Plenair Teunissen bij voortzetting behandeling Mediawet



Verslag van de vergadering van 8 maart 2016 (2015/2016 nr. 22)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.20 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Vandaag beleven we een bijzondere derde termijn van een debat over de Mediawet dat zich voor een groot deel buiten de openbaarheid heeft afgespeeld. Na opschorting van de beraadslagingen na de eerste termijn, heeft er zich een circus van achterkamertjespolitiek afgespeeld, waarin via wheelen en dealen met spiegeltjes en kraaltjes de gunsten van de benodigde meerderheid in dit huis bewerkstelligd zijn. Dat is niet hoe wetten gemaakt horen te worden.

Wat voorligt, is een Mediawet die volgens toezeggingen van de staatssecretaris slechts zeer ten dele in werking zal treden, namelijk alleen voor de regionale omroepen, waarbij de rest wordt opgeschort tot er een reparatie voor het grootste deel van de wet wordt uitgevoerd, nog voor het zomerreces. Het is voor de Partij voor de Dieren volstrekt onbegrijpelijk waarom de staatssecretaris een wet die kennelijk zulke vergaande reparaties nodig heeft, niet gewoon mee terugneemt naar de Tweede Kamer, om voor de zomer terug te komen met een nieuw wetsvoorstel. Dat zou de koninklijke weg zijn, die om een aantal redenen niet bewandeld lijkt te kunnen worden. Kan de staatssecretaris nu eens klip-en-klaar uitleggen waarom die weg voor hem niet als begaanbaar gezien wordt, waarom het debat zich niet in alle openheid heeft kunnen afspelen en waarom hij zichzelf en het wetsvoorstel geen eerlijke herkansing biedt met een debat dat zich geheel in de openbaarheid van Tweede en Eerste Kamer afspeelt?

In eerste en tweede termijn heeft de Partij voor de Dieren betoogd de nieuwe Mediawet te zien als een riskante bezuinigingsoperatie, als het afbreken van een goed functionerend systeem en als een uitholling van de onafhankelijke nationale en regionale journalistiek. Die bezwaren zijn niet gering. In de loop van het debat zijn onze zorgen eerder bevestigd dan dat wij gerustgesteld zijn. Wat mijn fractie betreft komt er niet minder, maar meer ruimte voor de publieke omroepen, komt er geen toetsing vooraf aan programmaformats en volgen er zeker geen regionale bezuinigingen, vooral nu decentralisaties rondom werk en inkomen, de zorg en andere terreinen worden doorgevoerd en die regionale toetsing hard nodig is. In de tweede termijn is door verschillende fracties naar voren gebracht dat meer taken voor de lokale overheden ook betekent dat informatievoorziening aan de burger beter moet. Dat onderstreep ik nogmaals. Het is daarom des te belangrijker dat eerst de uitwerking van de rol van de regionale omroepen naar de Kamers komt en dat er eerst een visie op tafel ligt, en niet alleen bezuinigingen waardoor de regionale nieuwsvoorziening en controle van de volksvertegenwoordiging onder druk komen te staan. Er is nu al sprake van een enorme kaalslag rond berichtgeving over provinciale en lokale politiek. Dat lijkt er niet beter op te worden met de plannen in de voorliggende Mediawet.

In zijn brief van 4 maart jl. loopt de staatssecretaris met zijn vergaande toezeggingen telkens weer vooruit op de wetgeving. Indien deze Kamer instemt met dit wetsvoorstel zouden alleen die onderdelen die betrekking hebben op de regionale omroepen in werking treden. Alle onderdelen die over de landelijke publieke omroep gaan, treden pas in werking op het moment dat ook het aanvullende wetsvoorstel is aanvaard. Toegezegd is dus om driekwart van de Mediawet in de wachtkamer te zetten. Dat is niet de wijze waarop de Eerste Kamer wetten voorwaardelijk zou moeten aannemen. We kennen hier staatsrechtelijk gezien een "ja", een "nee" en een novelle. We kennen geen verkapte amendering tot een vorm die niet meer lijkt op wat de Tweede Kamer heeft aangenomen. We hebben te maken met een wet die achteraf, na stemming, nog voor een significant deel wordt gewijzigd via een aanvullend wetsvoorstel. Stemming over de nieuwe Mediawet is daarom een uiterst problematische gang van zaken, die een ongewenst precedent schept. Volgens staatsrechtgeleerden Elzinga en De Vries is het "bijzonder opmerkelijk dat wordt verzocht om instemming met het voorstel nu, terwijl door reparatiewetgeving er uiteindelijk een geheel ander voorstel uit moet komen." Deze rechtsgeleerden stellen dat afhandeling via het aanvullend wetsvoorstel ondeugdelijk zou zijn. Graag krijg ik daarop een reactie van de staatssecretaris. Opvolgers van de staatssecretaris zijn op geen enkele wijze staatsrechtelijk gebonden aan de toezeggingen die hier en nu zijn gedaan, aldus de rechtsgeleerden. De beoogde extra wijzigingen kunnen daarnaast meer tijd vragen dan gepland of de wijzigingen kunnen er toch anders uit komen te zien dan gedacht. De Eerste Kamer wordt nu gevraagd in te stemmen met een wet die in de voorliggende vorm op aanzienlijke bezwaren stuit. Mijn fractie keurt deze gang van zaken ten zeerste af. Een beter alternatief, de koninklijke weg, zou zijn pas tot stemming over te gaan als er over het aanvullende wetsvoorstel is beslist.

Maar liefst dertien regionale omroepen maken zich ernstig zorgen over hun journalistieke slagkracht, over het tempo waarin dit wetsvoorstel door dit huis geloodst wordt, over de onduidelijkheid over de steun voor de totale frictiekosten en over de uiteindelijke hoogte van het bezuinigingsbedrag in 2017, zo is te lezen in hun brief van 6 maart. De waarborgen voor de journalistieke onafhankelijkheid van de regionale omroepen moeten nog nader worden geregeld bij wet. Daarin moeten ook afspraken komen te staan over het behoud van de redactionele onafhankelijkheid en de regionale identiteit. De staatssecretaris denkt dat deze tweede fase van de Mediawet nog voor het zomerreces aan de Tweede Kamer en later dit jaar aan de Eerste Kamer kan worden voorgelegd. Gelet op de vertraging van de afhandeling van de eerste fase van de wet is mijn fractie niet gerust op een spoedige afhandeling van de tweede fase. Het zou onverstandig zijn als de Kamer instemt met een wet die onomkeerbare stappen inhoudt voor de regionale omroepen terwijl de journalistieke onafhankelijkheid niet is geborgd. We kunnen het ons niet veroorloven om de regionale omroepen tussen wal en schip te laten vallen. Met "veroorloven" doel ik niet op geld, maar vooral op borging van de kwaliteit van onmisbare nieuwsvoorziening en journalistieke controle van de macht. Volgens gedeputeerde Henri Swinkels is dit de verkeerde volgorde: eerst bezuinigen en centraliseren, en daarna pas een plan. Ik stel voor dat de staatssecretaris alsnog komt met een uitgewerkte visie en dat deze samen met het aanvullende wetsvoorstel en het voorliggende wetsvoorstel in stemming wordt gebracht.

De afspraak tussen de staatssecretaris en ROOS is dat de bezuinigingen een halfjaar worden uitgesteld om de RPO op te richten. Met die overeenkomst zouden er geen financiële redenen meer zijn om de wet voor het deel van de RPO versneld door te voeren. Kan de staatssecretaris ingaan op dit overleg en bevestigen dat hiermee niet langer sprake is van spoed, zowel niet voor de RPO als de NPO, om het wetsvoorstel nu met stoom en kokend water aan te nemen? Waarom niet staatsrechtelijk de wet naar behoren afhandelen en wachten met stemmen tot de aanvullende voorstellen door beide Kamers behandeld zijn? Zo voorkomen we dat met de instelling van een RPO onomkeerbaar zaken worden vastgelegd die straks op inhoudelijke gronden herzien moeten worden.

In de geest van de motie die ik namens de Partij voor de Dieren heb ingediend wil ik meer duidelijkheid hebben over de gevolgen van de bezuinigingen op de regionale redacties. Ruim 200 arbeidsplaatsen moeten volgens deze omroepen worden geschrapt en de bezuinigingen gaan direct ten koste van hun journalistieke functie. Hoe kan de staatssecretaris nog volhouden dat de bezuinigingen niet ten koste gaan van de regionale journalistieke slagkracht? Ook de heer Nagel stelde die vraag. Ik zou er graag een reactie op krijgen.

De vraag die ook al in de tweede termijn werd gesteld, namelijk wat doet de staatssecretaris met de boodschap dat veel omroepen zich niet in de uitspraak van de heer De Vries van ROOS herkennen dat bezuinigingen niet ten koste zullen gaan van programma's, is nog prangender geworden nu de omroepen hun zorgen opnieuw indringend hebben geuit. Hoe gaat de staatssecretaris om met de zorgen van deze omroepen en met de zorgen van de landelijke omroepen die hun bezwaren hebben geuit?

Het zou heel verkeerd zijn wanneer de regionale omroepen en de landelijke publieke omroep geslachtofferd worden door de blinde bezuinigingsdrift die mogelijk vooral de vlag vormt om een afkeer van de publieke zaak te bedekken. Mijn fractie blijft bij het oordeel dat het onverantwoord is om een wet aan te nemen die de sloop regelt van de bestaande publieke omroep, maar vooralsnog vaag blijft over de nieuwbouw.