Plenair Bikker bij behandeling Initiatiefvoorstel opheffing strafrechtelijke immuniteiten



Verslag van de vergadering van 27 oktober 2015 (2015/2016 nr. 5)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 20.19 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de indieners en onze adviseur, de minister van Justitie, hartelijk voor hun beantwoording. In het bijzonder de indieners hebben dat op een bevlogen en genuanceerde wijze gedaan. Dat is prettig.

We hebben het hier vandaag over principiële vragen gehad, die gingen over de eigen aard van de overheid. De indieners hebben er wat betreft de fractie van de ChristenUnie terecht op gewezen dat voor de decentrale overheid de principiële vraag eigenlijk al wel beantwoord is met de wet van 1976 en zeker ook met de uitleg in de Pikmeerarresten: een groot deel van de strafrechtelijke immuniteit bestaat de facto al niet meer. Ik geloof zelfs dat ik in een van de eerdere rondes deze conclusie las in de schriftelijke inbreng van het CDA. Mijn fractie deelt die conclusie.

Wat betreft de immuniteit van de Staat staan we voor een andere, nog complexere argumenten- en belangenafweging. Daarbij vormen de scheiding der machten, de eigen kring, de eigen aard van de overheid en de hiërarchie tussen vervolgde en vervolger een belangrijke pijler. Het is lastig om te wegen hoe die zaken zich tot elkaar zullen gaan verhouden. De indieners merken terecht op dat de gedragingen van publiekrechtelijke rechtspersonen ook nu al in het bestuursrecht als zodanig worden beoordeeld. De heer Ruers heeft, zo vond ik, mooi opgemerkt dat dit wetsvoorstel bijvoorbeeld ten aanzien van de omvang van de overheid, de vergaande verzelfstandigingen en de taak en omvang van zbo's best een positieve aanvulling kan zijn, juist ook omdat we het democratische verantwoordingsproces af en toe met vraagtekens bezien, om het maar zo samen te vatten, gelet op het tijdstip. De fractie van de ChristenUnie voelt dit geheel met de indieners mee en wil zelf ook graag dat nooit en te nimmer de indruk zal ontstaan dat de overheid zich verschuilt of het recht aan de kant kan zetten omdat deze strafrechtelijke immuniteit bestaat. Dat fnuikt het vertrouwen.

Tegelijkertijd ligt op dat punt, namelijk het vertrouwen van de burger in de overheid en de cultuur die er is qua bejegening van de overheid, onze grootste moeite met dit wetsvoorstel. Is een adequate en goede invulling van de huidige democratische processen niet méér ondersteunend voor dat vertrouwen? En leidt dit wetsvoorstel niet te veel tot een cultuur van wantrouwen? Ik nodig de indieners nog één keer uit om een uiterste poging te doen om op dat punt mijn fractie nog iets verder over de streep te duwen. Wat betreft de gevolgen voor de cultuur in het ambtenarenapparaat hebben zij mijn fractie namelijk wel overtuigd. Zij hebben duidelijk laten zien dat een ambtenaar bijvoorbeeld ten behoeve van het politiek functioneren van zijn bestuurder zo punctueel en adequaat mogelijk zal moeten optreden, omdat hij anders zijn bestuurder in problemen brengt. Dat werkt nu ook al zo. Maar goed, voor het publiek — meestal noemt mijn buurman in de bankjes hier dat "de vox populi" — is wat dat betreft nog wel een stap te zetten. Mijn fractie heeft op dit punt echt nog wel vraagtekens.

De fractie van de ChristenUnie heeft vanavond ook een aantal voorbeelden gehoord waarmee de indieners overtuigend hebben laten zien dat het wetsvoorstel meerwaarde heeft. Zo zijn Stichtse Vecht en de Otapan voorbijgekomen. Tegelijkertijd zijn dat ook wel uitzonderingen en voorbeelden die telkens terugkomen. Het is dus een beperkte aanvulling, zo constateren wij.

Ik begon mijn bijdrage met het adagium "the king can do no wrong". Het publieke gezag is inmiddels van aard veranderd, gelukkig maar, en het verlangen naar transparantie, herstel en gerechtigheid leeft breed. De indieners hebben zich vandaag stevig geweerd om hun initiatiefwet in dit opzicht als aanvulling te presenteren. Tegelijk is het effect vooral een zaak van verwachtingen en onzekerheden. Dat vond mijn fractie bij het ingaan van dit debat complicerend. Helaas is dat nog niet veranderd. Wij zullen ons daarom in de komende week beraden over de einduitslag. Maar goed, de indieners hebben nog een kans.