Plenair Nagel bij behandeling Publieke mediadienst



Verslag van de vergadering van 2 februari 2016 (2015/2016 nr. 18)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 15.05 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nagel i (50PLUS):

Voorzitter. Het belangrijkste punt dat 50PLUS aan het begin van dit debat opwerpt, is de vraag of het voorliggende wetsvoorstel de publieke omroep toekomstbestendig maakt zoals de staatssecretaris ons bij veelvuldige herhaling wil doen geloven of dat het tegendeel het geval is. Ondergetekende werkte 38 jaar lang in vaste dienst bij de publieke omroep, en zeker niet kritiekloos, en volgde het tot stand komen van de eerste Omroepwet halverwege de jaren zestig in de vorige eeuw tot de wetgeving vandaag. Rode draad in deze 50 jaar was dat de omroepen alle kijkers en luisteraars moesten bedienen en een totaalprogramma moesten verzorgen.

Daarnaast was er een blauw-oranje draad die de commerciële omroep wilde bevorderen en de publieke omroep in alle opzichten wilde terugdringen: in geld, in aantal netten en in wat ze wilde uitzenden. Het sierde de VVD dat ze nooit van deze opvattingen een geheim maakte en haar ideeën voluit propageerde. De VVD was in de praktijk de vijand van de publieke omroep. Het was ook de reden dat andere partijen er steeds voor zorgden dat de mediaportefeuille niet in handen van deze liberale partij kwam. Bij de formatie van het tweede kabinet-Rutte in 2012 was het ontbreken van een regeringsmeerderheid in de Eerste Kamer niet de enige weeffout. Voor het eerst kwam de mediaportefeuille in VVD-handen. Vele ingewijden vroegen zich af of de coalitiepartner, de Partij van de Arbeid, het zou toestaan dat de VVD het bestel zou afbreken en sleutelposities voor zichzelf zou opeisen. Het gebeurde inderdaad zoals ik aan de hand van de onderwerpen amusement, breed publiek, jongeren, voetbal, greep overheid en benoemingen zal aantonen. "De creatieve sloop van de publieke omroep vordert" is niet een door mij bedachte conclusie, maar de kop boven een redactionele bijdrage in de kwaliteitskrant NRC van 30 augustus 2015.

Amusement, verstrooiende programma's, vormde steeds een wezenlijk onderdeel van het takenpakket van de publieke omroep. In het voorliggende wetsvoorstel wordt er gehinkt op één lang been, namelijk dat pure amusementsprogramma's die alleen het publiek willen vermaken niet thuishoren in het pakket van de publieke omroep en één kort been, namelijk dat amusement mag als het dient om een breed en divers publiek te trekken voor informatie, cultuur en educatie. Zoals in een succesvolle slapstick de hoofdpersoon met opgeheven hoofd lachend richting de afgrond loopt, zo hinkelt hier de staatsecretaris met een lang en een kort been mank en onafwendbaar het moeras binnen.

50PLUS gaat hier wat dieper op in, omdat wij voorzien dat in de nabije toekomst, mede door de greep die de overheid zich hier toe-eigent en gelet op een aantal benoemingen, hierover grote conflicten zullen ontstaan. Om te beginnen willen wij van de staatsecretaris klip-en-klaar weten waarom hij in dezen het advies niet heeft opgevolgd van de Raad van State, die stelt dat pluriformiteit een gevarieerd aanbod inhoudt en dat amusement wel degelijk in het pakket thuishoort. Eén van de vele niet-beantwoorde vragen in het nader voorlopig verslag is: mogen de kijkers naar de publieke omroep zich niet zonder bijbedoeling vermaken en waarom niet? Moet een André van Duin van het publieke net verdreven worden en naar de commerciële omroep gejaagd worden? Ik heb de vragen voor de staatssecretaris genummerd om het hem makkelijker te maken al deze vragen te beantwoorden en straks onnodige interrupties te voorkomen.

De visie van de staatsecretaris bij dit onderwerp is duister en leidt, zo voorspellen wij, tot grote moeilijkheden in de toekomst. Met een gemeenplaats als "het publieke aanbod moet voldoen aan publieke waarden" kun je helemaal niets. Zou de staatssecretaris nu echt menen dat een André van Duin, een André Hazes of een Martine Bijl met Heel Holland Bakt niet voldoet aan publieke waarden? Wat zijn volgens hem publieke waarden en wat niet? Graag een scherpe definiëring.

Dat hinken op twee niet te combineren gedachten blijkt ook weer uit de volgende citaten. "De huidige opdracht is zo ruim dat vrijwel elk programma en genre kan voldoen, terwijl niet al het aanbod voldoende kwaliteit en creativiteit heeft". Wie bepaalt dat? Gaan de door de regering aangestelde toezichthouders dat straks doen? Dingt de staatssecretaris met deze nogal onliberale en elitaire bevoogding niet mee naar de titel van de ongekroonde farao van de grachtengordel?

De opvatting over het amusement wordt ook buiten de politiek en vanuit het directe veld treffend bestreden door Karin Bloemen in een interview voor Wakker Nederland. Zij zegt: "De lach is heel belangrijk in ons maatschappelijk en sociaal leven. De mensen kunnen zich thuis nu eens eindelijk ontspannen en het gevoel hebben door belastinggeld verwend te worden." Zij voegde daaraan toe: "Sommige grappen kun je bij de commerciëlen niet maken. Het gaat wel degelijk om de vrijheid van meningsuiting." Het lijkt erop dat de VVD-ideologie over de omroep geen ruimte laat voor deze terechte kritische opmerkingen.

Ook in het buitenland wordt gediscussieerd over de functie van de publieke omroep. In België heeft amusement minder prioriteit, in Engeland zendt de BBC regelmatig groot amusement uit zoals Idols en The Voice. Maar echt onnavolgbaar wordt het als amusement wel zou mogen als het dient tot meerdere kijkers en luisteraars naar andere programma's: informatie, cultuur en educatie. Sterker nog: de staatsecretaris wil per programma aangetoond hebben dat dit effect er is. Daarmee wordt de weg geopend naar oeverloze, tijd en administratie verslindende discussies. Wat te doen als de één de al dan niet objectief te meten verschillen te klein vindt en de ander niet? Welke criteria worden er door wie vooraf vastgelegd? Wat te doen met tegenargumenten als: het tijdstip van plaatsing, de op andere netten toegenomen concurrentie? Hoeveel malen moet hier sprake zijn van een constatering voordat de door de overheid benoemde functionarissen mogen ingrijpen? Is dít de manier om het bezig zijn met creatief programmeren te bevorderen? Kan de staatsecretaris beschrijven hoe hij denkt dat eindeloze conflicten kunnen worden voorkomen?

In het verlengde liggen de bespiegelingen van de staatsecretaris over het bereiken van een breed en vooral totaal publiek. Als het ook gaat om bij voorbeeld de jongeren en lager opgeleiden is het noodzakelijk dat bepaalde programma’s zoals amusement, maar ook sporten en zeker voetbal vanwege hun wervend karakter door de publieke omroep worden uitgezonden. Wie het één eist en het ander in feite voor een groot deel onmogelijk wil maken, voert geen consistent beleid. De staatsecretaris schrijft in de memorie van antwoord: "Ja, ik ben op de hoogte dat amusementsprogramma’s van de publieke omroep een groot publiek bereiken. Alleen het feit dat veel mensen kijken en luisteren, is wat mij betreft echter niet genoeg reden om een programma te maken en uit te zenden". En dan opnieuw hoogdravend: "De publieke omroep moet programma’s maken van publieke waarden, die bijdragen aan de democratische, sociale en culturele behoeften van het publiek. Het aanbieden van programma’s die alleen zijn gericht op plezier en vermaak is daarvoor niet nodig". Om vervolgens vijf pagina’s verder te schrijven "... dat in de totale programmering van de publieke omroep voldoende rekening moet worden gehouden met het geheel van interesses en behoeften bij de hele Nederlandse bevolking". Hier is de staatssecretaris niet meer te volgen. Dit kan toch niet anders betekenen dan dat amusement en voetbal — ik kom daar straks op terug — tot het takenpakket moeten behoren zoals steeds in de omroep- en mediawet werd bedoeld en zoals ook wordt gesteld door de Raad van State?

Op diverse plaatsen, onder andere in de memorie van antwoord en de nadere memorie van antwoord hamert de staatsecretaris erop dat de publieke omroep te weinig jongeren zou bereiken. Maar het klopt toch dat door diverse oorzaken er in heel Europa een afnemend kijkgedrag van jongeren is en het klopt toch dat volgens een rapport van de EBU Nederland met nagenoeg 90% het hoogste bereik in Europa onder jongeren heeft? In een poging toch zijn gelijk binnen te halen, stelt de staatssecretaris "... dat personen van 65 jaar en ouder tot wel zes keer zoveel gebruik maken van het televisieaanbod van de publieke zender dan een tiener". Zorgvuldig gekozen die 65-plusser die dus niet meer werkt, overdag kan kijken en ’s avonds vaak later kan kijken dan de jonge of met huiswerk belaste tieners. De KNVB boft dat staatssecretaris Dekker de sport niet in zijn portefeuille heeft. Anders zou het verwijt kunnen vallen dat er honderd keer meer tieners voetballen dan 65-plussers. De staatssecretaris heeft echt iets aparts met amusement.

In mijn inleiding heb ik gewezen op de historische rol van de VVD tegenover de publieke omroep. Vaak is door die partij betoogd dat het uitzenden van voetbal geen noodzaak is voor de publieke omroep. Met name de woordvoerder van deze partij in de Tweede Kamer maakt daar regelmatig een punt van en zegt dat de publieke omroep te veel geld zou bieden voor samenvattingen of bij voorbeeld de Champions League. Zo werd er een klimaat geschapen waardoor de publieke omroep geen goede concurrentiestrijd kon leveren. De staatssecretaris heeft dat beeld versterkt door te zeggen dat de publieke omroep door het niet uitzenden van de CL veel geld zou overhouden. Later heeft hij dat op vragen van 50PLUS afgezwakt.

Maar wat zijn de feiten? Ik ga hierop in, omdat dit punt een zeer onderschat onderdeel van het publieke bestel is en morgen ook kan gelden, zoals eerder gebeurd is, voor de samenvattingen van de Nederlandse eredivisie en straks gaat gelden voor de Olympische Spelen, waarvan de rechten vanaf 2018 gekocht zijn door Discovery. De wedstrijden van de Champions League zijn de meest prestigieuze wedstrijden van het jaarlijkse voetbalgebeuren. Het uitzenden hiervan is de grote locomotief voor jongeren en lager opgeleiden om naar de publieke omroep te kijken, zo weten wij uit de kijkcijfers. Een punt dat de staatssecretaris zo belangrijk vindt, zeker nu hij constateert dat het aantal jongeren op NPO 3 daalt. Wat zo bedroevend is, is dat de VVD en de staatssecretaris stemming maken dat door het niet bieden door de publieke omroep op de Champions League er zo veel andere financiële mogelijkheden komen voor andere programma’s. Volgens mijn informatie is eerder het tegendeel waar. We kennen niet de exacte cijfers die deze voetbalavonden kosten, maar hebben daar wel indicaties over gekregen. Heel belangrijk is dat de kosten zich vrijwel direct terugverdienen door de hoge STER-inkomsten op circa dertig uitzendavonden. Die inkomsten gaan dus nu naar de commerciële omroep en door andere tarieven en programma-onderbrekingen zelfs beduidend meer dan dat. Op die dertig avonden moet er nu door de publieke omroep vervangende programmering worden uitgezonden, waarvoor nauwelijks of geen extra middelen zijn. Intern zijn er berekeningen dat er STER-inkomsten worden misgelopen die kunnen oplopen tot zo'n 20 miljoen euro. En de rol van deze staatssecretaris is niet dat hij vecht of een beetje opkomt voor zijn publieke omroep. Op 25 augustus vorig jaar verklaarde hij op BNR: "Op zich vind ik het helemaal niet erg dat de CL naar SBS gaat. De publieke omroep kan met het uitgespaarde geld andere mooie programma’s maken". Staatssecretaris Dekker noemde dit een goede ontwikkeling en voegde toe dat voetbal niet thuishoort bij de publieke omroep als het te veel geld kost. Is dit onkunde of doelbewuste afbraakpolitiek van het publieke bestel?

Wat zijn de gevolgen? Financieel is het nadelig, het leidt tot lagere kijkdichtheden op de jongerenzender NPO 3 en het beeld is van een staatssecretaris die de gang van zaken met instemming begroet. Het zal je staatssecretaris maar wezen. Maar het past geheel in de VVD-opvattingen over de publieke omroep. Immers, het niet uitzenden van de grote sportevenementen als de CL en Olympische Spelen heeft verstrekkende gevolgen: heel veel minder kijkers voor de publieke omroep, een beperkter en vooral meer elitair publiek. Dat leidt weer tot minder STER-inkomsten, waardoor de houdbaarheid van drie tv-netten in gevaar komt. Dat is precies wat de VVD altijd al wilde.

De overheidsinvloed en de nu gecreëerde mogelijkheid van invloed op de programma’s vooraf zijn enkele kernpunten van het bezwaar tegen deze wetswijziging. De 50PLUS-fractie vindt dat de staatssecretaris nogal luchthartig, zo niet onbezonnen, over de mogelijke juridische bezwaren heen stapt. Is de staatssecretaris bekend met het rapport van het advocatenkantoor Stibbe, gemaakt in opdracht van omroep MAX? De conclusie is dat de Eerste Kamer deze wet niet mag aannemen omdat de wet in strijd is met artikel 7 Grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Ik noem de aantoonbare invloed die de regering krijgt bij de benoemingen van de voorzitter en leden van de Raad van Toezicht NPO, die op haar beurt weer de Raad van Bestuur NPO benoemt. De NPO krijgt feitelijk een machtspositie bij het bepalen welke programma’s wel of niet worden uitgezonden en hij beschikt tegelijkertijd over een aanzienlijk deel van het mediabudget. De machtspositie van de NPO wordt strijdig genoemd met artikel 10 EVRM.

In de nadere memorie van antwoord hebben we met verbazing de opmerking over het onderzoek van de Europese Commissie gelezen. Zij had het Nederlandse publieke mediabestel doorgelicht. Er was geen kritiek, staat er, maar dat onderzoek dateert uit 2010. Toen was er nog geen sprake van de nu voorliggende wetswijzigingen. Zijn deze wijzigingen nog voorgelegd aan de Europese Commissie of is er al enig contact over geweest? Het is verstandig, dit wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet aan te houden totdat de raadpleging heeft plaatsgevonden en om te voorkomen dat er later processen worden gevoerd, zoals nu door MAX is aangekondigd.

Grote zorgen maken wij ons ook over het punt van de invoering van genrecoördinatoren naast zendercoördinatoren. De Raad van State heeft verzocht, een nadere regeling vast te stellen, waardoor voorafgaand toezicht uitgesloten werd. Deze regeling ontbreekt nog steeds. In de nadere memorie van antwoord wordt nog eens gemeld dat genrecoördinatoren op termijn de rol van de zendercoördinatoren moeten overnemen. Er zal dus een fase zijn waarin de twee soorten coördinatoren naast elkaar bestaan. Sterker nog, er wordt een experiment aangekondigd om te starten. Het lijkt ons niet nog verwarrender te kunnen.

Ik kom op de kwestie van de benoemingen. De staatssecretaris benoemde een selectiecommissie van drie personen voor de voordracht van een nieuwe raad van toezicht voor de NPO. Twee van hen waren relatief onbekende Nederlanders en zeker geen politici. Opvallend was daarom de benoeming van het derde lid, de VVD'er Clemens Cornielje, commissaris van de Koning in Gelderland, voormalig VVD-campagneleider en oud-vicefractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. Hij is een ontegenzeggelijk uitzonderlijk politiek zwaargewicht. Mag je dit een politieke benoeming vinden? De staatssecretaris geeft op pagina 43 van de nadere memorie van antwoord zelf de definitie van een politieke benoeming. Ik citeer: "Met een politieke benoeming wordt beoogd, in een bepaalde functie een politieke kleur te vertegenwoordigen om van daaruit invloed uit te oefenen". Ik vind het buitengewoon knap geformuleerd. Vervolgens werd op voordracht van deze selectiecommissie een raad van toezicht voor de NPO benoemd. Voorzitter werd VVD'er Bruno Bruins. Hij was wethouder in Den Haag in de tijd dat de huidige VVD-staatssecretaris van OCW fractievoorzitter in de Haagse gemeenteraad was. Een benoeming om van daaruit invloed uit te oefenen? VPRO-directeur Lennart van der Meulen noemde deze benoeming een politieke partijdigheid. De voorzitter van het College van Omroepen, Gerard Timmer, hekelde de benoeming namens de NOS, NTR, VPRO, EO, AVRO, TROS, KRO-NCRV en BNN-VARA. Daarnaast waren er nog meer opvallende zaken. De centrale ondernemingsraad maakte gebruik van het recht, een kandidaat voor de raad van toezicht voor te dragen: het voormalig Tweede Kamerlid Mirjam Sterk van het CDA. Eindelijk eens een politicus die niet uit de VVD komt, zou je denken. Ze werd ondanks haar geweldige cv en reputatie afgewezen. Eerder was de benoeming van de voorzitter van de raad van toezicht voor de NTR aan de orde. Volgens onze informatie was er door een andere selectiecommissie een voordracht. Het betrof een niet-VVD'er. In een vrij breed gezelschap, namelijk het College van Omroepen, is meegedeeld dat deze voordracht was afgewezen. Vervolgens werd Eric van der Burg benoemd, VVD-wethouder in Amsterdam. In de nadere memorie van antwoord ontkent de staatssecretaris deze gang van zaken. Blijft hij bij zijn visie? Bij elkaar opgeteld zijn drie zeer belangrijke topfuncties bezet door VVD'ers, namelijk de post in de regering, dus het staatssecretariaat, het voorzitterschap van de raad van toezicht van de NTR en het voorzitterschap van de raad van toezicht van de NPO.

Er ligt hier een wetsvoorstel dat op tal van essentiële punten niet voldoet aan de criteria zorgvuldigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Belangrijke pijlers in het publieke bestel worden gesloopt met alle gevolgen voor de Ster-inkomsten. Eerder gebeurde dat met de door de staatssecretaris toegejuichte verdwijning van het Champions Leaguevoetbal, nu moet dat op de meest warrige manier gebeuren met het amusement. Daarmee wordt, zeker nu de al ingevoerde stevige bezuinigingen zich laten gelden, het financieren op termijn van drie televisienetten steeds moeilijker, zo niet onmogelijk. Waarom eigenlijk? Het staat niet in het regeerakkoord. In het regeerakkoord Bruggen slaan uit 2012 staat: Centraal in het mediabeleid staat het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en hoogwaardig aanbod, toegankelijk voor alle lagen van de bevolking. Er staat niets in over de noodzaak van een ander programma-aanbod en ook niet over een kleinere rol voor de omroepen. Waar komen deze voorstellen dan vandaan? In dit verband is het goed, nog eens na te lezen wat er in het VVD-verkiezingsprogram van 2012 over de omroep staat en wat dus in het regeerakkoord ontbreekt. Dit VVD-programma is mede geschreven door staatssecretaris Sander Dekker. Ik citeer: "De rol van de publiek gefinancierde omroepen moet kleiner worden." Ik citeer: "Zij moeten alleen programma's aanbieden met een maatschappelijk toegevoegde waarde die niet door de commerciële aanbieder worden aangeboden." Ik citeer: "Voor het uitoefenen van de publieke taak kan worden volstaan met hoogstens twee algemene tv-netten." Het VVD-verkiezingsprogram wordt in dit wetsvoorstel grotendeels uitgevoerd of voorbereid. Het NRC Handelsblad had gelijk toen de krant schreef: "De creatieve sloop van de publieke omroep vordert, tenzij de Eerste Kamer dit om alle door ons gegeven argumenten niet toelaat."