Plenair Ten Hoeve bij voortzetting Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 13 oktober 2015 (2015/2016 nr. 4)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 16.49 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Voorzitter. De chaos in de wereld laat ons niet ongemoeid. Op de vraag hoe er met de verschillende partijen die daarvoor verantwoordelijk zijn moet worden omgegaan, kom ik straks nog terug. Een belangrijk aspect ervan is in ieder geval dat wij niet meer alleen als buitenstaanders ernaar kunnen kijken, maar dat we ook heel direct geconfronteerd worden met de gevolgen en de problemen die dat hier geeft.

Vluchtelingenproblematiek is Europese problematiek; dat besef is nu gelukkig doorgebroken. Wij kunnen ons niet meer onttrekken aan een grote instroom. Ik besef terdege dat er niet onmiddellijk een opvangsysteem voor klaarligt en ook dat er hier en daar dingen fout kunnen gaan. Van belang lijken mij de volgende dingen. Ten eerste moeten we overeenstemming blijven zoeken met gemeenten en meer oog hebben voor kleinschalige mogelijkheden. Ten tweede moeten we gebruikmaken van de door Europa aangewezen veilige landen om snel te kunnen schiften in de instroom. Dat Europese systeem van veilige landen moet zo snel mogelijk, maar wel op een verantwoorde manier verder worden uitgebreid. Naar de landen die veilig zijn moet zo snel mogelijk worden uitgezet en moet terugkeer eventueel worden afgedwongen. Ten derde moeten we vluchtelingen uit oorlogsgebieden wel zo snel mogelijk een tijdelijke verblijfsvergunning geven. Natuurlijk moeten we vooral op korte termijn woonruimte scheppen voor statushouders door verbouw, nieuwbouw en realisatie van systeembouw. Wat dat betreft ben ik tevreden en blij met de beslissing die de regering gisteren daarover genomen heeft. Dat moet snel. Misschien moet er wel meer. Een deel geeft de indruk noodwetgeving te zijn, maar dat moet dan maar nu. Ik heb overigens met enige instemming de heer Hermans gehoord. Desondanks zeg ik wel dat ook politieke partijen er beter aan doen om hun best te doen om het onvermijdelijke te laten accepteren dan om de aversie daartegen aan te wakkeren. In dit verband noem ik de PVV maar niet meer.

Ik kom te spreken over een aantal binnenlandse problemen. De aardbevingen in Groningen en nu ook al in Drenthe leiden tot hoge kosten door schadeherstel, preventieve maatregelen en vergoeding van waardedaling van onroerend goed en tot sterk dalende inkomsten door een verminderde gaswinning. Over de afhandeling van de schade door de NAM is volgens onderzoek 40% ontevreden. Van de vermindering van de winning hebben we, hoop ik en neem ik aan, het einde nog niet bereikt. Voorlopig is nog lang niet het hele gebouwenbestand in Groningen opgeknapt en aardbevingsproof gemaakt. Zelfs als dat wel gebeurd is, blijft het zaak om aardbevingen te voorkomen. Ondanks de beperking van de gaswinning gaan de bevingen nog steeds door en lijken die zelfs heftiger te worden. Er is al eerder gezegd dat de winning in het betreffende gebied nog weleens met twee derde zou moeten worden verminderd om stabiliteit te kunnen garanderen. Net als de vluchtelingencrisis kost dat erg veel geld. En er zijn nog wel meer dingen. De voor volgend jaar geplande lastenverlichting kan ons nog weleens opbreken. Wat zijn de plannen van de regering wat betreft de te winnen hoeveelheden uit het Groningenveld? Is al duidelijk wanneer we het voorstel voor de nieuwe Mijnbouwwet met het advies van de Raad van State kunnen verwachten? Wij vinden het wettelijk vastleggen van de omgekeerde bewijslast van groot belang. Dat mag niet al te lang meer duren.

Het Noorden is niet het enige gebied waar problemen spelen in verband met delfstofwinning. De mijnbouw in Limburg laat ook nog steeds sporen na. Nu het afpompen van het mijnwater in de ondergrondse gangen is gestopt, leidt dat tot erosie en tot verzakkingen. Daardoor treedt schade op. Ook hier liggen mogelijk nog wel grotere risico's. Ik begrijp dat er een noodfonds is voor de schade, maar dat dit bedoeld is voor schrijnende gevallen. Ik begrijp ook dat DSM, Umicore en Oranje-Nassau niet aan dat fonds willen bijdragen. Natuurlijk is de Staat als eigenaar van de staatsmijnen voor een flink deel verantwoordelijk, maar het lijkt moreel toch niet helemaal acceptabel te zijn dat de bedrijven die de mijnbouw hebben uitgevoerd, niet meebetalen aan wat uiteindelijk altijd al voorzienbare schade was. Hoe komt het dat die bedrijven niet gedwongen kunnen worden om mee te betalen? Waarom is het noodfonds alleen voor schrijnende gevallen en niet voor alle mijnbouwschade? Dat is toch vreemd?

Wij krijgen binnenkort in deze Kamer de wijziging van de Mediawet te behandelen, waarin een volledig nieuwe structuur voor het geheel van regionale omroepen wordt vastgelegd. Het kan bijna niet anders dan dat de daarbij geplande bezuiniging van 17 miljoen ook de concrete werkzaamheden, dus de journalistiek, in alle regio's raakt. Is de regering het met mij eens dat juist regionale journalistiek belangrijk is en het moeilijk heeft, dat de regionale omroepen daar een grote rol in hebben, en dat bezuinigingen bij die omroepen juist niet daarop afgewenteld mogen worden? Dat is ook niet de bedoeling, maar kan de regering garanderen dat dit niet gebeurt met zo'n bezuiniging?

De wijziging betreft ook de positie van Omrop Fryslân, die verantwoordelijk is voor radio- en televisie-uitzendingen in de tweede rijkstaal. Daar speelt een probleem dat nog verder gaat. Staatssecretaris Dekker en de Tweede Kamer zijn zich de bijzondere positie van deze omroep wel bewust en zij wijzen daarbij terecht op de internationale verdragen met betrekking tot het Fries, op de Wet gebruik Friese taal en op de bestuursafspraak Friese taal en cultuur. Die bijzondere positie werd onderstreept in de adviezen van de Tijdelijke commissie borging Friese taal in de media, de commissie-Hoekstra II. Die commissie adviseerde heel uitdrukkelijk een volwaardig, zelfstandig en breed programma- en media-aanbod in de Friese taal. Die brede taakopdracht behoeft een structureel gedifferentieerde financiering en een afzonderlijke benadering bij de bepaling van het budget. Datzelfde is kort geleden door de Staten van Fryslân onderstreept in een unaniem aangenomen motie. Omrop Fryslân moet een onafhankelijke zelfstandige positie als enige publieke zender in de tweede rijkstaal behouden. Het advies van de commissie-Hoekstra moet volledig nagekomen worden, inclusief het financiële deel van de aanbevelingen.

Het voornemen van de regering om de Friestalige omroep op te laten gaan in de landelijke Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking, waar hij organisatorisch en financieel over een kam geschoren wordt met de andere regionale omroepen, doet onvoldoende recht aan deze omroep met zijn unieke opdracht. In feite zou naast de NPO en de Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking een aparte stichting Friese publieke omroep misschien wel het meest passend zijn om daaraan wél recht te doen. Ik wijs er in dat verband ook maar op dat een echt zelfstandige omroep, die niet financieel gedwongen wordt om allerlei faciliteiten te delen met anderen, een impuls kan betekenen voor allerlei bedrijvigheid rond de omroep die de positie van de minderheidstaal kan verstevigen. Een mooi voorbeeld daarvan is in Wales te vinden.

Is de regering bereid rekening te houden met het feit dat het bij een Friese omroep niet alleen gaat om regionale nieuwsvoorziening maar vooral ook om een publiek medium dat een zo volwaardig mogelijk tegenwicht moet bieden aan wat er in een stortvloed van anderstalige media beschikbaar is?

Tot slot wil ik ingaan op ons optreden in de grote wereld.

De voorzitter:

Mijnheer Ten Hoeve, mag ik u erop wijzen dat uw spreektijd om is?

De heer Ten Hoeve (OSF):

Ik heb mijn acht minuten gehad. Daar ben ik mij van bewust. Ik zal mijn laatste onderwerp laten vervallen.

De voorzitter:

Wenst een van de leden nog het woord in eerste termijn? Ja, ik begrijp dat de heer Ten Hoeve dat wel zou willen, maar hij heeft nog een tweede termijn waarin hij zijn laatste onderwerp kwijt kan. Ik constateer dat de overige leden geen behoefte meer hebben om het woord te voeren.