Plenair Holdijk bij voortzetting behandeling Voorstel van wet van het lid Schouw



Verslag van de vergadering van 21 april 2015 (2014/2015 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.30 uur


De heer Holdijk i (SGP):

Voorzitter. Deze tweede termijn wil ik uiteraard in de eerste plaats benutten om mijn dank te betuigen richting zowel de initiatiefnemer als de minister voor hun reacties in eerste termijn op de bijdragen van de Kamer, inclusief die van mijzelf. In tweede termijn zou ik willen volstaan met een drietal nadere opmerkingen. Het betreft geen nieuwe onderwerpen maar punten die eerder door mij zijn aangeroerd.

In de eerste plaats betreft dat dan de motivering van de noodzaak van grondwetswijziging. Ik moet ook na vandaag, gehoord hebbende de initiatiefnemer en de bewindspersoon, zeggen dat ik van die noodzaak van grondwetswijziging niet overtuigd ben. Ik neig er dan ook eerder toe om het contra-argument voor wijziging te hanteren, in die zin dat na 1848 dit artikel blijkbaar niet gewijzigd behoefde te worden en dat dus de overtuigende noodzaak van wijziging mij niet heeft bereikt. Dus is mijn conclusie eigenlijk dat de grondwetswijziging noodzakelijk wordt geacht omdat die een barrière is voor iets anders dan bij de huidige aanstellingswijze. Natuurlijk heb ik gehoord dat er mogelijk zelfs na de tweede lezing van deze grondwetswijziging, als het daartoe komt, voorshands niet verandert, maar ik blijf er toch bij dat de motivering en beargumentering van de noodzaak van deze grondwetswijziging erin is gelegen dat dit nu een barrière is voor een andere aanstellingswijze.

Het tweede punt betreft de kwestie van het rijksbelang bij de benoeming van de burgemeester, de Kroonbenoeming. We zijn het er, denk ik, allen over eens dat de burgemeester intussen een gemeentelijk orgaan is geworden. Ik herinnerde daar ook in mijn bijdrage in eerste termijn aan. Ik blijf er wel bij dat diezelfde burgemeester, zijnde gemeentelijk orgaan, bovengemeentelijke belangen heeft te dienen. Met die bovengemeentelijke belangen duid ik dan vooral op de handhaving van openbare orde en veiligheid. Ik kan niet inzien dat dat een puur gemeentelijke aangelegenheid zou zijn. De huidige burgemeester is volgens de Gemeentewet zowel een man of vrouw van de gemeente als een man of vrouw van het gouvernement. Die dubbele opdracht is ook zichtbaar, al is het misschien symbolisch, in de ambtsketen van de burgemeester met aan de ene zijde het rijkswapen en aan de andere zijde het gemeentewapen.

Dan mijn derde punt. Min of meer vooruitlopend op de mogelijkheid dat dit wetsvoorstel wordt aanvaard de volgende week en dat bovendien de heer Schouw en wij het nog mee zouden mogen maken dat er met succes een tweede lezing wordt afgerond, maak ik graag nog de volgende opmerking die met name is gericht op de rechtstreeks gekozen burgemeester en de lokale dualistische democratie. Als de burgemeester een politiek leider moet worden, is het dualistisch gemeentebestuur dan nog wel te handhaven? Dat is voor onze fracties een serieuze vraag. Dat dualistische systeem gaat uit van twee gelijkwaardige organen: de raad en het college. Als men de leider door de raad laat aanstellen, loopt de raad aan de leiband van de burgemeester. Op papier is het misschien andersom, maar in landen waar we de rechtstreeks gekozen burgemeester kennen — ik denk nu alleen even aan landen als Frankrijk en de Verenigde Staten, waar de burgemeester dus direct wordt gekozen — is in mijn ogen eerder sprake van wat ik "burgemeestersmonisme" noem dan van raadsmonisme. Ik denk dat dit zich moeilijk met het dualistische systeem zou verdragen als we verdergaan op de weg die vandaag van vele zijden wordt bepleit. Ik denk dat we dit geen van allen wensen.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Schouw voor de dupliek.