Plenair Teunissen bij Voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 17 november 2015 (2015/2016 nr. 8)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 14.52 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Ik ben niet meer de allerjongste, maar in dit huis nog wel. Dat betekent dat ik met extra plezier naar deze wekelijkse reünie ga met zeer prettige collega's, veelal met een indrukwekkende staat van dienst en een hoge mate van collegialiteit; alles wat je je als nieuwkomer kunt wensen. Het geeft een bijzonder gevoel om in deze historische omgeving te mogen spreken tot een gezelschap waar de gemiddelde levenservaring het dubbele is van de mijne, zonder dat je weersproken wordt, omdat het nu eenmaal je maidenspeech is.

Wie het nieuws in de afgelopen weken een beetje gevolgd heeft, weet dat deze Algemene Financiële Beschouwingen niet zo algemeen zijn, maar beter de Specifieke Financiële Beschouwingen genoemd kunnen worden. In de aanloop naar sinterklaas en kerst heeft het kabinet besloten voor het indrukwekkende bedrag van 5 miljard aan cadeautjes uit te delen. Dat bedrag was eigenlijk bedoeld voor zeer noodzakelijke structurele hervormingen, onder meer van ons belastingstelsel. Maar het kabinet heeft anders besloten, omdat de coalitie geen meerderheid heeft in dit huis, omdat het lastig is om tot structurele hervormingsvoorstellen te komen en omdat de periode tot de nieuwe verkiezingen kort is.

Wouter Bos, de architect van de huidige coalitie, gaf in de Volkskrant afgelopen week een onthutsend beeld van hoe in zijn visie idealen in de politiek werken. Zijn column was zo veelzeggend dat ik hem hier voor de Handelingen kort weergeef. Stel, zo begint Bos, je hebt een 100% mening over iets. Vervolgens word je lid van een politieke partij, en dan begint het inleveren omdat die partij niet over alles dezelfde mening heeft als jij. Dan word je lid van een fractie, waarin je ook weer andersdenkenden tegenkomt en je dus moet inleveren. Daarna moet je compromissen sluiten met politieke tegenstanders; nog meer water bij de wijn. Vervolgens blijkt dat de praktijk weerbarstiger is dan je ten tijde van de coalitieafspraken gedacht had, waarop weer nieuwe bijstellingen volgen. Stel dat een politicus erin slaagt bij elk van die stappen 80% van z'n idealen overeind te houden en in het compromis met de coalitiepartner 50%, dan blijft er aan het eind van de rit 25% van je idealen over.

Zo heeft volgens Bos elke politicus die met een groot verhaal de politiek instapt aan het eind van de rit nog maar een kwart van dat grote verhaal over. Bos voegt daaraan toe dat naar zijn mening zo'n politicus dan doet wat hij moet doen. Ik betwijfel dat en kiezers betwijfelen dat ook. Wie het overgrote deel van z'n idealen inlevert, raakt ook het overgrote deel van z'n kiezers kwijt.

Ik weet dat er soms laatdunkend gedaan wordt over getuigenispartijen die nooit regeringsverantwoordelijkheid gedragen hebben. Daarover wordt smalend gezegd dat ze weliswaar schone handen maar ook lege handen hebben. Maar als het alternatief is om vuile handen én lege handen te hebben aan het eind van het proces, kan men zich afvragen wat daar precies het voordeel van is. Natuurlijk kun je met je politieke aartsrivaal in één kabinet gaan zitten, maar als vervolgens blijkt dat je geen gezamenlijk beleid kunt ontwikkelen dat op een meerderheid in beide Kamers kan rekenen, volgt het zwaktebod van de rit uitzitten zonder nieuw beleid. Dan maar de gereserveerde 5 miljard uit de ramen van de Gouden Koets gooien te midden van het volk. Breedwerpig zaaien; het is makkelijker dan geld uitgeven aan zaken waarover je het structureel oneens bent. Het leek een makkelijke oplossing, waar eigenlijk niemand tegen kon zijn.

Maar zo eenvoudig bleek dat niet, hebben we afgelopen week gezien. De Eerste Kamer, die bij de formatie vergeten was, lijkt nu toch van groter belang dan destijds gedacht. Tijdens de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer werd duidelijk dat binnen de huidige pikorde cadeautjes niet weggegeven kunnen worden zonder ze eerst zwaar te bevechten. Het surrealistische van al deze beschouwingen is dat ze gaan over stemverhoudingen in de Eerste Kamer, terwijl het debat gevoerd wordt in de Tweede Kamer en in de achterkamer. Het heeft er alle schijn van dat de stemverhoudingen in dit huis zouden kunnen worden bepaald buiten dit huis. In dat geval zouden de debatten die we hier voeren meer het karakter hebben van luchtspiegelingen dan van het toetsen op kwaliteit van wetgeving. Het is natuurlijk gebruik dat de Eerste Kamerfracties nauw contact onderhouden met de overzijde. De kans dat een fractie in dit huis stemt voor een wet terwijl de collega's aan de overzijde tegen die wet gestemd hebben is klein, maar dat is niet hetzelfde als de politieke deals die in de Tweede Kamer worden gesloten buiten het zicht en zonder bemoeienis van de Eerste Kamer, bepalend te laten zijn voor het stemgedrag in dit huis. Dat komt de geloofwaardigheid van het parlement niet ten goede. Mijn fractie praat hier graag over door, wellicht bij de discussie over het instellen van de betreffende staatscommissie.

Terug naar de 5 miljard lastenverlichting. Deze draagt het risico in zich van een gemiste kans als die niet gepaard gaat met de noodzakelijke, structurele koerswijziging. Het had een noodzakelijke vergroening van het belastingstelstel kunnen opleveren. Eckart Wintzen stelde in 1994 al voor om niet het goede gedrag van mensen te belasten, maar de vervuiler te laten betalen. Waarom belasting heffen op activiteiten die waarde toevoegen? Een "belasting onttrokken waarde" zou het alternatief kunnen vormen. De belasting op arbeid zou dan flink worden verlaagd en tegelijk zouden de belastingen op grondstoffen, vervuiling, olie, grond, vermogen en bonussen omhoog worden gebracht. Zo stimuleren we hergebruik van grondstoffen en werkgelegenheid en remmen we ongewenst gedrag af, zoals we ook doen met de consumptie van alcohol en tabak, en zouden moeten doen met de consumptie van vlees. De Vrije Universiteit becijferde dat voor elke kilo varkensvlees die verkocht wordt, ten minste de helft van de kosten niet betaald wordt door de consument, maar voor rekening van de samenleving komt. De kosten van de bedrijfsvoering die afgewenteld worden op de samenleving, zullen direct in rekening gebracht moeten worden aan de eindgebruiker. CO2-uitstoot zou per product belast kunnen worden. Geen emissiehandel, maar direct betalen. Simpel, helder en effectief. Het is een uitgelezen maatregel om onder andere het zeer urgente klimaatprobleem aan te pakken. Welke mogelijkheden ziet de minister om niet het goede te belasten, maar de vervuiler te laten betalen?

Wereldwijd zijn extra investeringen bittere noodzaak voor duurzame ontwikkeling, maar dit kabinet trekt daar tot dusver nauwelijks extra geld voor uit. Het ontwikkelingsbudget gaat in 2016 zelfs met 654 miljoen euro omlaag. Een steeds grotere nadruk ligt op de uitgaven voor de opvang van asielzoekers in Nederland, terwijl het moeilijk uit te leggen is hoe de opvang van asielzoekers hier bijdraagt aan structurele hulp in ontwikkelingslanden. De uitgaven aan de opvang van vluchtelingen hier concurreren met de beschikbaarheid van geld voor ontwikkelingsdoeleinden en volgens Cordaid zelfs met de opvang van vluchtelingen in de regio. Ik vraag de minister hierop te reflecteren.

Het is duidelijk dat dit kabinet armoede vooral als grondoorzaak van migratie ziet, maar het vergeet hierbij dat klimaatverandering de grootste vluchtelingenstromen van deze tijd op gang kan brengen. De NAVO waarschuwt al jaren tegen wateroorlogen. Dat zijn gewapende conflicten niet op het water, maar om het water. Onderzoekers van de Columbia University stelden vast dat de oorlog in Syrië geduid kan worden als een klimaatoorlog. De Wereldbank stelt in haar rapport van 8 november dat de klimaatverandering sneller en beter bestreden moet worden omdat er anders in 2030 honderd miljoen armen extra zullen zijn. Om klimaatverandering nog voldoende te kunnen beperken en om die armoede te voorkomen, zo stelt de Wereldbank, moeten we maatregelen daartoe integreren in het ontwikkelingswerk. Dat moeten we snel doen omdat de gevolgen van klimaatverandering steeds groter worden. Dat maakt het moeilijker om armoede volledig uit te roeien en vluchtelingenstromen in te dammen.

De Wereldbank pleit voor "goede duurzame ontwikkelingssamenwerking" om de "toename van armoede door klimaatverandering te vermijden". En wat doet het kabinet? Het bezuinigt op ontwikkelingssamenwerking. Als er ooit behoefte was aan een vooruitziende blik bij onze regeerders, dan is het nu. De wereldbrand die op dit moment woedt en zich steeds verder uitbreidt, kan niet los gezien worden van ons consumptiepatroon, ons handelsbeleid en onze wapenleveranties. Als wij consumeren alsof er meerdere aardbollen tot onze beschikking staan, moeten andere aardbewoners de tekorten daarvan opvangen. Dat leidt tot duurzame ontwrichting van vrede en veiligheid.

Het begrotingstekort mag dan naar verwachting volgend jaar verder afnemen, het ecologisch begrotingstekort neemt alleen maar toe. Het traditionele groeimodel is letterlijk uitgeput en biedt geen zicht op een duurzame toekomst. Earth Overshoot Day, de dag waarop we de natuurlijke reproductiecapaciteit van de aarde overschrijden, viel in 1980 op 14 december. Dit jaar is Earth Overshoot Day verschoven naar 13 augustus, een begrotingstekort dus van 30%. In minder dan acht maanden hebben we als mensheid het hele natuurlijke jaarbudget opgebruikt. Vanaf die datum komen we in een fase van overshoot, dus ecologische overbelasting van de aarde.

Neem de biodiversiteit. We weten dat de biodiversiteit ernstig gevaar loopt en dat 30% van die achteruitgang wordt veroorzaakt door de veehouderij. Zonder biodiversiteit geen landbouw en dus geen voedsel. Zonder natuur en biodiversiteit stopt de stroom van grondstoffen voor ons dagelijks leven.

We nemen dus een voorschot op de toekomst van onze kinderen en van komende generaties. Ik hoor graag van de minister of hij net zoals ik van mening is dat het ecologisch begrotingstekort, dat een veelvoud vormt van het economisch begrotingstekort, structurele aandacht verdient in het kabinetsbeleid en, zo ja, waar dat dan gestalte krijgt.

De Miljoenennota zou veel meer moeten gaan over oplossingen voor de schaarste en verdelingsvraagstukken van deze tijd. Geld heeft een zo centrale rol in ons beleid en in het leven van burgers gekregen dat het belang ervan boven alle andere belangen lijkt uit te stijgen. Wat een armoede! Aan geld worden magische krachten toegedicht. Vijf jaar geleden nog werd in dit huis tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen uitgegaan van de gedachte dat de multiplierwerking in de economie wonderen kon doen, dat elke euro die in de economie wordt geïnvesteerd veel meer kan opleveren dan die euro en dat elke euro die aan de economie wordt onttrokken, veel meer kost dan een euro. Sweder van Wijnbergen noemt dat redeneren op basis van bijgeloof. Alan Greenspan ging in 2008 voor het Amerikaanse Congres nog een stap verder. Hij trok het boetekleed aan over het gebrekkige toezicht ten tijde van de bankencrisis. De meesten van ons, en ik in het bijzonder, zijn in een staat van gechoqueerd ongeloof gestort, zo zei hij over tekortschietende banken. Hij zei dat hij in zijn eigen denken de fout geconstateerd had dat de vrije markt zichzelf beter kon reguleren dan overheidstoezicht. Hij zei daar zeer bedroefd over te zijn. Wat is er sindsdien veranderd? Het kabinet zegt toe te werken naar een solide en dienstbare bankensector, maar banken zijn belanghebbend geworden bij ongeremde geldcreatie via schulden. Vrijwel al het geld in onze samenleving wordt inmiddels gecreëerd door private commerciële banken. De politieke discussie over de lastenverlichting spitst zich toe op de vraag of de kloof tussen een- en tweeverdieners niet te groot wordt, maar de belangrijkste vraag die we onszelf op dit moment kunnen stellen is hoe het kan dat voor een huis waarvan een eenverdiener in de vorige eeuw gemakkelijk de lasten op kon brengen, nu twee inkomens nodig zijn. Daar zit de echte knel in het vraagstuk van de een- en de tweeverdieners.

In goede tijden wordt er veel geld gecreëerd en in slechte tijden juist weinig. Daardoor hebben de commerciële banken een ontwrichtend effect op onze economie. Ze zijn niet langer dienstbaar aan de economie, maar vormen de bepalende factor zolang een publieke instelling niet het monopolie op geldcreatie heeft. Dat zou een politieke keuze moeten zijn, maar die taak heeft de politiek nu vrijwel volledig uit handen gegeven. In ieder geval zou ons geldstelsel robuuster gemaakt moeten worden door het risicodragend vermogen bij banken te vergroten en de fiscale voordelen van schuldfinanciering af te bouwen. Dit beveelt het Sustainable Finance Lab ook aan.

In 1982 was er nog een tegenwaarde van 100 miljard euro in de Nederlandse economie in omloop. Inmiddels is dat bedrag als gevolg van de ongebreidelde geldschepping vertienvoudigd. De bankentop denkt echter dat het niet nodig is om de buffers te verhogen. Waarom zou zij ook? Zij verdient letterlijk een vermogen aan de mogelijkheid om veel meer geld uit te lenen dan ze werkelijk in kas hebben. En gaat het mis, dan springt de belastingbetaler bij, zo leert de ervaring. Bij het aangaan van nieuwe leningen hoeven banken slechts buffers aan te houden van 3%. Dat wil zeggen dat ze voor elke €100 die ze uitlenen, slechts €3 in kas hoeven te hebben. Hoogleraar Arnoud Boot gaf aan dat in de praktijk bij grote commerciële banken buffers zijn aangetroffen van slechts 1% à 2%. Alle deskundigen noemen dat schokkend laag, maar de regering onderneemt nauwelijks actie om er verandering in te brengen. Waarom worden de eisen aan financiële buffers die banken moeten aanhouden niet fors versterkt? En als die buffers versterkt worden, wat vindt de minister dan een veilig percentage en een redelijk tijdpad? Ik hoor op deze vragen graag een reactie.

We zullen ons moeten afvragen hoe lang we nog verder kunnen met een op geld en schuld gebaseerd economisch begrippenkader dat andere schaarstevraagstukken onbenoemd laat. Kunnen we het ons veroorloven om onbeprijsde grootheden zoals ecologie, ons water, een schone lucht, een schone bodem en een stabiel klimaat buiten beschouwing te laten? Kunnen we geld blijven zien als de maat der dingen? Kunnen we al onze behoeftes en verlangens in geld blijven uitdrukken? Is dat niet een zeer armoedige en eenzijdige interpretatie van wat de mens beweegt?

In 2008 is in dit huis een motie aangenomen van professor Schuurman van de ChristenUnie. Hij verzocht de regering om zowel nationaal als internationaal initiatieven te ontplooien om te komen tot scenario's waarin de crises waarmee de wereldbevolking kampt, in samenhang worden aangepakt. Met nadruk stelde hij in die motie dat de kredietcrisis niet los gezien mag worden van alle andere crises waarmee de wereld te kampen heeft. Professor Schuurman doelde daarbij op de klimaatcrisis, de biodiversiteitscrisis en de wereldvoedselcrisis. Zijn motie werd door alle partijen in dit huis gesteund, met uitzondering van de VVD. Alle andere partijen vonden dat geld een te beperkte eenheid is om grote problemen waarmee de wereld en dus ook ons land te kampen heeft, te duiden en op te lossen.

Ik vraag de minister wat het kabinet sindsdien gedaan heeft aan de uitvoering van deze motie. Als het Belastingplan 2016 het niet haalt wegens gebrek aan politieke steun, ziet de minister dan ruimte om serieus aan de slag te gaan met de uitvoering van de motie-Schuurman, niet voor 25% zoals in de berekeningen van Wouter Bos, maar met alle energie die we kunnen mobiliseren om de crises van dit moment te lijf te gaan in het belang van de komende generaties?

Tot slot. Het is een illusie om te denken dat we de grote uitdagingen van deze tijd, dus werkloosheid, klimaatverandering en grondstoffenschaarste, aankunnen zonder een drastische systeemwijziging. Over de belastinghervorming, de structurele aanpak van het werkloosheidsprobleem en onze rol in de vluchtelingencrisis heerst grote verdeeldheid. Die verdeeldheid is nu vertaald in het bevriezen van structurele hervormingen en het verdelen van het beschikbare budget via hetzelfde kwartetspel als waarmee het kabinet geformeerd is. De vraag is niet of we ons een ander duurzaam beleid kunnen veroorloven. Mijn stelling is dat we het ons niet kunnen veroorloven om het niet te doen. Ik hoor graag van de minister welke mogelijkheden hij ziet.

De voorzitter:

Mevrouw Teunissen, dank u wel. Ik wens u van harte geluk met uw maidenspeech. Op 9 juni van dit jaar werd u beëdigd als lid van dit huis en verdubbelde u in één klap het aantal leden van uw fractie. Voor die tijd liep u hier al enige tijd rond als fractieondersteuner. Langzamerhand werd u ook aan deze kant van het Binnenhof een bekend gezicht. Datzelfde gezicht werd in uw campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen gebruikt in een meer dan levensgroot geprojecteerd portret op de muur van ons gebouw aan de Hofvijver.

In de eerder genoemde verkiezingscampagne kondigde u aan dat de Eerste Kamer wat u betreft wel "wat meer pit" en "een frisse wind" kon gebruiken. U haalde aan dat het bijvoorbeeld 193 jaar heeft geduurd voordat er voor het eerst een lid van de Eerste Kamer moeder werd. Daar mag ik toch wel de kleine opmerking bij maken dat we pas in 1919 algemeen kiesrecht kregen. Pas in de afgelopen 90 jaar werd er dus voor het eerst iemand moeder. De tijd voor het algemeen kiesrecht mag je eigenlijk niet meetellen, denk ik zo. Nu hoor ik u zeggen dat u het zult corrigeren als u het nog ergens ziet staan. Hoe dan ook, met deze demografische gegevens hebt u in elk geval een breuk gemaakt. U bent — dat klinkt heel raar — de benjamin van de Kamer: u scheelt maar liefst 46 jaar en drie maanden met de oudste senator. Wie dat is, zal ik uit beleefdheid uiteraard niet verklappen. Maar de naam van zijn partij — het is dus een man — geeft al veel weg. Ik kijk gewoon een beetje in de rondte.

Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen: u hebt van 2005 tot 2011 sociale geschiedenis gestudeerd in Leiden. Tijdens uw studie deed u onderzoek naar verschillende sociale bewegingen die het opnemen tegen de gevestigde orde. U onderzocht onder andere de ontwikkelingen in de beeldvorming over de Partij voor de Dieren in de media. Na uw studie ging u in 2012 aan de slag als persvoorlichter voor de Tweede Kamerfractie van de Partij voor de Dieren. In maart 2014 werd u voor uw partij gemeenteraadslid in Den Haag. Als eenmansfractie streeft u naar een lokale "groene revolutie". Onderdeel daarvan is een plan om de meest versteende wijken in Den Haag te "vergroenen" en de oorzaken van klimaatverandering te beperken. Het lijdt geen twijfel dat u ook in de Eerste Kamer een pleitbezorger zult zijn van duurzaamheid, dierenwelzijn en milieu. Dat hebben we zojuist van u kunnen vernemen.

Mevrouw Teunissen, ik wens u alle succes met uw verdere bijdrage aan het werk van de Kamer en ik schors de vergadering om de collegae de gelegenheid te geven u geluk te wensen met uw maidenspeech.