Plenair Van Apeldoorn bij behandeling Internationale veiligheidsstrategie



Verslag van de vergadering van 31 mei 2016 (2015/2016 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. De SP-fractie dankt beide ministers voor de beantwoording van onze vragen. We hadden een interessant debat vanmiddag en op enig moment ook een levendig debat. Ik denk dat het goed was om de politieke verschillen die ook in dit huis bestaan op die manier te markeren en te benoemen.

Ik heb al eerder gememoreerd dat de SP ook uitgaat van een breed veiligheidsbegrip. In dat opzicht sprak het betoog van collega Koffeman mij aan, maar ik wil mij nu beperken tot de meer klassieke veiligheidsvraagstukken. Daarbij herhaal ik dat de grondwettelijke bepaling dat Nederland de internationale rechtsorde moet bevorderen van uitermate groot belang blijft voor de SP-fractie. Wij zijn blij te constateren dat de minister dat met ons eens is. Voor ons betekent dat in de eerste plaats dat wij ons te allen tijde aan het internationale recht moeten houden.

In dat opzicht blijven wij het oneens over het volkenrechtelijk mandaat voor het ingrijpen in Syrië. Daarover kan natuurlijk verschillend gedacht worden. Vanuit onze optiek geldt dat hoe meer de interstatelijke interpretatie van het Handvest wordt losgelaten, hoe groter het gevaar is dat dat een vrijbrief kan zijn om overal ter wereld in te grijpen. We komen vanavond niet uit die discussie, maar die gaat door.

Ik wil nog wat meer over het Midden-Oosten en de strijd tegen ISIS zeggen. Wij zijn het niet op alle punten eens, zeker niet als het erom gaat hoe de strijd tegen ISIS gestreden dient te worden. De SP blijft van mening dat we beter brood dan bommen kunnen gooien op Syrië. We constateren in ieder geval dat het huidige kabinet, zoals net ook uit de beantwoording door de minister is gebleken, een evenwichtiger beleid voorstaat ten opzichte van het Midden-Oosten en ook het Israël/Palestina-conflict dan we hebben gezien bij eerdere kabinetten, bijvoorbeeld het kabinet-Rutte I. Dat is mooi.

Wij zijn ook blij te constateren dat de minister het met ons eens is dat wanneer Islamitische Staat verdreven wordt, er een groot risico bestaat van hernieuwd sektarisch geweld, met name als de soennieten in diezelfde gebieden weer veel te vrezen hebben van sjiieten die binnenkomen. Wat dat betreft, moeten we misschien afwachten wat er op dit moment gebeurt in Fallujah. Ik heb begrepen dat Nederland afgelopen week bombardementen op Fallujah heeft uitgevoerd. Laten we hopen dat als Fallujah valt, dat niet opnieuw tot eenzelfde uitbarsting van geweld zal leiden als we eerder hebben gezien. Ik neem aan dat de minister onze zorgen op dat punt deelt.

Dan de erkenning van de Palestijnse staat. Wij zijn er tevreden mee dat de minister het met ons eens is dat dit moet gebeuren. De vraag blijft wanneer. De discussie is niet langer of het moet gebeuren, maar alleen op welk moment. Het kabinet blijft zich op het standpunt stellen dat het op een strategisch moment moet gebeuren. Dat is op zich een redenering die wij kunnen volgen. De vraag is dan alleen wanneer dat strategische moment aangebroken zal zijn. Wat ons betreft — daar willen wij het kabinet toe aanmoedigen — moet je ook strategisch omgaan met dat strategische moment, dat wil zeggen dat je misschien ook wat proactief moet proberen om dat strategische moment te creëren. Stel dat de Fransen zeggen: als we er nu niet uit gaan komen met die onderhandelingen, wordt het tijd om over te gaan tot erkenning. Dat zou zo'n strategische inzet zijn van dat idee.

Dan het hoofdstuk van de oplopende spanningen met Rusland. De SP-fractie wil nogmaals benadrukken dat streven naar veiligheid betekent dat je je ook kunt verplaatsen in het perspectief van een ander. Naar het oordeel van mijn fractie is dat de afgelopen jaren te weinig gebeurd. Sommige politici en generaals aan beide zijden lijken wel een nieuwe koude oorlog te willen. Daarmee dreigt het gevaar dat dat een selffulfilling prophecy wordt.

Ik heb het in mijn eerste termijn uitgebreid gehad over de NAVO-expansie en wat die teweeg heeft gebracht. Ik heb gezegd dat het onverstandig is geweest. Dat vonden wij destijds al en dat vinden wij ook achteraf. De minister heeft hierop geantwoord dat hij dat een lastige discussie vindt. Dat begrijp ik. Ik begrijp dat hij achteraf geen afstand gaat nemen van de NAVO-uitbreiding zoals die heeft plaatsgevonden. Laten we nu het verleden even laten rusten en onze blik richten op de toekomst. De NAVO is al sterk uitgebreid in de afgelopen jaren. De vraag blijft voor ons als SP-fractie of er niet ook grenzen aan dit proces gesteld zouden moeten worden op enig moment. Ik denk hierbij met name aan Georgië en Oekraïne. Dat zijn toch andere landen dan Albanië of Montenegro. Het besluit uit 2008 om in principe Oekraïne en Georgië het lidmaatschap in vooruitzicht te stellen, was omstreden, ook binnen de NAVO. Zou het niet verstandig zijn om deze belofte uit 2008 in te trekken?

Ten aanzien van het sanctiebeleid tegen Rusland is de SP-fractie blij te constateren dat de minister het met ons eens is dat daar ook problematische kanten aan zitten, dat daar op zijn minst verschillend over gedacht kan worden en dat het in elk geval niet eenduidig is dat dat alleen maar positieve effecten heeft, maar dat daar ook een andere kant aan zit die we in de gaten moeten houden. Ik ben blij dat de minister de tijdelijkheid van deze sancties blijft onderstrepen. Wij zijn het overigens geheel met hem eens dat Rusland de territoriale integriteit van andere landen niet moet schenden en dat dat in het recente verleden wel gebeurd is. Wij willen wel benadrukken dat dat moet gelden voor alle landen, alle VN-lidstaten, bijvoorbeeld ook voor Turkije waar het gaat om de territoriale integriteit van Syrië en het optreden tegen Koerdische strijders.

Mijn fractie heeft ook aandacht gevraagd voor de noodzaak van nucleaire ontwapening, met name wat betreft tactische kernwapens. Ik heb het nog even opgezocht. De heer Schrijver wees me erop. De motie daarover die eerder in de Eerste Kamer is ingediend, is met algemene stemmen aangenomen. Wij zijn blij te constateren dat de minister zich wil blijven inzetten voor nucleaire ontwapening. De vraag van mijn fractie blijft wel op welke manier hij daar concreet vorm aan wil geven. Daar hoor ik dus graag nog enige woorden over.

Ten slotte wil ik nog markeren dat ik volgens mij geen antwoord heb gekregen — misschien heb ik het gemist — op mijn vraag over de discussie over no first use, namelijk of dat niet toch opnieuw op de agenda van de NAVO geplaatst zou moeten worden. Misschien kan de minister daar nog kort op ingaan.