Plenair Kuiper bij voortzetting behandeling



Verslag van de vergadering van 23 september 2014 (2014/2015 nr. 1)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.32 uur


De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook van mij veel waardering voor de beantwoording door de staatssecretaris, met name voor het slot, waarin hij zijn eigen houding tegenover het wetsvoorstel nog eens heeft verwoord. Ook ik ben de laatste dagen door journalisten gebeld die mij vroegen: gaat hij het nu echt verdedigen of niet? Ik zei: wacht eens even, een staatssecretaris, een bewindspersoon, die naar dit huis komt met een wetsvoorstel, verdedigt hier natuurlijk zijn wetsvoorstel. Dat heeft hij ook voortreffelijk gedaan. Toch zijn bij mijn fractie de twijfels niet weg, ondanks het feit dat ik goed naar de beantwoording heb geluisterd en ook de redenering van de staatssecretaris best snap. Mijn hart wil daar ook wel in mee. Het is immers misschien ook een vorm van "genade voor recht" en daar heb ik wel sympathie voor. Mijn hoofd wil echter niet helemaal mee.

Ik heb in deze korte tweede termijn nog drie punten die ik wil noemen. Mijn eerste punt gaat wederom, net als bij andere woordvoerders, over de rechter. We hadden daar net een debatje over. Het is niet zo dat hier zomaar wat meningen tegenover elkaar staan. Ik geef mijn mening wel prijs, maar ik beroep me ook op het advies van de Raad voor de rechtspraak, nog niet zo lang geleden uitgebracht. De raad stelt dat een belangrijk uitgangspunt in onze rechtsstaat is dat er bij het ingrijpen in grondrechten van burgers een onafhankelijke rechter aan te pas moet komen. Het opleggen van een vrijheidsstraf moet daartoe worden gerekend, zegt de Raad voor de rechtspraak. Deze bevoegdheid impliceert dat het ook de rechter is die de exacte modaliteit en omvang bepaalt, als dit allemaal zo dun zou zijn dat je zou kunnen zeggen: laat het bestuur van een inrichting dan inderdaad maar beslissen over de modaliteit van uitvoering van de straf. Dat betekent natuurlijk dat zo'n bestuur uiteindelijk gaat zeggen: na een promotie, na zo'n traject, zal de gedetineerde in aanmerking komen voor een verlichte straf. Ik vind dat het heel erg onduidelijk wordt op die manier. Mijn fractie zet daarom nog steeds in op de rol van de rechter. Ik vind het beslist niet iets wat je even praktisch kunt benaderen en oplossen. Ik vind het wel degelijk een principieel punt.

Het tweede punt van mijn fractie is dat er toch een vorm van ongelijkheid gaat ontstaan, ook binnen het systeem van promoveren en degraderen, zeker als daar als beloning bij komt dat sommigen in aanmerking komen voor ED en anderen niet. Dat punt is ook al door anderen gemaakt.

Tot slot een punt dat misschien nog niet zo aan de orde is geweest in dit debat, namelijk de effectiviteit van de maatregel. De staatssecretaris zegt wel dat er ook thuis gewerkt kan worden, maar er zijn natuurlijk nog steeds allerlei beperkingen gesteld aan de thuisdetentie. Daardoor is veel controle nodig. Het ging ook even over het gebruik van alcohol en drugs. Het werken zal ook thuis moeten gebeuren, want de gedetineerde moet wel 22 uur per etmaal echt thuis zijn. Wat stellen we ons eigenlijk precies voor bij dat thuiswerken? Ook over het effect daarvan leeft er nog best wat twijfel bij mijn fractie. Ik verwoord ze nu nog even en uiteraard gaan we daar in onze fractie nog over spreken. Helemaal weg zijn de twijfels beslist niet.

De heer Swagerman i (VVD):

De heer Kuiper keek mij aan en nodigt mij daarmee uit om toch nog even in te gaan op het principiële punt. Wat ik heb gepoogd te zeggen is het volgende. Als je de rol van de rechter tot op heden in allerlei wetsvoorstellen bekijkt — dat is niet pragmatisch, daar is kennelijk fundamenteel over nagedacht, en ik meen dat dit hier ook is gebeurd — dan is het verschil met die rol ten opzichte van andere wetten niet zo groot. Dat was mijn stelling. Ik hoor graag een reactie van de heer Kuiper daarop. Vroeger bestond de vervroegde invrijheidstelling. Ook dat was een element waarmee enorm werd getornd aan de modaliteit van de straf. Niettemin legde de rechter een gevangenisstraf op. Ik weet uit ervaring dat de rechter nog wel eens wilde majoreren in die gevangenisstraf, om te voorkomen dat er vervroegde vrijlating zou kunnen plaatsvinden. Dat kan natuurlijk nu ook nog allemaal. De strafoplegging als zodanig verandert met dit wetsvoorstel niet. De duur van de straf blijft gelijk, alleen in de modaliteiten wordt een verandering aangebracht, maar dat bestaat in de praktijk eigenlijk al op verschillende punten. Wat vindt de heer Kuiper daarvan?

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Als de rechter een uitspraak doet, moet hij dat doen op basis van eenduidige regels. Ik mis die eenduidigheid in wat hier wordt voorgesteld. Er kan wel een uitspraak worden gedaan, maar vervolgens kan het bestuur van een inrichting daar toch nog weer een heel eigen interpretatie aan geven, en zelfs de strafsoort veranderen. Dan heb ik de Raad voor de rechtspraak aan mijn zijde, die zegt: als het erom gaat het soort straf te veranderen, dan moet daar een onafhankelijke rechter aan te pas komen. Het heeft immers wel te maken met grondrechten waar een gevangene over beschikt.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Kuiper. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en ik vraag hem tevens of het mogelijk is dat hij om zeven uur klaar is met zijn beantwoording. Gaat dat lukken, denkt u?