Plenair Bikker bij behandeling Tijdelijke huisvesting van jongeren



Verslag van de vergadering van 22 maart 2016 (2015/2016 nr. 24)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.59 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Om de feestvreugde te verhogen: ik voer het woord mede namens de CDA-fractie.

Voorzitter. Dit najaar verscheen een overzicht van de gemiddelde wachttijd voor een normale sociale huurwoning in verschillende gemeenten. Wie het ouderlijk huis wil verlaten om op eigen benen te staan, zinkt de moed in de schoenen. Een wachttijd van zeven jaar is geen uitzondering. Vooral voor jongeren die niet in aanmerking komen voor de campuscontracten is de toetreding tot de woningmarkt daarom ingewikkeld. Ik complimenteer de initiatiefnemer van dit wetsvoorstel en allen die haar daarbij ondersteund hebben dan ook zeer met hun inzet voor de jonge woningzoekenden. De jongeren van PerspectieF, de jongerenorganisatie van de ChristenUnie, mogen daarbij niet ongenoemd blijven. Ik heb begrepen dat zij in dit huis aanwezig zijn.

Ik geef dat compliment niet omdat ik de verwachting heb dat dit wetsvoorstel voor drastische veranderingen in de wachttijden zorgt. Daarvoor zal er meer gebouwd moeten worden. Dit wetsvoorstel zorgt echter wel voor een betere verdeling van de schaarste. Ook bevordert het de doorstroming. Met de introductie van het instrument tijdelijke huur voor jongeren snijdt het mes namelijk aan twee kanten. Deze maatregel is goed voor de beschikbaarheid van woningen voor jongeren en zij verkleint het risico op scheefwonen, een belangrijk issue dat inherent is aan het hebben van een grote sociale huursector.

Tegelijkertijd is dit initiatiefvoorstel natuurlijk niet meer dan een druppel op de gloeiende woningmarktplaat. De pretentie van het voorstel is overigens ook niet groter dan dat. De initiatiefnemer is daar heel reëel over: het is schuiven in schaarste. Die schaarste zit per definitie ingebakken in een systeem met maximumhuren en huurtoeslagen en is nog eens flink verergerd door de economische crisis van de afgelopen jaren. Enerzijds is de doelgroep groter geworden. Anderzijds is de woningbouwproductie, vooral van sociale huurwoningen, geïmplodeerd. De eerste oplossing is dus: bouwen, bouwen, bouwen, en dan vooral slim bouwen, zowel technisch als qua segment. Zeker in deze tijd van flexibilisering, toenemende tijdelijke contracten en zzp'ers zal ook het aantal betaalbare huurwoningen in de vrije sector moeten stijgen. Mijn fractie en die van het CDA constateren dat er inmiddels wel weer wat beweging in de bouw van deze woningen zit, maar het tempo ligt nog lang niet hoog genoeg. Wil de adviseur van de Kamer hier nader op ingaan?

De fractie van de ChristenUnie vindt huurbescherming een groot goed. Daarom is juist een vast contract de norm. We zullen daar ook over spreken bij de behandeling van het voorstel dat de minister hier aanhangig heeft gemaakt. Voor deze specifieke groep die in het kleinste en goedkoopste segment van de woningen een plekje vindt, is door de indiener echter aannemelijk gemaakt dat zij binnen de termijn van vijf tot zeven jaar door gewijzigde levensomstandigheden vaak al uitziet naar een andere woning, vaak ook in een ander segment van de woningmarkt. Bovendien blijft de inschrijftijd voor een sociale huurwoning doorlopen. Dat is een belangrijke aanvulling. Mijn vraag is wel hoe de indiener kijkt naar gemeenten waarin de gemiddelde inschrijftijd voor een woning de maximale tijd van het jongerencontract ruimschoots overtreft. Weet zij of bijvoorbeeld de VNG deze gemeenten hierop voorbereidt, zodat voorkomen kan worden dat zich over vijf jaar een nieuwe vorm van woningnood aandient? Welke rol ziet de minister daarbij voor zichzelf?

Ik constateer dat de definitie "dringend eigen gebruik" in de loop der jaren een steeds ruimere interpretatie heeft gekregen. Gezien de huidige wetssystematiek en de reeds bestaande jurisprudentie is het voor dit wetsvoorstel een voorstelbare keuze dat het jongerencontract hieronder gehangen wordt. Dat geldt immers ook voor het campuscontract. Ik ben wel benieuwd hoe de indiener zelf aankijkt tegen deze oprekking van het Burgerlijk Wetboek en of er alternatieven zijn overwogen. Bij de behandeling van de Wet doorstroming huurmarkt, die al aanhangig is in dit huis, zal mijn fractie dit punt zeker aan de orde stellen. Het begrip "dringend eigen gebruik" is langzamerhand een huis met allerlei aanbouwtjes geworden. Het lijkt ons goed om dat eens tegen het licht te houden.

Rest mij de vraag hoe dit wetsvoorstel in de praktijk handen en voeten gaat krijgen. Leggen gemeenten dit vast in prestatieafspraken met woningcorporaties of zijn die zelf aan zet? Worden er al voorbereidingen getroffen? Ik ben benieuwd.

De fracties van het CDA en de ChristenUnie steunen van harte de strekking van dit wetsvoorstel. Als er één groep woningzoekenden is die lastig een plekje vindt, dan zijn het volgens mij wel de jongeren. Daarom is het een goede zaak dat er nu een wetsvoorstel voorligt waarmee een klein zetje in de goede richting wordt gegeven. Het is ook een nuchter wetsvoorstel. De woningmarkt zal nog last hebben van wachttijden en van scheefwoners. Om dat op te lossen is meer nodig, maar vandaag op deze eerste vergaderdag van de Eerste Kamer in de lente klinkt er voor jongeren wel een nieuw wetgevingsgeluid. Ik hoop dat meer jongeren daardoor straks een plekje weten te vinden op onze sociale woningmarkt. Ik zie met belangstelling uit naar het antwoord van de indiener en natuurlijk ook naar dat van onze adviseur.