Plenair Strik bij behandeling Wijziging begrotingsstaten Veiligheid en Justitie



Verslag van de vergadering van 5 juli 2016 (2015/2016 nr. 37)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 17.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Voorzitter. Eind vorig jaar voerden wij hier het debat over de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Er heerste een opmerkelijke eensgezindheid over die begroting: die was te laag en bood geen oplossing voor de structurele problemen waarmee de ketenpartners worstelden. De minister doorbrak de eensgezindheid niet: hij onderkende de problemen en ook de noodzaak van extra financiering, en hij beloofde zich strijdbaar te zullen opstellen binnen het kabinet en bij de Voorjaarsnota alsnog met oplossingen te komen. Hij onderschreef daarom de motie van de heer Engels, die opriep tot een sluitende begroting bij de Voorjaarsnota, zodat risico's voor mogelijke tekorten en achterblijvende prestaties bij rechtspraak, Openbaar Ministerie en politie tot een minimum zouden zijn gereduceerd. Zo eindigde het debat toch nog harmonieus; de senatoren borgen hun kruit nog eventjes op, want na zo veel erkenning en beloftes over de Voorjaarsnota moest je de minister wel even respijt geven.

Welnu, voorzitter, dat respijt heeft ons niet veel verder gebracht. Op het gebied van asiel zijn de budgetten nu flink opgehoogd, zij het nog steeds grotendeels uit de ODA-financiering. Voor de politie is een extra budget uitgetrokken, voornamelijk ten behoeve van de reorganisatie en de cao, maar voor het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak biedt de Voorjaarsnota geen extra investeringen. Juist op die terreinen had de minister het inzicht getoond dat investeringen nodig zijn om de kwaliteit structureel beter te waarborgen.

De minister verwees bij de begrotingsbehandeling verschillende keren naar onderzoek dat gaande is, waarvan afhankelijk wordt gesteld welk budget waarvoor nodig is. Ook toen al twijfelde de Kamer over het nut van al dat extra onderzoek. We kennen immers al zoveel rapporten en een aantal knelpunten is al lange tijd evident. Goed, die tijd is gegeven om alle noodzakelijke middelen te valideren en dan te repareren bij de Voorjaarsnota. Des te verbazender is het dat de minister een halfjaar later gewoon weer hetzelfde argument gebruikt. Ten aanzien van het OM schrijft de minister dat hij binnen het kabinet aan het bezien is wat er nodig en mogelijk is om de strafrechtketen te versterken. Waarom is dat dan niet het afgelopen halfjaar gebeurd? Met dat doel beloofde de minister immers de nodige investeringen nu, bij de Voorjaarsnota.

Over het benodigde extra geld voor de rechtspraak onderhandelt de minister met de Raad voor de rechtspraak over de begroting 2017-2019. De minister vertelde ons in december dat de Raad voor de rechtspraak een claim tijdens de onderhandelingen niet voldoende zou hebben onderbouwd en dat die onderbouwing er in het voorjaar alsnog zou komen. Is die er gekomen en waarom heeft dat dan niet tot een hoger budget geleid? En hoe afhankelijk wil de minister zich eigenlijk maken van een onderhandeling? Erkent de minister zelf dat de werkdruk gevaarlijk hoog is en dat die, althans in de komende jaren, eerder verder wordt bedreigd dan verlaagd door de invoering van KEI? En wat als de ingeboekte besparing als gevolg van KEI niet haalbaar zou blijken? Wordt de rechtspraak daar dan voor gecompenseerd? Wij hebben daar vanmiddag natuurlijk al het een en ander over gehoord, namelijk dat de rechtspraak de reserves moet opmaken en dan eventueel aanvulling krijgt vanuit de algemene middelen. Dat betekent echter wel dat de rechtspraak helemaal tot op de bodem van de reserves zou moeten. Daar krijg ik toch nog graag een reactie op.

De minister schrijft nu dat extra geld voor de rechtspraak niet meer nodig is omdat de rechtspraak de leegstand in de gebouwen niet meer hoeft te financieren. Er is immers beloofd om in samenwerking met het ministerie voor Wonen en Rijksdienst de leegstand in de rechtbanken op te vullen. Dit komt mijn fractie voor als wishful thinking. Zo eenvoudig zal het niet zijn om op korte termijn voldoende geschikte huurders te vinden. Blijft de leegstand op de rechtspraak drukken zolang die verhuur niet is gelukt? Dan ligt de verantwoordelijkheid dus eenzijdig bij de rechtbanken. Waarom neemt de minister die verantwoordelijkheid niet gewoon over? Dan zou de rechtspraak pas echt af zijn van die kostenpost. Als de kwaliteit van de rechtspraak moet worden gegarandeerd met dit soort boterzachte afspraken, betwijfelt mijn fractie of de minister de urgentie van de problemen wel inziet.

Wat moeten we uit deze uitstelmanoeuvres afleiden? Heeft de minister zich wel strijdbaar opgesteld en heeft hij te vuur en te zwaard de justitiële keten verdedigd? En zo ja, waarom heeft hij dan zo'n schamele buit binnengesleept? Of heeft hij dat gewoon niet geprobeerd omdat hij zelf echt vond dat het allemaal nog niet zo glashelder was en dat er nog maar eens een onderzoek, een onderhandeling en een validatie tegenaan gegooid moesten worden? Hoelang kun je ongestraft knelpunten laten bestaan, terwijl de maatschappelijke onrust, bijvoorbeeld over onze onveiligheid en de rechtsstaat, alleen maar verder toeneemt?

Heeft de minister eigenlijk wel de ambitie om de hele justitiële keten weer robuust en effectief te maken? Deze minister zet zich wel in voor maatregelen die stoer overkomen maar rechtstatelijk dubieus zijn en de onveiligheid eerder doen toenemen dan afnemen. Daarbij denk ik aan de intrekking van het Nederlanderschap en een eigen bijdrage voor veroordeelden; zo kan ik nog een paar wetsvoorstellen noemen. Voor een gedegen financiering, waarmee de keten zijn werk kan doen, en voor het vakmanschap lijkt de minister zich echter minder te bekommeren. Dat stemt mijn fractie bezorgd. Dat geldt ook voor de begroting voor 2017, die nu weer alles goed moet maken. Wat kan de minister nu vertellen over dat proces na de begroting? Hij heeft vanmiddag al gezegd dat hij daar niks over gaat vertellen, maar dat hoor ik dan straks graag. Mijn fractie wenst in ieder geval niet te worden verrast op Prinsjesdag en verzoekt de minister daarom om ons in de komende maanden op de hoogte te houden van mogelijke onderzoeksresultaten bij het OM en de rechtspraak en van de resultaten van de onderhandelingen met de ketenpartners, alsook om de noodzakelijke extra middelen in de Najaarsnota te regelen. Ik sluit me dus aan bij het verzoek van de heer Engels.

Het is goed dat de asielreserve is aangevuld en dat de regering voor het eerst in lange tijd het zekere voor het onzekere neemt met het budget voor de asielopvang. Mijn fractie blijft het echter onbegrijpelijk en zeer onbevredigend vinden dat deze reserve voor zo'n belangrijk deel uit het ODA-budget wordt betaald. Daarmee romen we de steun aan de allerarmsten in de wereld af om hier aan onze internationale plicht te voldoen.

Asielzoekers wachten momenteel nog al te lang op de start van hun asielprocedure. Maar ook de achtdagenprocedure zelf wordt lang niet altijd gehaald als ze eenmaal het verzoek kunnen indienen, waarop mensen weer vaak terug naar de opvang worden gestuurd met de boodschap dat de beslissing nog wel negen maanden kan duren. Het is prima als dat nodig is voor nader zorgvuldig onderzoek, maar dat is het niet als dat komt doordat er even geen tijd is. Voor vluchtelingen begint de toekomst pas bij het toekennen van een status. Dan kunnen de gezinsleden overkomen en kan Nederlandse les worden gevolgd. Het is dus van belang dat de organisatie zich richt op zo snel mogelijk duidelijkheid verschaffen. Wat is op dit moment de gemiddelde termijn waarbinnen een beslissing wordt genomen? Mijn fractie is blij met het extra budget voor de IND, maar zijn daar ook doelstellingen aan gekoppeld voor een verkorting van deze wachttermijn?

De minister heeft in de Tweede Kamer een amendement van D66 ontraden om een deel van de asielreserves in te zetten voor Nederlandse taalles vanaf dag één na binnenkomst. De minister had problemen met de dekking en vond de splitsing tussen "kansrijk" en "minder kansrijk" moeilijk werkbaar. Maar wat is het inhoudelijke standpunt van de minister over het snel na aankomst kunnen leren en oriënteren op de Nederlandse samenleving? We weten immers dat lange wachttijden gevuld met onzekerheid en nietsdoen funest uitpakken voor de integratie later. Dit zorgt eigenlijk voor een cynisch beleid: in de eerste circa anderhalf jaar mogen ze geen Nederlands leren, maar na de vergunningverlening moeten ze Nederlands leren. De WRR is klip-en-klaar in zijn advies: er is geen seconde te verliezen met integratie. Toch doen we dat nu weer. We stellen gezinshereniging uit en door het gebrek aan Nederlandse les tijdens de asielprocedure wordt de achterstand van vluchtelingen alleen maar groter in plaats van kleiner. Mensen weerbaar en zelfvoorzienend maken, dat is toch ook een streven waar deze minister in gelooft? Blijft de minister simpelweg nee zeggen en houdt hij het bij de status quo? Of wordt het probleem onderkend en wordt driftig gezocht naar manieren om de integratie toch al tijdens de opvang en de procedure te laten beginnen?

Ik kom op mijn laatste punt. Tijdens de begrotingsbehandeling hebben de minister en ik gesproken over het individuele klachtrecht bij de verschillende mensenrechtenverdragen. De minister beloofde toen, ervoor te zorgen dat in elk geval het facultatief protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van de VN dit jaar zou worden ingediend bij de Tweede Kamer en dat hij zich zou inspannen voor een breed draagvlak aldaar. Wat hebben die inspanningen tot nu toe opgeleverd? Ligt er een adviesaanvraag bij de Raad van State? Op welke termijn is de indiening bij de Tweede Kamer te verwachten? De minister weet dat er na het reces in het parlementaire jaar nog minder dan vier maanden resten. Bovendien zou de minister met een nadere reactie komen op het individuele klachtrecht bij het kinderrechtenverdrag en het gehandicaptenverdrag. Wat betreft dit laatste verdrag heeft de minister vast al van zijn collega Van Rijn vernomen dat deze de Eerste Kamer heeft beloofd om nog voor het zomerreces hierover een brief te sturen. Daarvoor heeft deze staatssecretaris nog precies één week over. Daar moet en zal inhoudelijk over zijn gesproken binnen het kabinet. Graag krijg ik hierop een reactie.

Het is niet mijn hobby om hier steeds in herhaling te vallen, maar het kabinet laat mij helaas geen keuze.