat hebben wij over voor een goed werkende rechtsstaat? Daarom steunen wij van harte de motie van de heer Backer. Wij vinden het toetsingskader enorm belangrijk. Wij willen dat het rapport Maat houden 2014 niet willekeurig kan worden uitgelegd, maar dat er echt een handhavende en criterium stellende waarde van uitgaat.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister voor zijn antwoord in tweede termijn.