Plenair Ten Hoeve bij behandeling pakket Belastingplan 2016 en Wet Common Reporting Standard



Verslag van de vergadering van 14 december 2015 (2015/2016 nr. 12)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 21.58 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Voorzitter. Ik zou willen beginnen met de collega's Van Rij en Köhler te feliciteren met hun maidenspeech. Ik heb naar beiden, bij alle verschillen, met heel veel plezier en heel vaak ook met instemming mogen luisteren.

Opvallend: de NRC meldde van de week in een klein berichtje dat Finland van plan is iedere volwassen Fin een basisinkomen te geven van rond de €800. Dat land wordt daarmee, naar ik aanneem, het eerste land ter wereld dat deze vorm kiest als welvaartstaatconcept. Het lost een hoop problemen op die bij ons geleid hebben tot een onoverzichtelijke belasting- en toeslagenwetgeving en tot uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst. En het lost ook een deel van de problemen op die dit jaar vanuit de christelijke fracties en vooral dan die van de SGP, en naar mijn mening niet ten onrechte, naar voren gebracht zijn.

Het lijkt erop dat het Belastingplan, met alle annexen en met een novelle, aangenomen gaat worden in dit huis. Daarmee is voor de regering een probleem uit de wereld, maar daarmee zijn natuurlijk niet alle in de laatste tijd, ook door mij, geuite bezwaren, opgelost. Nu geld stoppen in een algemene ronde koopkrachtbehoud lijkt in een langzaam weer opbloeiende economie en na alle bezuinigingen van de laatste jaren, min of meer verantwoord. Extra geld in de economie pompen ten gunste van specifieke groepen — werkenden, en vooral werkenden met kinderen — is mooi voor degenen die ervan profiteren maar lijkt prematuur nu het niet is ingebed in een complete herziening van het uit de hand gelopen systeem, nu het doel van een structureel begrotingsevenwicht nog niet is bereikt, zelfs verder uit zicht raakt, ondanks mogelijk de goedkeuring van Brussel, en nu er bovendien alle reden is om aan te nemen dat ons nog heel hoge kosten te wachten staan vanuit diverse zowel binnenlandse als buitenlandse problematiek.

In de zorg loopt het niet goed, voor justitie en veiligheid is het uitgetrokken geld vast niet genoeg, gas is nog altijd een bedreiging voor Groningen, verantwoordelijkheid nemen voor de EU-buitengrenzen gaat meer geld kosten en wat de zogenaamde "oorlog" met IS bij verdere escalatie gaat kosten, kon ook wel eens tegenvallen. En dan komt het klimaatakkoord er ook nog bij en dat mag toch ook wat kosten.

Wat wij nu met dit Belastingplan doen is in ieder geval niet terugkeren naar eenvoud en naar een inkomstenbelasting die gelijke inkomens ook in principe gelijk, maar rekening houdend met draagkrachtverschillen, belast. Nee, wat wij nu doen, is juist verdergaan op de weg van de ene anders te behandelen dan de andere, vooral werkenden anders dan niet-werkenden, met het argument daarmee het grote probleem van de werkloosheid te willen aanpakken, maar in feite best beseffend dat we op deze manier wel het aanbod van arbeid kunnen opjagen maar er nauwelijks invloed op de werkgelegenheid zelf van uit zal gaan, behalve dan door de algemene bestedingsimpuls die van dit extra geld uitgaat. Wat we wel najagen, is het politiek-maatschappelijke ideaal dat iedereen zijn arbeid op de markt moet aanbieden en waar we dus geen rekening mee willen houden is de vrijheid, maar ook de soms afgedwongen noodzaak binnen leefgemeenschappen om andere keuzes te maken. Een overzichtelijk en eerlijk stelsel van inkomstenbelasting zou naar mijn gevoel niet politiek-maatschappelijke doelstellingen mogen najagen met series wel of niet inkomensafhankelijke heffingskortingen en toelagen. Een overzichtelijk en eerlijk stelsel zou naar mijn overtuiging uit moeten gaan van gelijke belasting van gelijke individuele inkomens; het zou een grote belastingvrije voet of algemene heffingskorting moeten toelaten die overdraagbaar is binnen een duidelijk omschreven levensverband. Het mag van mij boven de vrije voet een uniform tarief hanteren met alleen wel een duidelijk hoger tarief voor duidelijk hogere inkomens. Daarmee kom ik in de richting van het CDA, denk ik.

Daarvan uitgaande is er dus nog wel werk aan de winkel en bij het aanpakken van dat grote werk zal het handig en ook onvermijdelijk zijn, dat er dan niet alleen klein geld maar ook groot geld aanwezig is om veranderingen door te kunnen voeren. Dat geldt zeker ook wanneer we bijvoorbeeld — ik waag het toch te zeggen — de laatste grote stap willen doen in de fiscalisering van de AOW. Dat is iets wat het systeem eenvoudiger en eerlijker maakt omdat dan AOW-inkomen gewoon behandeld kan worden als ander inkomen en AOW'ers dus ook als alle andere mensen, maar het is iets wat wel heel grote consequenties heeft. En het probleem momenteel is juist al dat de inkomens van ouderen al jaren onder druk staan en zullen blijven staan door het achterwege blijven van pensioenindexering. Dat komt niet door de belastingheffing maar de belastingheffing doet er wel een schep bovenop. Het is terecht dat gevraagd wordt in de belastingheffing, ook meer structureel dan alleen voor één jaar, rekening te houden met deze zich bijna als een slopende ziekte voltrekkende calamiteit. Fiscalisering AOW is redelijk, maar het kan niet zomaar zonder meer.

Overigens kan het alternatief voor de onderkant van het systeem natuurlijk het kiezen voor het basisinkomen zijn, wat de AOW eigenlijk ook al is. Dat lost immers ook nog alle verzilveringsproblematiek in een klap op en het maakt allerhande toeslagen overbodig. Wel een aantrekkelijk, maar in eerste instantie natuurlijk niet heel makkelijk alternatief. Toch de moeite waard om eens over te gaan denken, staatssecretaris? De Finnen lijken het te kunnen. Een reëel probleem van lange adem, zoals terecht in het Belastingplan staat, is natuurlijk de te grote wig tussen nettoarbeidsloon en totale werkgeverskosten. Daarin speelt niet alleen de loonbelasting een rol, maar ook de doorgeschoten verantwoordelijkheid van de werkgever voor zieke en arbeidsongeschikt geworden werknemers. Of de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) en het daarin opgenomen lage-inkomensvoordeel (LIV) echt zoden aan de dijk kunnen zetten voor de positie van de lage-inkomensgroepen, meer dan de tot nu toe gehanteerde regelingen, lijkt mij voorlopig nog de vraag, maar aandacht voor deze groepen is niet overbodig.

Daarmee komen we bij de regelingen die niet voor het komende jaar bedoeld zijn, maar vooruitgrijpen op 2017. Een van die regelingen is de omstreden regeling voor box 3. Natuurlijk is de kritiek terecht dat een dergelijke ingrijpende verbouwing van de regeling een aparte behandeling vraagt en niet zo maar als klein onderdeel van het totaalplan aangeboden had mogen worden, niet alleen omdat hiermee in het plan voor 2016 een voorschot op 2017 genomen wordt, maar ook omdat het om een principiële aanpassing van een belangrijk deel van het systeem van inkomstenbelasting gaat. Dat betekent dat hierover meer gezegd moet kunnen worden dan over verschuivingen in bedragen en tarieven, hoewel die soms ook best ingrijpend zijn. Ik ga ervan uit dat over dit onderdeel van het Belastingplan nog wel een keer verder gesproken zal worden voordat deze regeling echt geldigheid krijgt. Daar hebben we ook nog een jaar de tijd voor.

Toch wil ik hierover nu een korte beschouwing geven. De huidige regeling krijgt terecht veel kritiek. Voor houders van spaarrekeningen betekent het dat het belastingpercentage hoger is dan het rentepercentage en dat elke procent inflatie het verlies voor de spaarder nog groter maakt. Het voorgestelde systeem waarbij fictie op fictie gestapeld wordt, zal niemand echt bevallen. Alleen van de kleine spaarder kun je veilig zeggen dat hij of zij er in ieder geval wat beter van wordt, ook al is het fictieve rendement nog altijd veel hoger dan het waarschijnlijke feitelijke rendement. Als het zo moeilijk is om echt gerealiseerde vermogensrendementen te traceren en als dan ook nog de keuze gemaakt moet worden of er belasting geheven moet worden over vermogensinkomsten of over vermogensaanwas — dat is ook geen eenvoudige vraag — waarom maken wij het onszelf dan niet makkelijker? De huidige regeling is naar haar vorm een belasting op vermogensinkomsten, maar feitelijk een belasting van 1,2% op vermogensbezit. Is er eigenlijk iets op tegen om er dan ook maar gewoon echt en formeel een vermogensbelasting van te maken? Met een wat grotere vrije voet dan nu geldt en met een bescheiden maar progressief tarief komt mij dat voor als duidelijk, goed controleerbaar, weinig bezwaarmogelijkheden opleverend en, ten slotte, zeker ook niet oneerlijk. Is de staatssecretaris dat met mij eens of wil hij het graag moeilijker houden? Mocht dat zo zijn, lijkt dat hem dan rechtvaardiger?

De inhoudelijke punten in de novelle, voor zover deze geen aandacht krijgen in het Belastingplan, heb ik helemaal nog niet genoemd. Ze hebben mij ook niet echt reden geven om daar nu apart op in te gaan. De aanvullende maatregelen bevatten een aantal goede voornemens; ik neem aan dat wij die over het algemeen zullen terugzien in aparte wetgeving. Dan hebben we nog alle kans om daar echt op terug te komen.

Ik heb op enkele punten commentaar gevraagd van de staatssecretaris. Ik hoor heel graag hoe hij daarop zal reageren.