Plenair Strik bij behandeling Begroting Veiligheid en Justitie



Verslag van de vergadering van 15 december 2015 (2015/2016 nr. 13)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 11.05 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Deze tijden vergen veel van onze rechtsstaat. Onze samenleving is opgeschrikt door een nabije aanslag en het gevoel van dreiging duurt voort. Dat doet een appel op een weerbare overheid die niet alleen ons beschermt, maar ook de waarden van de rechtsstaat. De wereldwijde vluchtelingencrisis leidt ertoe dat ook in Nederland meer vluchtelingen om bescherming verzoeken. Ook zij doen een beroep op onze rechtsstaat.

De justitiële keten is de ruggengraat van onze rechtsstaat, zou je kunnen zeggen, maar juist daarin is het vertrouwen op dit moment niet bijster groot. In praktisch elk onderdeel van die keten zijn er structurele problemen, en de vele incidenten die naar buiten komen, bevestigen de tekortkomingen en het beeld van een onbeheersbaar ministerie. Het sleept zich voort van crisis naar crisis. Die crises tekenen de wankele staat van de rechtsstaat. Dat leidt onvermijdelijk ook tot problemen in de top van het ministerie. Bewindslieden lijken geen grip te hebben en komen in politieke problemen. Ook deze week weer houdt de Tweede Kamer een spoeddebat hierover. Dat schaadt niet alleen individuen, maar ook het vertrouwen in de politiek en het openbaar bestuur. Zo raken de onbeheersbaarheid en het gebrek aan transparantie de hele samenleving. De minister geeft nog weinig blijk van inzicht, laat staan van oplossingen. Wat is de analyse van de minister en hoe gaat hij de keten structureel versterken?

Terwijl het ministerie is uitgebouwd met het beheer van de politie, vanuit het idee dat dit de samenwerking tussen politie en OM zou verbeteren, liggen beide ketenpartners nu onder vuur. Moeten we niet concluderen dat het experiment van de overheveling is mislukt? Stabiliteit en kwaliteit in een rechtsstaat verhouden zich slecht tot geëxperimenteer met publiekstaken, zo blijkt nu weer. Door de focus op veiligheid kunnen de andere kerntaken van het ministerie in het gedrang komen; denk aan rechtszekerheid, de bescherming van het individu tegen een willekeurige, nalatige of discriminerende overheid, de grondrechten en de toegang tot het recht. Justitie is immers veel meer dan veiligheid alleen.

De begroting was voor het kabinet een kans geweest om de urgentie te tonen waarmee het de problemen op het ministerie aanpakt, maar het oorspronkelijke voorstel bewees vooral het tegendeel. Pas na veel politieke druk, onder andere vanuit deze Kamer, is er een reparatie uitgevoerd. Mijn fractie is daar blij mee, maar zit nog wel met vragen, zoals waaraan de extra bedragen precies besteed worden en ten koste waarvan. De belangrijkste vraag is of de problemen werkelijk opgelost zijn met 250 miljoen structureel erbij. Wat is er echt nodig om de hele justitiële keten weer robuust en effectief te maken? De Algemene Rekenkamer concludeert dat de verhouding tussen de ambities en het budget scheef is. Volgens de Rekenkamer is het de vraag of de nieuwe planning van de reorganisatie van de politie nu wel haalbaar is, ondanks de verdubbeling van het budget hiervoor. Graag een reactie.

De politie staat onder grote druk. De reorganisatie zuigt veel energie en menskracht weg uit het reguliere werk, en het lijkt nog lang te duren voordat de reorganisatie de politie gaat ondersteunen in plaats van andersom. In vijf jaar tijd krimpt de politieorganisatie met 10%. Die reductie van vijfduizend formatieplaatsen is ergens voelbaar, bijvoorbeeld bij de wijkagenten die we nu zo hard nodig hebben om uitsluiting en radicalisering tegen te gaan. Ik zie de minister nee schudden en hoor daar graag een reactie op. Investeren in de recherchetaken is hard nodig, kijk alleen al naar het magere opsporingspercentage van 19. Hoe denkt de minister deze cruciale taken te versterken in de huidige context?

De samenwerking tussen het OM en de politie, maar ook binnen het Openbaar Ministerie zelf, moet echt efficiënter en effectiever, is de cri de coeur van elk onderzoeksrapport. Kwaliteitsverbetering vergt ook financiële investeringen. Meent de minister dat met de extra 15 miljoen de gewenste kwaliteitsimpuls is geborgd? En waarvoor is dat geld precies bestemd?

Ook voor de rechtspraak geldt dat een vereist kwaliteitsniveau een bepaalde investering vergt. De locaties die op de nominatie stonden voor sluiting, zijn gered, maar de kwaliteit van de rechtspraak zelf nog niet. De heer Ruers refereerde er al uitgebreid aan: rechters hebben de noodklok geluid en stellen dat de bodem is bereikt. Al jaren kampen zij met een te hoge werkdruk. Dat levert risico's op voor de toegang tot de rechter en de kwaliteit en snelheid van uitspraken, maar ook voor een onafhankelijke oordeelsvorming. De extra investeringen van 15 miljoen structureel zijn welkom, maar de Raad voor de rechtspraak becijferde zelf dat dit de helft is van wat nodig is om de rechtspraak op een aanvaardbaar niveau te krijgen. Graag een reactie daarop. Overigens sluiten wij graag aan bij het verzoek van de VVD-fractie om bij de evaluatie van de Wet herziening gerechtelijke kaart ook de taakstelling en de rol van de Raad voor de rechtspraak te betrekken.

De toegang tot rechtsbijstand hebben wij begin dit jaar bij de begrotingsbehandeling uitgebreid besproken. Het is nog steeds een belangrijk punt van zorg. Het debat en de aanvaarde moties hebben geresulteerd in twee rapporten hierover. Uit beide rapporten komt naar voren dat kortetermijnwijzigingen in de gefinancierde rechtsbijstand onwenselijk zijn en zelfs een averechts effect kunnen hebben. De minister heeft gelukkig toegezegd, geen maatregelen te nemen voordat de rapporten zijn besproken met deze Kamer. In navolging van mevrouw Beuving verzoek ook ik de minister om bij de uitwerking van die visie vooral de gewaarborgde toegang tot het recht als uitgangspunt te nemen. Wat betekent de bevriezing van de bezuiniging die dit jaar wel is ingevoerd, onder andere voor de puntentoekenning en de hoogte van de vergoedingen? Waarom wordt deze niet eveneens bevroren? Deze Kamer heeft daar begin dit jaar toe opgeroepen.

Wat beide rapporten ook duidelijk maken, is dat het overheidsbeleid zelf van invloed is op een stijging of daling van het beroep op rechtsbijstand. Dat is logisch voor de griffierechten en eigen bijdragen voor rechtzoekenden, maar het geldt ook voor wetgeving in het strafrecht of sociaal zekerheidsrecht. De wetgever heeft dus door complexe of kwalitatief slechte wetgeving ook zelf de hand in het stijgende beroep op advocaten en de toenemende juridisering, wat overigens niet altijd hetzelfde is. En dat terwijl de minister nu juist uit is op dejuridisering en laagdrempelige geschillenbeslechting. Welke conclusie trekt de minister daaruit voor toekomstige wetgeving? En krijgen wij voortaan bij wetsvoorstellen inzicht in de mogelijke effecten op dit terrein?

Al deze problemen in de keten en de reactie van het kabinet brengen ons bij de vraag: welke standaarden hanteert het kabinet voor de kwaliteit van onze rechtsstaat en wat hebben wij daarvoor over? Welk toetsingskader heeft het kabinet hiervoor ontwikkeld? De rechtsstaat mag nooit als sluitpost worden behandeld en daarom zou ik graag een visie van de minister horen op de vereisten van een adequate rechtsstaat. In dit kader wil ik graag ook reageren op de heer Ruers. Ik denk dat de Eerste Kamer al de discussie over de rechtsstaat op gang heeft gebracht de afgelopen jaren. Wij hebben daar goede deskundigheidsbijeenkomsten over georganiseerd en ik denk dat het inderdaad op onze weg zou kunnen liggen om hiermee voort te gaan, juist om ervoor te zorgen dat er meer reflectie plaatsvindt op de staat van de rechtsstaat en de ontwikkeling daarvan. Dus ik sluit mij aan bij de oproep van de SP-fractie.

Een ander element van de rechtsstaat is dat burgers ook zelf mensenrechtenverdragen moeten kunnen inroepen als zij menen dat de overheid deze verdragen jegens hen niet naleeft. Om dat te verzekeren, heeft de regering al jaren geleden verdragen getekend die het individuele klachtrecht erkennen van het VN-Verdrag inzake culturele, economische en sociale rechten en het Kinderrechtenverdrag. Toch draalt het kabinet, net als het vorige kabinet overigens, eindeloos om deze verdragen door ons te laten ratificeren. Wat is dat toch? Heeft het kabinet zo weinig vertrouwen in de eigen naleving van deze verdragen dat het angst heeft voor een individuele klacht? Wat een rechtsstatelijk probleem op zichzelf aan het worden is, is dat het kabinet een motie van deze Kamer over een snelle ratificatie nu al bijna twee jaar lang negeert. Ondanks ontelbare malen rappelleren hult het kabinet zich in stilzwijgen. Onbestaanbaar, voorzitter. Een kabinet hoort een aangenomen motie in principe uit te voeren. Doet het dat niet, dan heeft het op zijn minst hierover verantwoording af te leggen. Daarom vraag ik de minister — nieuwe ronde, nieuwe kansen — om in dit debat tekst en uitleg te geven.

Bij de ratificatie van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap is Nederland zo ongeveer hekkensluiter geworden. En zelfs nu gaat het ratificatievoorstel niet gepaard met een ambitieus plan van aanpak om echt een inclusieve samenleving te worden. Wanneer komt het kabinet met een daadwerkelijke implementatie van het verdrag? En wanneer zal het bij dit verdrag het facultatief protocol voor een individueel klachtrecht ondertekenen?

Na jaren van kleine aantallen asielzoekers doen de afgelopen twee jaar een stijgend aantal vluchtelingen een beroep op bescherming en opvang. Het vergt een krachtsinspanning van de staatssecretaris en vooral van de IND en het COA om te leveren wat er gevraagd wordt. Wij complimenteren hen voor alle moeite die ze daarvoor doen. Toch zien we de wachttijden oplopen. Voor asielzoekers betekent dat niet alleen langere onzekerheid, maar ook langer wachten totdat ze hun gezinsleden naar Nederland kunnen halen. Dat is hun grootste zorg, want hun familieleden verblijven vaak in slechte en onveilige omstandigheden. Ziet de staatssecretaris dat ook en wat doet hij eraan om de wachttijden zo kort mogelijk te houden?

Een groot deel van de huidige asielzoekers komt uit Syrië, Eritrea en Irak, en zal daarom ook mogen blijven. Toch mogen zij zich niet voorbereiden op de Nederlandse samenleving, ondanks een motie die in de Tweede Kamer met brede steun is aanvaard. De overheid biedt niet alleen zelf geen taal- of oriëntatielessen, ze weerhoudt op verschillende locaties ook derde partijen van het geven van taalles en het verspreiden van studiemateriaal. Dat raakt aan fundamentele rechten als de vrijheid van onderwijs en meningsuiting. Bovendien vindt mijn fractie dat je dergelijke burgerinitiatieven moet toejuichen in plaats van afremmen. Herkent de staatssecretaris deze lokale afhoudendheid en keurt hij die met ons af? Is hij bereid toe te zeggen dat op alle locaties ruimte wordt geboden aan private partijen om taalles te geven?

Een van de locaties waar dit probleem speelde is Heumensoord. De omstandigheden daar bevestigen dat grootschalige opvang niet de voorkeur verdient. Nood breekt wet, uiteraard. Maar mijn fractie bereiken berichten dat het COA aanbiedingen van gemeenten voor kleinschaliger opvang afslaat. Kan de staatssecretaris ons uitleggen hoe dat zit? Als voor grootschalige opvang uit financiële overwegingen wordt gekozen, moeten we dan niet meer investeren in opvangvoorzieningen? Dat is namelijk van belang voor de asielzoekers, voor hun mogelijkheid om te integreren en voor het draagvlak van de omgeving. Graag ontvang ik een reactie.

Mijn fractie heeft bij de begroting OS en de Algemene Financiële Beschouwingen al vragen gesteld over de dekking van de kosten van extra asielopvang. Mijn fractie wil dat dit niet ten koste gaat van het toch al lage OS-budget. Is het kabinet bereid om een alternatieve financiering te overwegen of om anders het ODA-budget te verhogen?

Op EU-niveau zijn afspraken gemaakt over de herverdeling van asielzoekers uit Griekenland en Italië, maar de daadwerkelijke overplaatsing blijft hopeloos achter. Nog maar enkele weken geleden heeft Nederland de eerste 50 plaatsen beschikbaar gesteld. Ook andere lidstaten blijven enorm achter. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom het zo lang duurt? Er is al uitgerekend dat, als dit tempo aanblijft, de 160.000 vluchtelingen pas in 2050 zijn herverdeeld. Welke maatregelen neemt de Europese Unie om het te versnellen? Is het juist dat Frontex momenteel bepaalt wie wordt doorgelaten naar een asielprocedure of naar de UNHCR? Iedereen die asiel verzoekt, zou toch moeten worden beoordeeld door daartoe opgeleide ambtenaren? Het loopt slecht met de hotspots, het ontbreekt aan alle randvoorwaarden en het lijkt alsof iedereen op elkaar wacht. Zouden de lidstaten niet meer nationale beslisambtenaren beschikbaar moeten stellen om die processen te ondersteunen? Dit zou niet alleen moeten gelden voor de hotspots, maar ook voor de asielprocedures in Griekenland. Die komen tergend langzaam van de grond, terwijl duizenden mensen ervan afhankelijk zijn, omdat ze niet mogen doorreizen. Het blijft toch een vreemde situatie dat bepaalde asielzoekers ervan worden weerhouden om door te reizen, terwijl het mensenrechtenhof vaststelt dat de mensenrechten van asielzoekers in Griekenland geschonden worden. Graag ontvang ik een reactie hierop.

Ten aanzien van het akkoord met Turkije heeft de staatssecretaris een aantal vragen van mijn fractie schriftelijk beantwoord. Ik dank hem nogmaals voor de uitgebreide beantwoording van alle vragen van onze Kamer. Op één antwoord wil ik toch nader ingaan. Het betreft de wens om vluchtelingen terug te sturen naar Turkije als veilig derde land, terwijl zij daar geen toegang hebben tot de arbeidsmarkt. Ook de toegang tot het onderwijs is daar problematisch. Het Vluchtelingenverdrag geeft hen echter wel degelijk recht op arbeid en onderwijs. Dit is daarom naar onze mening een vereiste om een land als veilig derde land te definiëren. Turkije voldoet daarom ons inziens niet aan de criteria.

De staatssecretaris stelt echter eenvoudig dat Turkije zijn verplichtingen van het Vluchtelingenverdrag moet nakomen. Maar het probleem is nu juist dat Turkije het Vluchtelingenverdrag alleen heeft erkend voor Europese vluchtelingen, dus voor vluchtelingen uit Europa zelf. Niet-Europese vluchtelingen kunnen zich in Turkije niet op dit verdrag beroepen. Waarop baseert de staatssecretaris de verwachting dat Turkije het Vluchtelingenverdrag gaat naleven, terwijl het zichzelf daar niet aan heeft gebonden met betrekking tot deze groep?