Plenair Köhler bij behandeling Gegevensvertrekking Belastingdienst



Verslag van de vergadering van 29 maart 2016 (2015/2016 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.09 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Köhler i (SP):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel is op 3 maart naar onze Kamer gezonden. Na een snelle schriftelijke behandeling zouden wij het volgende week kunnen behandelen, maar de Kamer is door de minister vandaag voorgehouden dat wij deze wet vandaag moeten vaststellen omdat anders de inkomensafhankelijke huurverhoging per 1 juli niet meer kan doorgaan en dat dit de overheid indirect structureel 38 miljoen euro op jaarbasis aan huurtoeslag gaat kosten. Als dit waar is, vinden wij het een ernstige tekortkoming dat de minister ons dat niet al op 3 maart heeft verteld. Wat is er intussen gebeurd dat hem gisteren het licht deed zien? De verklaring dat het gisteren Pasen was, lijkt mij onvoldoende.

De wet gegevensverstrekking Belastingdienst, zoals ik die kortheidshalve zal noemen, beoogt een basis te geven aan het verstrekken van inkomensgegevens over de huishoudinkomens door de Belastingdienst aan de verhuurders. De verhuurders gebruiken deze om huurders een extra inkomensafhankelijke huurverhoging op te kunnen leggen. Anders dan de minister in de memorie van toelichting stelt, is deze reparatiewet niet nodig om "buiten twijfel te stellen" dat de Belastingdienst die gegevens mag verstrekken. Na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 februari bestaat er helemaal geen twijfel of deze gegevensverstrekking mag plaatsvinden: nee, dat mag niet. Deze wet beoogt die gegevensverstrekking alsnog mogelijk te maken; dat is wel wat anders dan "buiten twijfel stellen".

De SP heeft samen met een zeer groot aantal huurdersverenigingen in ons land een aantal zwaarwegende bezwaren tegen deze wet.

De heer Schouwenaar i (VVD):

Ik wil nog even terugkomen op dat "buiten twijfel stellen". Misschien ben ik in de war en kunt u mij helpen. Ik dacht dat de Raad van State deze uitspraak begin februari gedaan had, terwijl het wetsvoorstel al in december is ingediend. Toen dit wetsvoorstel ingediend werd en de memorie van toelichting geschreven werd, bestond er dus alle reden om te twijfelen.

De heer Köhler (SP):

Ja. Dat heb ik ook in de schriftelijke voorbereiding, die u ongetwijfeld gelezen hebt, …

De heer Schouwenaar (VVD):

Maar we zijn nu mondeling in overleg.

De heer Köhler (SP):

… aan de minister gevraagd: is deze toelichting inmiddels niet achterhaald? Toen heeft de minister geantwoord: nee, geenszins; die toelichting is juist nu van kracht. Dat betwist ik dus met mijn bijdrage hier. Die toelichting is mijns inziens niet meer up-to-date. Het zou goed zijn als de minister dat, anders dan in de schriftelijke beantwoording, zou erkennen. Het gaat hier dus niet om een correctie van ondergeschikte aard, maar om een materiële wet met vergaande gevolgen voor honderdduizenden huurders in ons land. Er was namelijk eerst, en tot op dit moment, geen wettelijke basis voor de inkomensafhankelijke huurverhoging. Met deze wet zou daar wel weer een basis voor zijn.

Wat zijn onze bezwaren tegen deze wet? In de eerste plaats is dat het verstrekken van belastinggegevens aan verhuurders. Dit doorbreekt de geheimhoudingsplicht van de Belastingdienst. Die zou je alleen onder zeer strikte voorwaarden moeten doorbreken. De heer Lintmeijer heeft dat net al eloquent verwoord, dus dat zal ik niet allemaal herhalen. Ik wil daar nog wel de constatering aan toevoegen dat de regering met twee maten meet als het om het doorbreken van de geheimhouding van de Belastingdienst gaat. Als de Tweede Kamer, als bevoegd controlerend orgaan van de regering, inzage vraagt in de belastingafspraken met multinationals, weigert deze regering dat omdat de individuele afspraken van de Belastingdienst en de individuele aangiften coûte que coûte geheim moeten blijven. Maar als verhuurders de belastinggegevens van honderdduizenden mensen bij de Belastingdienst opvragen voor een extra huurverhoging, is daar geen sprake meer van en kan het gewoon. Dat vinden wij meten met twee maten. Wij willen graag een toelichting van de regering waarom zij met twee maten meet.

In de tweede plaats richten onze bezwaren zich op het systeem van inkomensafhankelijke huurverhogingen door de verhuurder, die door deze wet mogelijk gemaakt worden. Deze wet is eigenlijk niet meer dan het faciliteren van dat systeem, zoals er in de toelichting ook netjes bij staat. Wij zijn het niet eens met de systematiek van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Huishoudens met een inkomen van €35.000 of meer — of misschien straks, na wijziging van de Huurwet, met een inkomen van €39.000 of meer — en een huur van €700 — het gaat namelijk om de huren tot €710 per maand — zouden volgens de systematiek van de regering te goedkoop wonen. Het zouden zogenaamde scheefwoners zijn, die met extra huurverhogingen zouden moeten worden gedwongen om uit die woningen te gaan en door te stromen. Kan de minister ons voorrekenen waarom een huur van €700 bij een inkomen van €35.000 — of €40.000, dat geef ik de minister dan — per jaar te laag zou zijn? Welke normen hanteert de minister waardoor hij stelt dat deze huur zodanig laag is dat er een extra grote huurverhoging bovenop gegooid moet worden?

Ons tweede bezwaar tegen deze methodiek is dat daardoor mensen met een inkomen van €35.000 of meer — straks €39.000 of meer — die in een goedkope woning wonen, zeg €400, straks €16 huurverhoging per maand krijgen, als de verhuurder die tenminste doorvoert. De meeste verhuurders zijn echter niet te beroerd om dat te doen zodra het wettelijk mogelijk wordt. Iemand met een huur van €700 krijgt een verhoging van €28 per maand. Dat verschil telt met deze systematiek jaar na jaar verder op. Hoe schever je in deze systematiek woont, hoe minder huurverhoging je krijgt. Dat kunnen wij niet rijmen. Kan de minister hierop reageren?

Ik heb nog wat technische vragen. Kan de minister bevestigen dat het aannemen van deze wet geen invloed heeft op de hoogte van de inkomensafhankelijke huurverhoging, behalve dan de invloed dat er zonder deze wet helemaal geen inkomensafhankelijke huurverhoging is? Kan hij bevestigen dat het aannemen van deze wet het percentage van de inkomensafhankelijke huurverhoging per 1 juli niet beïnvloedt? Kan hij ook bevestigen dat dit al helemaal geen invloed heeft op het percentage van de normale huurverhoging? Daar gaat deze wet namelijk helemaal niet over, zelfs niet indirect.

Ten slotte heb ik een opmerking over de eis tot terugbetaling die huurders inmiddels bij het ministerie hebben neergelegd, omdat de gegevens tot nu toe onrechtmatig — althans, buitenwettelijk, onvoldoende gedekt door de wet — door de Belastingdienst werden verstrekt, op basis waarvan drie jaar lang huurverhogingen zijn doorgevoerd. Daarvoor hebben huurders een claim bij het ministerie gelegd. Ik heb daar in de schriftelijke voorbereiding ook naar gevraagd. De minister zegt dat je die uitspraak toch anders kunt interpreteren: het mocht weliswaar niet, maar het is ook weer niet zo onrechtmatig dat de huurders veel succes zullen hebben met hun claim. Dat is een kwestie van inschatting. Daarover hoeft de minister of deze Kamer gelukkig niet te oordelen, maar zal de rechter het oordeel vellen. Ik ben daar erg benieuwd naar. Ik ben ook benieuwd naar de reactie van de minister op onze vragen en opmerkingen, al gaat het misschien wat ver om te zeggen dat wij uitzien naar zijn antwoord.