Plenair Ester bij behandeling Belastingplan 2015



Verslag van de vergadering van 15 december 2014 (2014/2015 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.05 uur


De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn eerste reactie na kennisneming van het Belastingplan 2015 was: "beetje minnetjes". Een betrekkelijk kale opsomming van de belangrijkste fiscale maatregelen en wijzigingen voor volgend jaar. Weinig grootse gedachten en weinig fiscaal vuurwerk. Een beetje saai zelfs. Mijn tweede reactie was wat genuanceerder. Het kan immers goed zijn dat de fiscale uitwerking van de hervormingsplannen van het kabinet in de vorige belastingplannen is belegd, dat het voorliggende plan een succesvol resultaat is van het fiscale vereenvoudigingsbeleid, dan wel dat de fiscale ambities voor 2015 bescheidener zijn, dat er meer wordt gedelegeerd naar de Fiscale verzamelwet van volgend jaar of dat het parlement terughoudender is geweest in het fiscaal amenderen van voorgenomen regeringsbeleid. Dat zijn zo al vijf alternatieve verklaringen die zich bij nadere reflectie aandienen. Kan de staatssecretaris aangeven welke verklaring of combinatie daarvan hem het meest aannemelijk lijkt? Is het wat sobere karakter van het Belastingplan 2015, het eerste plan onder zijn regie, een doelbewuste keuze geweest?

De pijnlijke naheffing die zo'n vijf tot zes miljoen Nederlanders komend voorjaar mogen verwachten is uitvoerig aan de andere zijde van het Binnenhof en in de media bediscussieerd. Dat debat hoeven we hier niet over te doen. Wel wil de ChristenUnie-fractie van de staatssecretaris horen welke leerervaringen hij hieruit getrokken heeft en welke maatregelen binnen de Belastingdienst genomen worden om dit in de toekomst te voorkomen. Dit soort zaken zijn, wat ook de oorzaak moge zijn, bepaald niet goed voor het fiscale draagvlak onder de bevolking.

Mijn fractie is blij dat er sprake is van een lastenverlichting van zo'n 350 miljoen euro ten opzichte van het regeerakkoord. Het verhaal is hierdoor beter in balans. Mijn fractie is ook blij met de lagere belasting op arbeid van 1 miljard euro. We zien dit met andere fracties evenwel als een begin van een veel diepgaander traject. Daar komen we bij de stelselherziening nog uitgebreid over te spreken. Ik zal er op het eind van mijn bijdrage ook nog bij stilstaan.

Mijn fractie kan ook goed uit de voeten met de voorgestelde woningmarktmaatregelen. Dit betreft de verlenging van de aftrek van hypotheekrente op restschulden naar vijftien jaar, de verlenging van de termijn van de hypotheekrenteaftrek van twee naar drie jaar voor een te koop staande eigen woning en de regeling herleving van de renteaftrek na verhuur van een voormalige eigen woning. Samen met de verlenging van een halfjaar van het verlaagde btw-tarief voor herstel en renovatie, vormt dit pakket maatregelen een goed signaal om de woningmarkt verder vlot te trekken. Mijn fractie heeft wel de vraag of dit halfjaar in beton is gegoten. Het gaat immers om een maatregel die zowel de woningmarkt als de bouwsector uitstekende diensten bewijst. De ChristenUnie-fractie wil het kabinet aansporen dit verlaagde btw-tarief te verlengen tot geheel 2015. Daar zou bepaald een krachtige werking van uitgaan. Wil ook de staatssecretaris zich hier hard voor maken?

Dan nu een viertal meer specifieke onderwerpen. Innovatief ondernemerschap zal in de komende jaren alleen maar belangrijker worden. Kennis speelt daarbij een cruciale rol. Een bruisende start-upcultuur is daarvoor onmisbaar. Innovatieve hightech start-ups moeten zorgen voor de noodzakelijke vernieuwing van onze economie en ons nationale verdienmodel, ook om ons mkb op een hoger plan te tillen en daar nieuwe energie te bieden aan innovatie, aan het lanceren van nieuwe producten en diensten. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen ging mijn fractie daar uitgebreid op in. Juist gelet op het belang van innovatieve start-ups, op de verbinding die ze vaak leggen tussen hightech en duurzaamheid, en gezien het feit dat deze bedrijven dikwijls geleid worden door onze jongste generatie ondernemers, pleiten wij voor nadrukkelijker beleid van de overheid, ook in de fiscaliteit. Volgens mijn fractie kan hier veel meer uit de kast worden gehaald. Deelt de staatssecretaris deze visie op innovatieve start-ups en hun bredere culturele en economische uitwerking? Is hij van mening dat ons fiscaal systeem deze jonge bedrijven voldoende stimuleert?

Vaak zijn de bestaande RDA- en S&O regelingen minder relevant voor beginnende bedrijven. Een korting op winstbelasting is niet interessant als je als start-up de eerste jaren geen winst maakt. En die jaren zijn juist bepalend. Ook de voorgestelde aanpassingen voor de gebruikelijkloonregeling voor dga's vallen daarom voor veel start-ups simpelweg buiten hun ervaringswerkelijkheid. Mijn fractie wil de staatssecretaris concreet vragen om bij de herziening van het belastingstelsel te bezien of de bestaande innovatieregelingen beter verenigd kunnen worden met de specifieke behoeften van nieuwe, jonge, startende bedrijven. Is hij daartoe bereid? Ziet hij kansen om vanuit zijn portefeuille jonge, innovatieve bedrijven perspectief te bieden?

Een tweede punt heeft betrekking op de afvalstoffenbelasting, die al een paar keer langskwam. Afspraak bij de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2014 was dat de vormgeving van deze belasting de beoogde opbrengst van 100 miljoen euro zou realiseren en een vergroenend effect zou hebben. Mijn fractie heeft daarover twee vragen. Kan de regering beargumenteren dat deze opbrengst inderdaad gerealiseerd zal worden, zowel budgettair als qua milieu-impact? Import en export van afval werden van de heffing uitgezonderd, maar het amendement-Dijkgraaf/Koolmees introduceerde nadien een exportheffing. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de handhaafbaarheid van dit regime? Bij de importontheffing moet de belastingplichtige aan de hand van zijn administratie aantonen dat de afvalstoffen uit het buitenland afkomstig zijn en niet zijn vermengd met Nederlands afval. Dat oogt nogal complex. Kan de Belastingdienst hiermee uit de voeten?

Dan nu de werkkostenregeling. De fietsregeling vervalt. Dat moeten we vanuit fiscaal-historisch gezichtspunt toch even markeren. De fiets is in ons land immers van iconische betekenis en symboliseert veel van de Nederlandse cultuur: eigenzinnigheid, eenvoud, gezamenlijkheid en het trotseren van de weergoden. Gelukkig blijft een fiets van de zaak mogelijk binnen de vrije ruimte die bedrijven hebben ter waarde van 1,2% van de brutoloonsom. Andere producten of diensten van de zaak, zoals laptop en telefoons, die onder de werkkostenregeling vallen, krijgen te maken met een strikter noodzakelijkheidscriterium. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij de handhaafbaarheid van de toepassing van dit criterium inschat? Is het in alle gevallen even duidelijk en scherp? Hoe groot, kortom, is het grijze gebied?

Dan een laatste punt wat de specifieke onderwerpen betreft. Mijn fractie begrijpt dat de Belastingdienst dit jaar ruim 50 miljoen euro meer heeft geïnd van wanbetalers dan het jaar ervoor. Betekent dit dat de doelstelling van 600 miljoen euro extra innen binnen bereik komt? De term "wanbetalers" heeft een evident negatieve betekenis. Het betreft een groep die willens en wetens zijn belastingschuld niet betaalt, een kleine 2,5% op een totaal van 9 miljoen belastingplichtigen. Maar, zo vraagt de ChristenUnie-fractie, hoe groot is het aandeel van de groep die deze schuld gewoon niet kan voldoen vanwege problematische schuldophoping? Wat is het beleid van de Belastingdienst voor deze kwetsbare groep, die tussen wal en schip dreigt te vallen? Wordt er ook actief ingezet op schuldhulpverlening? Zo ja, wat zijn de ervaringen hiermee?

Het Belastingplan 2015 heeft ook een bredere werking dan de specifieke onderwerpen die ik noemde. Het is immers een van de laatste belastingplannen — dat mogen wij althans hopen — voor de beoogde grote herziening van het belastingstelsel. Ik kom daar zo nog uitvoeriger op terug. Deze overgangsfase, deze transitiefase, roept echter ook een aantal eigen problemen op. Zo is na hevig gemor van de achterban van de staatssecretaris en autominnend Nederland het oorspronkelijke bijtellingsplan voor leaseauto's voor 2016 verzacht. De bijtelling gaat weliswaar omhoog, maar afhankelijk van de C02-uitstoot. De milieubeweging stak welwillend de helpende hand uit, maar de tarieven zijn tijdelijk: ze gelden alleen voor 2016. De kwestie is hier dat we in afwachting van de belastingherziening allerlei tijdelijke fiscale noodverbanden aanleggen die de nodige onrust veroorzaken. Het lijkt mijn fractie dat we niet alleen leaserijders, maar ook de auto-industrie meer stabiliteit en minder onzekerheid moeten bieden, zeker als het gaat om langlopende R&D-trajecten rond duurzame mobiliteit. Het doorontwikkelen van schone en zuinige auto's, van elektrische voertuigen, kost tijd en fiscale stabiliteit over een langere periode rond bijtelling is daarbij een niet te onderschatten factor. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze logica van de aanzwengelende fiscale tijdelijkheid in de leasesector, ook gezien de noodzaak van een versnelling van groene mobiliteit en de behoefte van leaserijders en de auto-industrie aan transparantie en zekerheid rond fiscale facilitering van schone en zuinige auto's?

De ChristenUnie-fractie heeft de vorige staatssecretaris van Financiën bij de bespreking van het Belastingplan 2014 gevraagd om een visie op de rol van fiscaliteit in het versnellen van de ontwikkeling naar een groene economie. Een economie die duurzaamheid hoog in het vaandel heeft, die spaarzaam en bewust met grondstoffen omgaat, een circulaire economie die hergebruik centraal stelt, een innovatieve "biobased economy" die beseft dat fossiele brandstoffen eindig zijn, een economie die het klimaatprobleem serieus aanpakt. Collega Van Boxtel ging daar ook al uitvoerig op in. Doorgaan op de huidige weg kan simpelweg niet. We komen nu echt in de gevarenzone. Ons belastingsysteem kan een belangrijke rol spelen in deze noodzakelijke transitie naar een groene economie. De door mijn fractie gevraagde notitie was enige tijd zoek, maar bleek uiteindelijk verstopt als bijlage bij de Prinsjesdagstukken te zitten. De visie is bepaald teleurstellend. Mijn fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de staatssecretaris weinig op heeft met vraagstukken van duurzaamheid en groene groei. Ik vermoed dat als ik hem daar direct naar vraag, hij zich zal uitputten in vele fraaie zinnen. Maar dat is te makkelijk; laten we ons op zijn daden concentreren.

Het plichtmatige visiedocument, dat bij nadere inspectie een reactie blijkt te zijn op een beleidsbrief van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over fiscale vergroening, is weinig inspirerend. En dit terwijl het Planbureau toch met zinnige suggesties kwam rond de inzet van energiebelasting voor de verbetering van klimaat en luchtkwaliteit, bijvoorbeeld wat betreft het meer in lijn brengen van belastingtarieven voor energieverbruik met de milieuschade ervan. De kabinetsreactie komt eigenlijk niet veel verder dan de constatering dat Nederland al heel veel doet, dat onze concurrentiepositie niet in het geding mag komen, dat terughoudendheid geboden is, dat de internationale context niet vergeten moet worden en dat het allemaal erg ingewikkeld is. Het belangrijkste frame is dat stabiele belastingopbrengsten prioritair zijn en de "sense of urgency" — zo observeer ik dat althans — voor een versnelling van duurzame ontwikkeling wordt niet gevoeld. De notitie verwijst een paar keer naar de brief van het kabinet van maart 2013 over groene groei. Daarin wordt echter nauwelijks gerept van de mogelijkheden die ons belastingstelsel biedt om de transitie naar een duurzame economie te versterken. De referenties zijn nagenoeg nihil. Ook in het basisdocument Keuzes voor een beter belastingstelsel wordt nauwelijks een vernieuwingsslag op dit punt gemaakt. Jammer.

Mijn fractie wil de staatssecretaris aansporen tot meer ambitie op dit wezenlijke punt. Niet alleen maar op de rem trappen, maar misschien ook eens gas geven. In de voorliggende periode zal de staatssecretaris hard aan de slag gaan met de herziening van ons belastingstelsel. Dat kwam al aan de orde. Mijn fractie wil hem uitdagen creatief en innovatief te denken over de manier waarop deze herziening duurzaamheid en groene groei kan bevorderen. Voor de ChristenUnie-fractie is dat, naast het minder belasten van arbeid, een hoofdopgave. Kan de minister ons toezeggen hier meer prioriteit aan te geven? Kan hij mijn fractie toezeggen dat de transitie naar een groene economie een volwaardige plaats krijgt bij de stelselherziening? Ik overweeg een motie op dit punt. Misschien mag ik hem een inspiratiebron aanbieden? Twee weken geleden publiceerden PwC, EY, KPMG en Deloitte gezamenlijk een gedurfd fiscaal advies waarin zij pleiten voor een lagere belasting op arbeid en een hogere belasting op grondstoffen. Op deze manier proberen zij eigenlijk simultaan twee problemen te adresseren: hoge werkloosheid en grondstoffenschaarste. Deze "Big Four" van de accountancywereld hebben berekend dat met een belastingverschuiving van 34 miljard van arbeid naar grondstoffen deze dubbelslag bijna 300.000 nieuwe banen oplevert en de schatkist bijna 5 miljard aan uitkeringen scheelt.

Ook het substantieel verlagen van btw op reparatie en onderhoud, waarover ik daarstraks al even sprak, genereert een fors aantal banen. Het is dit soort gekanteld denken - toch uit onverdachte hoek - dat noodzakelijk is om de ontwikkeling naar een circulaire economie beduidend te versnellen. Gaat de staatssecretaris hier een voortrekkersrol vervullen? Of voelt hij zich meer comfortabel in de staart van het peloton?

Ik rond af. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen in november gaf de staatssecretaris aan dat er weinig zaken zijn waar hij zo gepassioneerd over is als het scheppen van werkgelegenheid. Ik vond dat een mooie uitspraak. Geldt uw passie, zo vraag ik de staatssecretaris via de voorzitter, ook voor een duurzame, groene economie? Vanuit fiscaal oogpunt is de combinatie van beide passies goud waard voor een staatssecretaris die het verschil wil maken.

Mijn fractie ziet uit naar de antwoorden op onze vragen.