Plenair Schaap bij behandeling Verantwoorde groei melkveehouderij



Verslag van de vergadering van 15 december 2014 (2014/2015 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.23 uur


De heer Schaap i (VVD):

Voorzitter. Het zijn hectische tijden voor de wetgevende macht, getuige de vele wetten die voor de jaarwisseling parlementaire instemming moeten krijgen. De voorliggende Wet verantwoorde groei melkveehouderij hoort zeker in deze rij. Het ondergaan van een dergelijke procedure heeft in ieder geval als voordeel, dat het enig gevoel kan oproepen voor de positie waarin agrariërs doorlopend verkeren: die van opgejaagd wild. Aan de verstikkende complexiteit van regels, bureaucratie, lastenverhoging en oplopende bedrijfskosten lijkt geen einde te komen. Aan dit laatste draagt ook het wetsvoorstel bij. Alle goede bedoelingen voor mens, dier en milieu nemen niet weg dat er een keer een einde moet komen aan het spoor van niet te remmen overheidsbemoeienis dat de agrarische sector in de tang houdt. Steeds nieuwe regels en het voortdurend bijstellen daarvan frustreert de continuïteit van de bedrijfsvoering in de agrarische sector. Zoals elke sector in onze economie heeft ook de agrarische sector behoefte aan zekerheden op langere termijn. Alleen zo kun je verantwoord investeringen plegen en weet je of innovaties renderen. Dat geldt ook voor innovaties ten behoeve van gezondheid, welzijn en milieu. Dat een sector door wetgeving wordt gereguleerd is geen probleem, evenmin dat dit ingrijpende investeringen vergt. Wel is het een probleem dat het bureaucratisch keurslijf steeds strakker wordt aangetrokken en ook nog voortdurend op een andere manier. De rek gaat er een keer uit.

Ik heb tijdens het debat over de PAS al betoogd dat het veel eenvoudiger, effectiever en efficiënter zou zijn om wenselijke innovatieve maatregelen te laten aansluiten op een natuurlijke ontwikkeling in de agrarische sector, de schaalvergroting. Als je toch moet bouwen, is dat het moment waarop aansluitende innovatieve investeringen moeten worden gepleegd. Driekwart van de boeren heeft geen opvolger. De bedrijfsomvang zal over een generatie vanzelf drie keer zo groot worden als nu. Hoe meer regeldwang er is, hoe sneller dit proces overigens verloopt. Wat dat betreft werkt de bureaucratische aanpak die van linker politieke zijde wordt voorgestaan, juist tegen het eveneens aldaar gewenste doel van een kleinschalige en natuurlijke landbouw. Elke regel dwingt tot investeringen en elke investering vraagt om een bepaalde schaal. Doelstellingen zouden veel eenvoudiger in de sfeer van volksgezondheid, dierwelzijn en milieu gerealiseerd kunnen worden, als er sturend en bijsturend wordt ingespeeld op iets wat er toch al gebeurt, namelijk de opschaling in de landbouw. Het demoniseren hiervan getuigt van een irrationele en reactieve reflex, een die wegvlucht voor feiten en zijn heil zoekt in een geromantiseerde droom. De PAS is een vlucht in regeldruk, de dierrechten getuigen hiervan en ook vandaag gaat het weer om extra regels, ook nu in aanvulling op de plicht tot mestverwerking.

Dat de melkveehouderijwet bijdraagt aan de beheersing van het fosfaatgebruik in de agrarische sector, is overigens een lichtpuntje in dit gewoel. Het is hard nodig om het fosfaatgebruik te beheersen, gezien de eindige beschikbaarheid en onvervangbaarheid van dit mineraal. Ik dacht bij de behandeling van de wetgeving inzake de verplichte mestverwerking al een ogenblik dat daarmee een afdoende maatregel zou zijn getroffen voor het beheersen van het fosfaatgebruik in de agrarische sector. Nu blijkt echter de gehele veehouderij onder een tweede set van regels te worden bedolven: dierrechten in de varkens- en pluimveesector, en grondgebondenheid voor de melkveehouderij. Voor de VVD-fractie is dat alweer een keuze tussen kwaad en erger. Erger zijn dierrechten, dus dan maar grondgebondenheid.

Nog los van de bureaucratie hebben beide typen maatregelen een kostenverhogend effect. Het verwerven van dierrechten heeft zijn prijs en het noodzakelijk verwerven van grond stuwt de grondprijs op. Deze kosten hebben weer een negatief effect op de capaciteit van agrariërs om te investeren in wettelijk opgelegde of door de markt gevraagde doelen. De VVD-fractie ziet meer heil in doelmatiger maatregelen waarvoor de sector al klaarstaat: het veevoerspoor, de kringloopwijzer en managementoptimalisatie.

Dat er op last van de Europese Commissie iets gedaan moet worden, is de VVD-fractie duidelijk. Het risico om de derogatie kwijt te raken is veel te groot. Vandaar dat de VVD-fractie noodgedwongen positief staat tegenover het voorliggende wetsvoorstel. Daarbij wil deze fractie wel aantekenen dat het inhoudelijk kritische debat over deze aanpak is uitgesteld tot de behandeling van de AMvB. Acht de staatssecretaris het denkbaar dat deze dubbele standaard, te weten die van verplichte mestverwerking naast dierrechten en grondgebondenheid, weer wordt afgeschaft en de verplichte mestverwerking afdoende is? Ik hoor graag haar beschouwingen hieromtrent.

Ik ga terug naar voorliggend wetsvoorstel. Het meest cruciale concept in deze wet is dat van grond, in dit geval de daartoe vereiste juridische titel. Grond in gewoon eigendom is niet het probleem. De titel is duidelijk en de lange termijn van beschikkingsmacht daarover is verzekerd. Hetzelfde geldt voor langjarige pachtcontracten. Lastiger worden kortlopende pachtcontracten, dit in verband met een verzekerde beschikking gerelateerd aan het plegen van investeringen. Het grootste knelpunt vormen de vele afspraken rond het gebruik van grond of gewas op stam, zoals gras of mais. Met name in gemengde gebieden bestaat er een veelheid aan afspraken van melkveehouders met akkerbouwers, en ook met grondbezitters die gestopt zijn met agrarische activiteiten maar die hun grond in eigendom houden en deze kortlopend ter beschikking stellen aan veehouders. Het gaat hier dus om de lastige relatie tussen het feitelijk gebruik van grond en de juridisch verzekerde beschikkingsmacht.

Veel van deze ruilafspraken vinden plaats in kringloopactiviteiten en ze zijn erg gunstig voor het in stand houden van de bodemvruchtbaarheid in de akkerbouw. Het zou toch tragisch zijn als dit soort soepele win-winsituaties gefrustreerd raakt door voorliggende wet? Anders gezegd: hoe moeten al deze gevallen onder grondgebondenheid worden gebracht zonder te stuiten op een overdaad aan administratieve rompslomp? Valt hierover in de aangekondigde AMvB iets te regelen? In ieder geval moet voorkomen worden dat de notaris de grote profiteur wordt van deze wet. Wil de staatssecretaris nog eens duidelijk maken hoe zij de beschikkingsmacht in de sfeer van pacht, huur en gebruiksrecht juridisch geregeld wil zien?

De heer Koffeman i (PvdD):

Collega Schaap beklaagt zich over de administratieve rompslomp. Hij zegt: laat de sector het nou maar zelf oplossen, want hij komt een heel eind. Hoe kijkt de heer Schaap aan tegen het feit dat nota bene LTO Nederland zegt dat bijvoorbeeld bij de mestverwerking tot 40% illegaal en frauduleus verwerkt wordt? Hoe kun je dan zeggen dat je de bureaucratie een klein beetje gaat inperken door het de sector te laten doen?

De heer Schaap (VVD):

Ik dacht dat we het over een ander onderwerp hadden dan over de mestafzet. Ik heb net al verteld dat ik helemaal niet tegen regelgeving ben. Wel ben ik voor een redelijk constante factor in die regelgeving, zodat je voor een langere termijn weet waar je aan toe bent. Nu tuimelen de regels over elkaar heen, zodat de sector niet weet waar hij aan toe is. Dat is mijn probleem. We hebben hier de Meststoffenwet behandeld. Dat was het moment om over dit soort zaken te praten. Je denkt dan: we zijn klaar. Agrariërs zijn gedwongen om evenwicht te creëren in het mestdossier. Dan opeens komen dierrechten, en nu weer de grondgebondenheid. Daar heb ik problemen mee.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat begrijp ik. Het is toch duidelijk dat de grondgebondenheid zich ook buitengewoon leent voor fraude? Die grond kan namelijk op grote afstand van je boerderij liggen. Het grote vervoer van mest vanaf je boerderij naar de grond die je heel ver weg gepacht hebt, is toch op geen enkele manier te controleren? Hoe kijkt de heer Schaap daarnaar?

De heer Schaap (VVD):

In het kader van deze wet vind ik dat geen thema. Daar kunnen we een andere keer rustig over verder discussiëren. Ik vind uiteraard ook dat fraude moet worden aangepakt. Dat vindt LTO Nederland ook. Dat vindt elke normale veehouder ook. Dat daarvoor iets wordt bedacht, is uitstekend. Over handhavingsactiviteiten zult u mij ook niet horen.

Ik sprak over de juridische regeling van die kortlopende overeenkomsten. In de memorie van antwoord stelt de staatssecretaris dat het enkele feit dat een veehouder ruwvoer afneemt en mest afzet bij een akkerbouwer onvoldoende is om te spreken over grond in eigen gebruik. Hoe wil zij een dergelijke verbintenis dan wel geregeld zien? Een ander probleem is dat kortlopende overeenkomsten een onzekere factor kunnen zijn met betrekking tot de continuïteit op de langere termijn. Dit kan een belemmering zijn voor het plegen van investeringen die worden gekoppeld aan de opschaling van een melkveebedrijf. Wil de staatssecretaris ingaan op het dilemma dat een kortlopende beschikkingsmacht dus problemen met zich meebrengt? Het zou kunnen zijn dat deze situatie zich frequent gaat voordoen. De VVD-fractie wil erop wijzen dat de grondmarkt op dit moment niet erg dynamisch is en dat het vaak niet mee zal vallen extra grond in eigendom of langlopende pacht te verwerven. Eigenaren zouden wel eens vaker kunnen uitwijken naar kortlopende afspraken.

In de brief van 12 december 2013 heeft de staatssecretaris de Kamer een knelgevallenregeling toegezegd voor bedrijven die zich hebben ontwikkeld conform de wetgeving, inbegrepen de mestverwerking. Hoe zal deze regeling eruitzien en kan deze ook gelden voor nieuwe knelgevallen? Is het verder denkbaar dat de ontwikkelruimte van de melkveehouderij voor fosfaat wordt afgekocht door andere veehouderijsectoren en omgekeerd?

Ik noem nog een paar aan de voorliggende problematiek gerelateerde kwesties. Het is de VVD-fractie niet ontgaan dat in de Tweede Kamer vrij stellig is gesproken over een verplichte weidegang van melkkoeien buiten de wintertijd. Het ontgaat mij volledig hoe een dergelijke verplichting in wetsteksten zou moeten worden vertaald en hoe zo'n dwangmaatregel zonder fricties moet worden uitgevoerd en gehandhaafd. Er zijn nu eenmaal melkveehouders die niet beschikken over voldoende weidegrond in de directe omgeving van een veestal. Daar komt bij dat een harde weideverplichting bij natte omstandigheden en hoge temperaturen ook het melkvee niet ten goede komt. Hoe denkt de staatssecretaris hiermee om te gaan? Is ook zij van mening dat er nauwelijks sprake is van problemen en dat deze kwestie beter aan het particulier initiatief kan worden overgelaten? In de memorie van antwoord stelt de staatssecretaris dat ook het convenant weidegang zou moeten bijdragen aan de realisatie van de doelen van het nu voorliggende wetsvoorstel en aan de doelstelling van het mestbeleid. Dit verband ontgaat mij ten enenmale. Weidegang leidt juist tot een minder effectieve aanwending van de mest, zo ook tot een afnemende beheersing van ammoniakuitstoot. Wil de staatssecretaris toezeggen de weidegang los te koppelen van het mestbeleid en de regulering daarvan geheel aan private initiatieven over te laten? Het convenant weidegang is toch een afdoende basis voor een dergelijke doelstelling? Daar past toch geen overheidsbemoeienis bij?

De discussies rond de weidegang staan overigens niet los van een andere beweging die zomaar kan doorslaan in een politieke hype: het verplicht aanplanten van schaduwrijke bomen op weidegronden om het melkvee schaduw te bieden bij hoge temperaturen. Hierbij wordt overigens de erkenning uitgesproken dat koeien zich beslist niet optimaal voelen bij hoge temperaturen. Maar waarom onder dergelijke omstandigheden geen schaduw op stal? Als melkkoeien, toch al geen zindelijke diersoort, zich massaal onder bomen moeten ophouden, zullen zich gevaarlijke beerputten ontwikkelen met een grote infectiedruk voor de dieren. Ik mag aannemen dat de staatssecretaris ook dit soort initiatieven niet tot haar bestuurlijke verantwoordelijkheid rekent? In de memorie van antwoord refereert ze aan de Wet dieren en laat ze het aan het private initiatief over hoe dieren onder bedreigende omstandigheden voldoende beschutting te bieden. Wil ze toezeggen de uitvoering daarvan aan de veehouders zelf over te laten?

Dan een laatste opmerking. Veel van wat in dit wetsvoorstel nader moet worden geregeld moet terugkomen in de toegezegde, zwaar voorgehangen AMvB. De hoofdlijnennotitie biedt nog weinig aangrijpingspunten voor deze nadere regeling. Dit houdt in dat het voorliggende wetsvoorstel eigenlijk weinig meer bevat dan het principe van grondgebondenheid. Daarmee moet de Europese Commissie tevreden worden gesteld en moet Nederland de lopende derogatie behouden. Voor de uitvoering van de wet in de melkveehouderij geeft dit wetsvoorstel echter nauwelijks richting en is het wachten dus op de AMvB zelf. Wil de staatssecretaris toezeggen deze AMvB daartoe zo snel mogelijk aan de Kamers aan te bieden? En wil ze ook toezeggen tot zolang voor de uitvoering niet vooruit te lopen op deze AMvB? De VVD-fractie wacht de beantwoording met belangstelling af.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Zandbrink, die vandaag zijn maidenspeech houdt.