Plenair Ruers bij behandeling Begroting Veiligheid en Justitie



Verslag van de vergadering van 15 december 2015 (2015/2016 nr. 13)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 10.48 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ruers i (SP):

Mevrouw de voorzitter. Het jaar 2015 heeft op het terrein van V en J een aantal opzienbarende ontwikkelingen laten zien. Daarbij valt in de eerste plaats de motie-Franken op, die in januari bij de behandeling van de begroting van 2015 in deze Kamer is aangenomen. Met deze motie legde de meerderheid van deze Kamer vast dat de Kamer zich grote zorgen maakte over de begroting. Geconstateerd werd dat de voorgenomen bezuinigingen tot een onaanvaardbare aantasting van de gefinancierde rechtsbijstand hadden geleid en daarmee tot een aantasting van de rechtsstaat. De Kamer verzocht zodoende de regering om de voorgenomen bezuinigingen van 85 miljoen euro achterwege te laten en alternatieve financieringsmogelijkheden te zoeken.

Het tweede opvallende feit was het gegeven dat de minister van V en J begreep dat er iets moest veranderen, hoewel hij weigerde de genoemde motie uit te voeren. Dat leidde tot het instellen van de commissie-Wolfsen, met de taakopdracht onderzoek te doen naar de oorzaken van de kostenstijgingen in het stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand. Kennelijk was de minister op voorhand al zo overtuigd van zijn eigen gelijk, dat de mogelijkheid dat er helemaal geen kostenstijging zou worden vastgesteld, niet bij hem opkwam. Over het rapport van de commissie-Wolfsen kom ik later nog te spreken.

Het derde opmerkelijke feit was de waarschuwing die een ruime meerderheid in deze Kamer aan de regering deed uitgaan bij de Algemene Politieke Beschouwingen met de motie-Brinkman/Kox van 13 oktober jongstleden. Die waarschuwing aan de regering kwam bepaald niet uit de lucht vallen. Deze Kamer heeft de afgelopen jaren meermalen de regering te verstaan gegeven grote moeite te hebben met de bezuinigingen op de rechtsstaat. Ik wijs op de volgende moties: de motie-Kox van 29 oktober 2013, de moties-Franken van 11 maart 2014, de motie-Ruers/Strik van dezelfde datum, de motie-Kox van 14 oktober 2014 en de voorgemelde motie-Franken van 13 januari van dit jaar. Daar komt bij dat de bezwaren van deze Kamer niet alleen voortkomen uit de bezuinigingen, maar ook uit het gebrek aan inzicht bij de regering voor het feit dat we door de vloer kunnen zakken bij het garanderen van de rechtsstaat.

Twee jaar geleden toonde de fine fleur van juridisch Nederland in een hoorzitting in deze Kamer aan dat het idee van de regering dat de rechtsstaat een "gewoon" onderdeel zou zijn van de begroting, onjuist is. De motie van 13 oktober jongstleden, met de daarbij gegeven toelichting, was naar mijn mening een politiek unicum. Deze Kamer deelde de regering mee dat er rekening mee moest worden gehouden dat de hele begroting kon worden verworpen als de regering onverkort zou vasthouden aan haar voornemen om de bezuinigingen in de begroting van V en J te handhaven. Daaraan voegde deze Kamer toe dat het van wijs beleid zou getuigen als de regering met de Tweede Kamer daarover zaken zou doen.

En zie: de regering haalde bakzeil. En dat was niet een beetje, maar fors. Spitste bij de begroting voor 2015 de discussie zich nog toe op een bedrag van 28 miljoen, nu bleek de regering voor 2016 bereid om, om te beginnen, een bedrag van 215 miljoen structureel op tafel te leggen. De constatering is op zijn plaats dat de meerderheid in deze Kamer hiermee een terechte overwinning heeft behaald.

Er is nog meer. Het wetsvoorstel voor de verhoging van de griffierechten is ingetrokken en ook het wetsvoorstel inzake de eigen bijdrage in een strafproces wordt aangepast. Daarnaast zijn een aantal belangrijke moties in de Tweede Kamer aangenomen. Daar is ook al eerder over gesproken. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de motie waarmee wordt uitgesproken dat er voldoende middelen moeten worden vrijgemaakt voor de primaire taken van de politie, de motie die het vrijmaken van middelen behelst om rechtbanken in de krimpregio's open te houden en de motie die inhoudt dat er voldoende middelen komen voor extra taken van het OM. Weliswaar heeft de regering tijd gevraagd en gekregen tot de Voorjaarsnota om deze middelen op tafel te leggen, maar we gaan er zonder meer van uit dat de regering zo verstandig is om deze moties uit te voeren. Dat zou betekenen dat er nog circa 150 miljoen bijkomt. Dat is, kortom, een overwinning voor de partijen die het behoud van de rechtsstaat hoog in het vaandel dragen en die daarom de bezuinigingen die in de afgelopen jaren al veel te veel schade hebben aangebracht, een halt toeroepen.

Mevrouw de voorzitter, mogen we nu achteroverleunen? Absoluut niet. Wie alle knelpunten — anderen hebben hier ook al over gesproken — in de begroting ziet en kennis neemt van de vele maatschappelijke problemen op het gebied van V en J, moet wel tot de conclusie komen dat de regering begin volgend jaar over de brug moet komen. We gaan er daarbij van uit dat de regering dan niet gaat zeuren dat het geld op is. Ik hoor in dat verband graag van de minister dat hij voor het geld dat nodig is, ook daadwerkelijk zal zorgen.

Was het beeld van V en J begin 2015 al niet rooskleurig, nadien is de situatie snel van kwaad tot erger gegaan. Anderen, zoals de eerste vier sprekers van vandaag, hebben er heel veel voorbeelden van gegeven. Ik noem er een paar op die naar mijn mening typerend zijn. Het zijn berichten die komen uit publicaties in kranten, vakbladen en tijdschriften.

In januari vinden politieagenten dat de minister niet weet wat er op de werkvloer leeft. In de NRC staat in dezelfde maand: "Opstelten dreigt voor kabinet blok aan het been te worden". In februari is er te lezen over het onderzoek van de procureur-generaal van de Hoge Raad naar het gebruik strafbeschikking door het OM. Het OM blijkt het niet zo nauw te nemen met de wet. In maart waarschuwt de algemeen deken van de Nederlandse Orde van Advocaten dat de bezuiniging op de rechtsbijstand op een achtbaan begint te lijken. Jensma schrijft in de NRC in maart: "Is de rechtsstaat bij de VVD in goede handen?" In april lezen we dat de minister de feiten over de wietteelt verdraaide. Dan is er in juli het artikel van professor Ahsmann: "KEI, steengoed of drijfzand?" In juli rapporteert de NRC — anderen noemden het al — over de zeven plagen van het ministerie van Veiligheid en Justitie, over een falend ICT-systeem, over gedemotiveerde agenten en over de dejuridisering van de ambtelijke top. Het blad TREMA meldt in september: "Het rapport Beschikt en gewogen heeft laten zien dat er in de praktijk van het OM-strafbeschikking ernstige fouten worden gemaakt." In september laat het gerechtshof 's-Hertogenbosch aan de advocatuur weten dat de achterstanden zo groot zijn geworden dat nieuwe pleidooien pas in 2017 behandeld kunnen worden. Anderen hebben er al op gewezen dat er wellicht bij andere hoven hetzelfde aan de hand is. Ik wil daaraan toevoegen: je zult maar advocaat zijn, zo'n brief krijgen en je cliënt moeten gaan uitleggen dat er de eerste anderhalf jaar niets te verwachten is. Eigenlijk vind ik dat hiermee een grens is overschreden die niet overschreden mag worden. Recht moet tijdig geschieden, niet over anderhalf of twee jaar.

Ik vervolg mijn opsomming. In september laat de Raad voor de rechtspraak weten dat "het tegemoet treden van deze uitdagingen" niet mogelijk is "zonder moeilijke en pijnlijke beslissingen te nemen". In oktober schrijft de NRC: "En nu zijn de rechters woedend" over de reorganisatie van de rechtspraak en de bezuinigingen op de rechtbanken. Ook schrijft de NRC een maand later over een "Ministerie dat stommetje blijft spelen". Dan volgt de belangrijke bijdrage van professor Veraart op het Gebrandy-debat — sommigen zullen zich dat nog herinneren — dat getiteld was "Rechtspleging blijkt genadebrood te zijn geworden". Jensma schrijft iets later in de NRC: "Politie en OM hebben er de kracht niet meer voor". In november wordt ook door de NOvA over de begroting geschreven: "De zittende magistratuur staat onder zodanige werkdruk dat zij niet de kwaliteit kan leveren waarvoor zij moet staan", "Het OM werd en wordt geconfronteerd met immense bezuinigingen", "De politie heeft te kampen met structurele tekorten" en "Advocaten die gefinancierde rechtsbijstand verlenen, hebben moeite het hoofd boven water te houden."

Ik ben er bijna. Ik ben in november. De Raad voor de rechtspraak zegt dat de werkdruk in de rechtspraak een groot probleem is. Diverse onderzoeken toonden dat aan. De NRC schrijft in dezelfde maand in het artikel "Grote bezuiniging, kleine verzachting" dat het geld schaars is op Veiligheid en Justitie en er volop problemen zijn. En dan is er nog het artikel "Tegenlicht". Anderen noemden het al. Het is een opmerkelijk artikel van negen rechters van de rechtbank Midden-Nederland. Ik kom daar nog over te spreken. En ten slotte: het NRC schrijft in december eerst "Streep door bezuinigingen rechtbank, nu nog het geld". En dan de laatste conclusie in het commentaar van het NRC: "Begroting van Justitie blijft voorlopig een krakend vehikel".

Een korte samenvatting van een aantal opmerkelijke artikelen over de precisie van Veiligheid en Justitie. Ondertussen stappen op 9 maart van dit jaar de minister en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op en kregen we een nieuwe minister en staatssecretaris. Welkom!

Het beeld van V en J is dus allesbehalve florissant. Bij bijna alle essentiële onderdelen bestaan grote problemen qua kwaliteit en geld, met als belangrijke oorzaak de jarenlange bezuinigingen. Het is natuurlijk volkomen terecht dat de regering, mede onder druk van deze Kamer, alvast 250 miljoen extra heeft uitgetrokken voor V&J, maar het mag ons niet de ogen doen sluiten voor het feit dat dat bedrag te weinig is en in ieder geval een half jaar te laat beschikbaar komt, want de kritieke grens is bij vele onderdelen van het ministerie helaas al overschreden.

Dat brengt mij bij één onderdeel daarvan en dat is een heel rot beeld. Anderen hebben dat beter geschetst dan ik. Ik wil de aandacht vragen voor één onderdeel en dat is de rechtsstaat. Een essentieel aspect van de rechtsspraak is de trias politica en daarbinnen de positie van de rechterlijke macht. Ik wijs in dat verband op het opmerkelijke artikel van de negen rechters van de rechtbank Midden-Nederland van 20 november. Dit is een opiniestuk waarin de groep rechters naar aanleiding van een meerjarenplan zijn zorgen uit over de ontwikkelingen in de rechtspraak. Die zorgen lichten zij in dat artikel toe aan de hand van vijf problemen. Ik citeer, zoals anderen ook hebben gedaan, een enkel stukje uit dat artikel:

"Het onder de grootste geheimhouding ontwikkelde meerjarenplan gaat ervan uit dat de rechterlijke macht aanzienlijk moet bezuinigen. De rechtspraak heeft allang de bodem bereikt en verdere bezuinigingen zijn ontoelaatbaar. De Raad voor de rechtspraak had de bezuinigingsopdracht niet moeten aanvaarden en dient deze alsnog terug te geven. De door de rechter gevoelde verantwoordelijkheid voor kwaliteit kan hij ter zitting lang niet altijd waarmaken, omdat hij niet over voldoende speelruimte beschikt. Opmerkelijk is dat de doelstelling van de herzieningen van de rechterlijke kaart kwaliteitsverbetering was. Echter, met de schaalvergroting ontstaat door toenemende standaardisatie juist een situatie waarin de kwaliteit meer onder druk komt te staan. De rechters en medewerkers van de rechtbank voelen zich niet vertegenwoordigd door de raad en ook de verhouding tussen rechter/medewerkers en gerechtsbesturen staat onder druk."

En dan het laatste citaat: "Er wordt een groot voorschot genomen op het verwachte resultaat van KEI. Er zijn helaas geen historische voorbeelden die dit optimisme rechtvaardigen. Onze ervaring is dat automatiseringsprocessen in de rechtspraak moeizaam en traag verlopen."

Ik kan daar nog een belangrijk feit aan toevoegen. De rechters in kwestie waar ik net over sprak, hebben op basis van het NJB-artikel onlangs een enquête verstuurd naar alle 2.500 rechters in Nederland. De respons op deze enquête is opzienbarend. In korte tijd is een zeer hoge responsgrens bereikt. Bijna 900 rechters hebben inmiddels in antwoord op de enquête hun mening kenbaar gemaakt en ik heb vernomen dat het overgrote deel van de respondenten zich in de kritiek, verwoord in het artikel in Tegenlicht, kan vinden. Dat gegeven is naar mijn mening een niet mis te verstaan signaal van de rechters aan de wetgever, de minister van Veiligheid en Justitie en de Raad voor de rechtspraak. Ik hoor graag de mening en de reactie van de minister daarop. We moeten wel beseffen dat wij hier te maken hebben met rechters die over het algemeen bekendstaan als zeer loyaal aan de minister en aan de rechtsstaat.

Een soortgelijke ontwikkeling is te zien bij het uithollen van de functie van de strafrechter door het verplaatsen van de strafoplegging van de strafrechter naar het bestuur. Het artikel van professor Bovend'eerd in het NJB van 27 november, met de titel "Herstel het domein van de rechter in de rechtsstaat", maakt dat duidelijk. Graag hoor ik of de minister de opvatting van deze auteur deelt.

Een ander schrijnend punt is de bezuiniging op de rechtshulp. De rapporten van de commissie-Wolfsen en de commissie-Barkhuijsen tonen aan dat de bewering van de minister dat er een voortdurende toename van de gefinancierde rechtshulp zou zijn, onjuist is. Reeds om die reden dient naar de mening van de SP-fractie de bezuiniging op de rechtshulp die op 1 februari van dit jaar door middel van een AMvB is doorgevoerd, direct te worden teruggedraaid.

Graag verneem ik in dat verband van de minister of hij bereid is het bedrag dat gerelateerd is aan deze bezuiniging, te betalen uit de reservering van 138 miljoen, genoemd in de aangepaste begroting, als vermeld in de nota van wijziging van 26 november jl. Gezien het feit dat de minister op een wijze die op gespannen voet staat met de democratie, de motie-Franken van deze Kamer van 13 januari 2015 niet heeft uitgevoerd, zou het deze minister sieren als hij hiertoe alsnog overgaat en het daarvoor benodigde bedrag haalt uit genoemde reservering.

Maar nog belangrijker dan het terugdraaien van de bezuinigingen is naar onze mening dat de minister erkent en uitspreekt dat de toegang van de burger tot het recht en de rechter een onaantastbaar beginsel is in onze democratische rechtsstaat, ook als dat zou betekenen dat de uitgaven voor de rechtshulp en de rechterlijke macht zouden moeten toenemen. De SP-fractie is tot de conclusie gekomen dat door alle bezuinigingen de bodem bereikt is en dat er her en der al gaten in het gebouw van de rechtsstaat zijn gevallen.

Wij zijn derhalve van oordeel dat het beroep op de gefinancierde rechtshulp niet mag worden beperkt om louter financiële redenen van staatswege. Graag hoor ik of de minister die opvatting steunt.

Ik teken daarbij aan dat als de burger geen daadwerkelijke toegang meer heeft tot het recht en de rechter en de samenleving op een hellend vlak terechtkomen, waarin geen recht meer geldt maar de macht van de sterkste en de brutaalste, dat het einde van de democratische rechtsstaat zou zijn. Als we de rechtsstaat dan kwijt zijn, zullen we pas beseffen hoe kostbaar dat verlies is.

Tegen die achtergrond vind ik het verontrustend dat, ondanks het bovenstaande, de regering in de voorliggende begroting voor 2016 opnieuw bezuinigt op het recht en de rechtsstaat, inclusief de belangrijkste organen als politie, OM, rechterlijke macht en rechtshulp. De inhoud van de achtereenvolgende begrotingen van V en J, inclusief de hier voorliggende begroting, baart ons grote zorgen. Het laat immers zien hoe kwetsbaar de rechtsstaat is en hoe weinig serieus de regering daarmee omgaat.

Tot slot, vraag ik nog aandacht voor een kwestie, die op het eerste gezicht misschien niet direct past bij de behandeling van de begroting van V en J, maar die naar mijn overtuiging van groot belang is. Ik bedoel de staat van de rechtsstaat. De zorgen daarover zijn niet direct links of rechts en ook niet van vandaag of gisteren, maar het zijn wel grote zorgen.

Ik denk dat ik daarbij het best kan verwijzen naar de recente uitspraken — anderen noemden die al — hierover van onze oud-voorzitter Tjeenk Willink. Het evenwicht binnen de trias politica wordt volgens hem bedreigd. Hij pleit ervoor dat de instituties van de rechtsstaat onderhouden worden, maar stelt vast dat er aan de instituties gemorreld wordt, met name door reorganisaties en bezuinigingen, ook bij de rechterlijke macht. Daarbij wordt het uiteindelijke doel uit het oog verloren, namelijk de verbetering van de kwaliteit van het rechterlijke werk. Ook heeft Tjeenk Willink forse kritiek op de rol van de Raad voor de rechtspraak, die volgens hem het vuile werk opknapt voor de minister. Dat schrijft hij letterlijk.

Sprekend over het Leeuwarder manifest stelt Tjeenk Willink dat hij daar verheugd over was, maar dat de discussie naar zijn mening te weinig ging over de inhoud van de rechterlijke functie en dat het manifest te weinig heeft opgeleverd. Ook heeft hij kritiek op het feit dat in het bestuur de nadruk ligt op financieel beheer en daadkracht, waardoor de trias politica uit het lood geslagen is. Op de vraag wie de grotere thema's die de inhoud van de rechterlijke functie bepalen, aan de orde zou moeten stellen antwoordt Tjeenk Willink dat een permanent forum voor dat soort inhoudelijke vragen ontbreekt. Ik denk dat dit een belangrijke constatering is. Hij voegt daaraan toe dat de Raad voor de rechtspraak een onderdeel van het probleem is en dat ongetwijfeld ook de geringe actiebereidheid van rechters een verklarende factor voor het uitblijven van een inhoudelijk tegenwicht is.

Tegen die achtergrond en gelet op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt, wil ik de Kamer de suggestie voorleggen om te onderzoeken of er niet een taak voor deze Kamer is weggelegd bij het verwerven van een beter beeld van de problemen die de staat van de rechtsstaat bedreigen. Daarbij zou naar mijn mening gebruik gemaakt kunnen worden van het middel van een parlementair onderzoek door deze Kamer. Ik hoor graag de reactie van de andere fracties. Wij zien als altijd met belangstelling het antwoord van de minister tegemoet.