Plenair Teunissen bij voortzetting behandeling Evaluaties staatkundige vernieuwing en koninkrijksrelaties



Verslag van de vergadering van 21 juni 2016 (2015/2016 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn antwoorden. Ik bedank ook alle collega's, die een enorme betrokkenheid tonen, waardoor het een zeer onderhouden en inhoudelijk debat was. Ik betreur het dat de minister maar een beperkt aantal vragen heeft kunnen beantwoorden, omdat hij van mening is dat sommige beleidsterreinen die in dit beleidsdebat aan de orde komen, niet tot zijn portefeuille behoren, terwijl hij wel een coördinerende rol heeft. Misschien is het een goed idee om een volgende keer een aantal collega's uit te nodigen.

Ik heb een paar vragen gesteld over dierenwelzijn. Helaas kon de minister deze niet beantwoorden. Ik zou de minister alsnog willen vragen om de vragen die ik heb gesteld door te geleiden naar staatssecretaris Van Dam. Ik ben voornemens om hierover een motie in te dienen. Mocht de minister toezeggen dat hij inderdaad de vragen gaat doorgeleiden — ik zal die vragen zo meteen even opnoemen — dan houd ik de motie aan. Het gaat om de vraag naar de stand van zaken rond het dierenwelzijn op Bonaire, Sint-Eustatius en Curaçao. Ik heb ook gevraagd, de verschillen in kaart te brengen tussen beschermingsregimes in het Europese deel van Nederland en het Caribische deel van Nederland, met een uitwerking. Ik zou ook graag een reactie willen op de vraag of de regering aan de eilandbesturen wil vragen of zij een eilandelijke verordening op het gebied van dierenwelzijn overwegen.

De voorzitter:

Door de leden Teunissen, Koffeman, Ganzevoort, Meijer, Diederik van Dijk en Ester wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wet Dieren niet geldt op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

overwegende dat de openbare lichamen een autonome verordenende bevoegdheid hebben voor onderwerpen die niet door de nationale wetgever zijn geregeld, maar dat er thans geen eilandelijke verordeningen voor dierenwelzijn zijn;

overwegende dat een goede behandeling van dieren een algemeen belang vertegenwoordigt;

overwegende dat het besluit tot legislatieve terughoudendheid er niet toe zou moeten leiden dat de beschermingsregimes voor dieren binnen Nederland sterk uiteenlopen;

verzoekt de regering, de verschillen tussen beschermingsregimes voor dieren in het Europese deel van Nederland en het Caribische deel van Nederland en hun uitwerking in kaart te brengen en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter S (34300-IV, CXIX).

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dan kom ik nu op de staat van instandhouding van soorten en habitats. Nederland is verplicht om aan de Europese Unie te rapporteren over de staat van instandhouding, terwijl Caribisch Nederland dat niet is. Mijn fractie vindt dit onevenwichtig. Ik heb dan ook aan de minister gevraagd of de staat van instandhouding in de jaarlijkse rapportage kan worden meegenomen. Ik ben heel benieuwd naar de antwoorden. Voor de zekerheid, als aansporing, dien ik daar ook een motie over in. Indien de minister dit toezegt, houd ik ook deze motie aan.

De voorzitter:

Door de leden Teunissen, Koffeman, Ganzevoort, Ten Hoeve en Nagel wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de rapportageplicht met betrekking tot de staat van instandhouding van soorten en habitats volgens artikel 7 van de Habitatrichtlijn alleen van kracht is binnen de Europese Unie, waarvan Caribisch Nederland geen deel uitmaakt;

overwegende dat in het vigerende Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland in navolging van artikel 2 van de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES doelstellingen zijn geformuleerd inzake de natuur en het landschap, die in de planperiode moeten worden verwezenlijkt;

overwegende dat periodieke rapportage over de staat van instandhouding van soorten en habitats essentieel is voor een deugdelijk natuurbeleid;

verzoekt de regering, bij de jaarlijkse rapportage over de uitvoering van het natuurbeleidsplan te rapporteren inzake de staat van instandhouding in Caribisch Nederland, met daaraan verbonden heldere doelstellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter T (34300-IV, CXIX).

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Tot slot. De minister heeft enthousiast gesproken over de inzet op land- en tuinbouw. Mijn fractie wil daarbij nog aangeven dat het ons natuurlijk gaat om kleinschalige, duurzame en biologische landbouw. Dat past bij het insulaire karakter van de eilanden. Wij zien dat daar op de eilanden behoefte aan is, maar de Partij voor de Dieren zal natuurlijk nooit houderijsystemen die hier in Nederland zijn verboden, wel goedkeuren op de eilanden. Ik wil nogmaals aan de minister vragen of hij in zijn meerjarenplannen en in de gesprekken met de eilanden over land- en tuinbouwbeleid wil meenemen dat het ons natuurlijk gaat om kleinschalige, biologische landbouw.