Plenair Schaap bij voortzetting behandeling Wet opheffing bedrijfslichamen



Verslag van de vergadering van 9 december 2014 (2014/2015 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.03 uur


De heer Schaap i (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording van de vele vragen. De beschouwingen over de PBO en wat daarmee samenhangt, de argumenten pro en contra, vond ik erg boeiend. Het is wel duidelijk dat je met strakke principes niet uit deze discussie komt. Dat geldt ook voor de opvolging van de PBO-structuur, de producenten- en brancheorganisaties. Wij praten over een domein dat wij niet met zwart en wit kunnen verven.

De vragen over de overname door het Rijk van alle regelingen die door de productschappen in het leven zijn geroepen, zijn naar tevredenheid beantwoord. Op de kwesties die wij hebben ingebracht, is voldoende duidelijk geantwoord. Ik heb er vertrouwen in dat het nog te voeren overleg voor 1 januari aanstaande tot goed resultaat leidt. Prima zo.

Vervolgens een opmerking over de keuringsdiensten. De staatssecretaris riep dat de eerste concessie binnen is en dat dit winst is. Wij kennen een winst- en verliesrekening, maar ik zou de discussie hieromtrent liever niet in die termen willen voeren. De minister zegt dat er nog gestudeerd wordt en dat er een Kamerbrief ligt. Ik stel mij voor dat wij rustig afwachten tot de resultaten van die studie er liggen en het departement en de minister daaromtrent een eigen evaluatie en een eigen afweging gemaakt hebben. Ik wil wel het volgende meegeven. Als er hier en daar eens een probleempje wordt gelokaliseerd, is het aanpassen van hetgeen al loopt gemakkelijker dan het over de kop gooien van de zaak. Bij de PBO hebben wij allemaal kunnen zien wat dit oproept. Ik heb er echter vertrouwen in dat de minister dit op een goede manier meeneemt.

In de eerste termijn is er behoorlijk ingegaan op de producenten- en brancheorganisaties. Wat in de EU-verordening staat, is gewoon wet, dus dat kunnen wij hier herhalen. Meer rek zit er niet in. In de wet staat geen autonoom afwegingskader. De minister heeft het nodige gezegd over de wijze waarop hij daarmee wil omgaan. In het bijzonder wil hij zwaar inzetten op voorwaarden als ondernemersvrijheid en sectorbelang en de belangen van de niet-aangeslotenen bij dergelijke verenigingen. Dat betreft nu net het grijze gebied. Daar komt nu een ministeriële sanctie op te liggen, maar is het niet beter om die nader uit te werken en die dan wettelijk te verankeren? Op dit ogenblik zijn er tien aanvragen binnengekomen, sommige aarzelend en andere vol verve. Daarover wordt overleg gevoerd. Bekeken wordt hoe vanuit de ministeriële regeling met de erkenning en de algemeenverbindendverklaring zou moeten worden omgegaan. Ik houd mijn verzoek om de zaak wettelijk te regelen aan en vraag minister om eerst eens in overleg te treden met de organisaties die deze aanvragen gedaan hebben en eerst eens te bekijken hoe de ministeriële regeling werkt, waar de hics zitten en waar de goede mogelijkheden zitten. Dit kan misschien het komend voorjaar of de komende zomer worden geëvalueerd. Tegen de tijd dat alle tien aanvragen behandeld zijn, is er wel zicht op hoe een en ander werkt. De minister kan daarna met die resultaten terugkomen naar de Kamer. Ik hoop dat vervolgens op een heel open manier de vraag kan terugkomen of de ministeriële regeling voldoende functioneert, zodat wij daarmee verder kunnen, dan wel dat het toch beter is om de zaak wat nader te regelen en wat preciezer te verwoorden. Dit zou vertaald kunnen worden in een formele wettelijke regeling. Als die toezegging gedaan kan worden, wachten wij rustig af wat er uit de evaluatie en de nadere discussie komt.