Plenair Bikker bij voortzetting behandeling Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 15 maart 2016 (2015/2016 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.38 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. "Die een akker bezit, moet dus de jaarlijkse vruchten trekken, en toezien dat hij de grond door zorgeloosheid niet laat uitgeput worden, maar hij moet zich erop toeleggen, om hem de nakomelingen over te leveren, zoals hij hem heeft ontvangen, of nog beter bebouwd," aldus de bekende theoloog en jurist Johannes Calvijn. Het is een betoog voor goede zorg voor Gods schepping, voor leven van wat de aarde ons geeft, maar ook voor ervoor zorgen en er verantwoordelijkheid voor nemen dat de volgende generatie verder kan met de aarde, als het even kan in een nog betere toestand. Duurzaamheid is niet iets nieuws, maar een prachtig eeuwenoud principe dat in de christelijke traditie ook wel rentmeesterschap heet.

De Kamer zal begrijpen dat ik bij het doornemen van de vele bladzijdes Omgevingswet juist de volgende vragen voor ogen had. Draagt deze wet bij aan een goed gebruik van ons land, dient ze tot bloei en waarborgt ze de zorg voor de schepping zo dat we uiteindelijk ons land beter achterlaten voor de komende generatie, of voor de Kinderen van Staat, zoals we ze hier boven beeldend zien? Is het een goed instrument voor de overheid, die rentmeester mag zijn? Is deze wet het fundament voor een toekomstbestendige inrichting van ons land? Landelijk zullen daarbij het Deltaprogramma en de energietransitie, die ook een ruimtelijk beslag heeft, de grote opgaven zijn. Maar ook de nationale groenstructuur en de positie van de landbouw en de infrastructuur staan op de agenda. Ze worden bijvoorbeeld nadrukkelijk genoemd in het manifest Wij maken Nederland, waarbij 2040 de horizon was. Is deze wet dan de goede invulling van ruimtelijk rentmeesterschap?

Het antwoord op die vraag is nog niet zo heel eenvoudig, maar laat ik beginnen met een compliment. De minister en allen die haar ondersteunen, de betrokken overheden en vele belangenorganisaties hebben bergen werk verzet. Dat leidt tot een veelomvattend wetsvoorstel dat meer eenvoud biedt in wat tot nu toe in een tiental wetten en meer dan 100 AMvB's en ministeriële regelingen vervat werd. Ik ben onder de indruk van het vele werk dat in korte tijd verzet is en ook nu nog verzet wordt om tot verdere invulling van de wet te komen.

Veel van wat in deze wet staat, wordt echter pas levendig als de invoeringswet en de vier grote AMvB's bekend zijn. Dan weten we bijvoorbeeld meer over de inhoudelijke normering. Daarmee spreek ik meteen over een van de eerste zorgen van de ChristenUnie. Er is gekozen voor een nadere invulling middels AMvB's met een zware voorhangprocedure. Die is zo zwaar dat er bijna geen verschil is met de invoering van een wet. Bijna, zo onderstreep ik. Waar sommige normen nu nog in de sectorale wetten staan, komen deze straks terug in de AMvB. Het advies van de Raad van State over deze AMvB's wordt echter gepubliceerd bij het van kracht worden van de AMvB's zelf. Dat is een verschil met wetgeving. Bij deze omvangrijke operatie kan dus het advies niet worden meegewogen in de beraadslagingen van het parlement over de inrichting van de AMvB's. Dat is in het normale verschil tussen wet en AMvB nog wel te begrijpen. De minister geeft in antwoord op de vragen van de ChristenUnie-fractie ook die redenering. Deze AMvB's zijn echter omvangrijk en bovendien gedeeltelijk gevuld met inhoud die eerder in een wet werd vastgelegd. Ik vraag de minister daarom om helder uiteen te zetten wat ze nu de winst vindt van deze zware AMvB-procedure vergeleken met normale wetgeving.

De ChristenUnie vindt de keuze te rigide. Er zijn normen die naar de mening van de ChristenUnie-fractie hun verankering in de wet dienen te vinden. Een belangrijk voorbeeld vind ik de waterveiligheidsnorm. Er is geen land ter wereld dat zo'n historie heeft van het leven met, maar ook het bevechten van het water, met zo'n robuuste delta als resultaat. Tegelijk houdt Nederland een stevige opgave om zijn burgers goed te beschermen en zich voor te bereiden op de klimaatverandering. Tot op heden zijn de waterveiligheidsnormen altijd vastgelegd in de wet. Dat gebeurt ook met de in het Deltaprogramma vernieuwde overstromingsbenadering en de daaraan gekoppelde waterveiligheidsnormen. De minister schrijft in antwoord op vragen van mijn fractie dat het haar voornemen is dat deze normen per 1 januari 2017 kracht van wet hebben. Ze worden in eerste instantie via een afzonderlijk wetsvoorstel ingepast in het stelsel van de Waterwet. Dat wetsvoorstel loopt momenteel nog en ik heb er begrip voor dat de minister daardoor op dit moment vooral wijst naar het debat dat bij die wet gevoerd wordt.

Tegelijk onderstreept het mijn inhoudelijke zorg. De waterveiligheidsnormen zullen vervolgens namelijk worden aangemerkt als omgevingswaarden en volgens de structuur van deze wet worden ze later ingepast in een AMvB. Daarmee zegt de Omgevingswet te weinig over de waarde van de delta en van het bevechten van onze veiligheid ten opzichte van het water. Waar er op de andere terreinen van bodem, geluid en natuur nog meer te verwachten is van de Europese richtlijnen, die ook hun implementatie hebben en een basisgarantie geven, ontbreekt dat hier. Bovendien is de vernieuwde waterveiligheidsbenadering precies een voorbeeld van hoe differentiatie tussen wet en AMvB eruit zou moeten zien. De normen voor de primaire waterkeringen, de dijkvakken, passen prima in een AMvB, maar het uitgangspunt daaronder vindt de ChristenUnie in de wet horen. In casu betekent dat dus dat het in de Deltabeslissing Waterveiligheid verwoorde basisbeschermingsniveau, waar iedere Nederlandse burger op moet kunnen rekenen, in de wet hoort met als aanvulling dat de norm iets scherper kan worden gesteld om redenen van groepsrisico, economie of vitale of kwetsbare functies. Is de minister bereid om dit alsnog te overwegen bij de invoeringswet?

Dan kom ik op het nieuwe proces. Deze wet gaat gepaard met veel verwachtingen van het verbeteren van de participatie. Als tijdens het maken van de plannen goed wordt meegedacht door alles en iedereen, dan moet dat toch wel resulteren in een mooi en weloverwogen plan? Actief burgerschap wordt aangemoedigd. Daar zijn ook mooie voorbeelden van te noemen, maar mijn fractie heeft wel zorgen. Die kregen een onderstreping in het recente essay van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Allereerst merkt het SCP op dat de memorie van toelichting veel verhaalt over de burger en zijn rol in de fysieke leefomgeving. Daar vind je ook de kracht van de betrokken burger terug. In de hele wettekst is deze echter amper te vinden. Hoe ziet de minister deze bevindingen?

Dan kom ik op de verwachting van de mate waarin de burger betrokken is bij de leefomgeving. Eerdere sprekers spraken er ook al over. De overheid doet op steeds meer terreinen een groter beroep op de burger. Denk aan meer werken, meer zorgen, taken meer combineren en nu ook meer betrokken zijn bij de inrichting van de leefomgeving. In zichzelf is dit niet verkeerd, maar is het haalbaar? Is de gewenste participatietoename een reële verwachting? Waar baseert de minister deze verwachting op? Het goed organiseren van participatie is een opgave in zichzelf. Er zijn veel situaties denkbaar waarin het bestuur een belang heeft, bijvoorbeeld vanwege grondposities en de keuzes in de bouwopgave. Tegelijk wordt van zo'n bestuur verlangd dat het vooraf een goede participatieronde organiseert, maar wie of wat borgt de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de informatie? Als oud-raadslid van de mooie stad Utrecht weet ik in welke wijken een bewonersavond een grote respons geeft en in welke wijken een minder grote.

Kortom, op participatie van burgers valt te sturen, positief maar ook negatief. Hoe wordt dat geborgd? Dit vraagt in ieder geval veel van ambtenaren, volksvertegenwoordigers en bestuurders. Het vraagt om een nieuwe sensitiviteit, professionaliteit en communicatievaardigheden. Die cultuurverandering heeft ook te maken met scholing. Hoe houdt de minister daarbij de vinger aan de pols? Hoe weet zij zeker dat de omslag over twee jaar voldoende gemaakt is? Welke afspraken maakt zij daar verder over met VNG en IPO? Op welke manier wordt hierin geïnvesteerd? Gebeurt dat met bestaande middelen? Worden daar nieuwe middelen voor vrijgemaakt? Ik ben benieuwd.

Eerder was er in ieder geval de check door de lokale media. Die leidt echter in veel plaatsen een bestaan in de marge en dreigt te verdwijnen. Heeft de minister ook over dit aspect, dat raakt aan het stevig en gezond houden van de lokale democratie, overleg met de bewindspersonen die media en Binnenlandse Zaken in portefeuille hebben? Het lijkt mijn fractie wijs om vanuit het perspectief van de betrokkenheid van burgers op de fysieke leefomgeving ervoor te zorgen dat er goede checks-and-balances zijn, en om met deze collega's te bezien op welke manier de lokale en regionale media een goede rol houden als luis in de pels, ter bescherming en bevordering van de lokale democratie en uiteindelijk de leefomgeving, waar het ons allemaal om te doen is. Graag krijg ik hierop een reactie.

Meer overleg aan de voorkant, gelijke rechtsbescherming aan de achterkant, zo las ik ergens. Dat is mooi maar de ChristenUnie-fractie heeft hier nog twijfels over. Wij constateren dat er verschuivingen zijn. Waar voorheen direct gebouwd kon worden na het verlenen van een vergunning, moet nu twee weken worden gewacht. Echter, bij onomkeerbare zaken, zoals het kappen van een boom of een activiteit aan een monument, geldt ook de norm van twee weken. Het bevoegd gezag heeft bovendien mogelijkheden om de termijn te verschuiven en zelfs om de schorsende werking van een voorlopige voorziening uit te sluiten. Dat kan voor alle activiteiten, ook onomkeerbare.

Wie kijkt naar de huidige Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) kan niet anders dan constateren dat dit een achteruitgang in de rechtsbescherming betekent. Ik vraag de minister om op deze stelling te reageren. Kan zij bovendien nader invulling geven aan de vraag wanneer artikel 16.79 lid 3 terecht toegepast wordt? Wat betekenen de woorden "spoedeisende omstandigheden"? Bij de Wabo — artikel 6.2 voor de mensen die meeschrijven — mag van deze bevoegdheid slechts spaarzaam gebruik worden gemaakt. Gelden nu dezelfde voorwaarden en dus eenzelfde toetsing door de rechter? Graag krijg ik een heldere uitspraak. Is het niet beter om deze bepaling niet op deze manier te laten gelden voor onomkeerbare activiteiten en de geest van de Wabo dus te leggen op het nieuwe artikel in de Omgevingswet? Welke behoefte was er om de uitbreiding van twee weken te realiseren? Ik had eerlijk gezegd nog niet vaak gehoord dat mensen daarop zaten te wachten. En kan er bij de onomkeerbare activiteiten toch meer maatwerk worden getroffen, zodat wij het bos niet hebben te herplanten als het even te snel gekapt was?

Over de verhoudingen tussen de verschillende overheden hebben voorgaande sprekers ook al het nodige opgemerkt. Ik sluit mij bij een aantal van hun vragen aan, maar op één aspect wil ik nog kort ingaan: het projectbesluit dat de provincie kan nemen. De ChristenUnie vindt het een gemiste kans dat daartoe niet meer het wegnemen van plancapaciteit behoort. Het is vechten tegen de bierkaai als er enerzijds telkens actieplannen zijn om kantoorleegstand tegen te gaan en kantoren om te turnen tot van alles, maar er anderzijds geen rem is op de plancapaciteit. Toegegeven, in de Wro (Wet ruimtelijke ordening) werd dat instrument nog niet veel gebruikt, maar dat zegt weinig over de noodzaak voor de toekomst. Waarom is niet tot een oplossing gekomen die recht doet aan het subsidiariteitsbeginsel en die meer ruimte biedt aan de wens van provincies om, indien nodig en alleen dan, middels het projectbesluit de plancapaciteit te kunnen verminderen?

Ik begon mijn bijdrage met de vraag of deze wet bijdraagt aan goed rentmeesterschap door overheid, bedrijven en burgers. De wet is een knappe bundeling, die helpt om een weg te vinden in de volle breedte van het omgevingsrecht. De wet zoekt terecht naar betrokkenheid van allen bij de inrichting van onze leefomgeving, maar er is veel werk te verzetten. Bovendien is het onmogelijk om conclusies te trekken over de invulling van deze belangrijke wet. Het is een raamwet. Dat principe gaat soms te ver, bijvoorbeeld als het gaat om de waterveiligheidsnormen en de keuze voor de AMvB's. Tegelijk geeft een raamwet met nog zo veel wetgeving op komst ook de hoop dat het uiteindelijke resultaat wel degelijk een mooi uitzicht door het raam geeft. Ik hoop dan ook dat velen zich met deze nieuwe Omgevingswet met enthousiasme zullen wijden aan het tot stand brengen van een goede ruimtelijke ordening en mooie leefomgeving, niet alleen voor nu maar ook met het oog op toekomstige generaties.

Ik begon met een beroemde reformator die kernachtig uitdrukte wat goede zorg voor de aarde betekent. De aarde is ons gemeenschappelijk huis, waarin wij allen de verantwoordelijkheid hebben om te zorgen voor de schepping. Deze wet zal aan die goede zorg moeten bijdragen. Over de inhoudelijke invulling van de wet (waterveiligheid, goede participatie, gelijkwaardige rechtsbescherming) heeft de ChristenUnie juist daarom vragen. Ik zie zeer uit naar de beantwoording.