Verslag van de vergadering van 23 september 2014 (2014/2015 nr. 1)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.06 uur


De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat voor ons ligt lijkt op het eerste oog een nuttige toevoeging te bieden aan het terugkeerprogramma van gedetineerden die voor terugkeer in aanmerking komen. Aan het eind van de gevangenisstraf kan voor groepen gestraften door middel van elektronische detentie de terugkeer naar de maatschappij op een nieuwe manier worden begeleid. Reclasseringsorganisaties hebben zich er op een positieve toon over uitgelaten. En ook mijn fractie kan het uitgangspunt steunen dat verlof of elektronische detentie nauwer verbonden wordt met de re-integratie van ex-gedetineerden.

Toch blijven er stevige vragen bestaan bij het wetsvoorstel, zoals blijkt uit deze eerste termijn van de Kamer. Die vragen zijn er ook bij ons. Wat wij hier op tafel krijgen, is het wetsvoorstel na behandeling in de Tweede Kamer. Het is nogal gewijzigd ten opzichte van de eerdere ontwerpen en voornemens, maar nog altijd bevat het een taakstellende bezuiniging van 16 miljoen. De twijfels van mijn fractie vinden hun grond in de ambigue aard van de elektronische detentie in dit wetsvoorstel. De regering lijkt de enkelband te zien als een uitvoeringsmodaliteit van detentie, als straf dus, maar tegelijkertijd als vervanging van verlof, vanwege het afschaffen van de detentiefasering. Over beide aspecten is het nodige te zeggen en ik zal dat ook doen, heel kort.

Allereerst de elektronische detentie als vorm van reguliere detentie. De Raad voor de rechtspraak geeft aan dat elektronische detentie weliswaar een straf is, maar een wezenlijk andere straf dan reguliere detentie. Dat lijkt mijn fractie een juist constatering. Gedetineerden ervaren een enkelband weliswaar als straf, maar het is toch een andere vorm van vrijheidsbeneming — noem het vrijheidsbeperking — dan het verblijf in de cel. Dat blijkt ook wel uit de verwachting van de regering dat elektronische detentie positief zal bijdragen aan de re-integratie. Toch stelt het wetsvoorstel elektronische detentie slechts voor als een "uitvoeringsmodaliteit", een variant van gewone detentie. Het gevolg van dit alles is dat de beslissing over de vorm van een deel van de straf van een gedetineerde niet bij de rechter komt te liggen, maar bij de Dienst Justitiële Inrichtingen. Dat roept natuurlijk rechtsstatelijke vragen op die ook al door enkele collega's zijn gesteld.

Ook in omgekeerde richting geldt verwarring over de precieze aard van elektronische detentie. Moet een enkelband nu wel of niet worden gezien als een striktere vorm van verlof? Het wetsvoorstel wekt die suggestie wel, doordat het huidige verlofstelsel wordt geschrapt ten faveure van de elektronische detentie. Maar aan de andere kant is de beoogde periode van elektronische detentie zo ruim — weliswaar nog binnen de marges van één jaar — en tegelijkertijd zo nauw verbonden aan bezuinigingsdoelstellingen, dat het feitelijk meer lijkt op een goedkope manier van voortzetting van detentie dan op een keuze voor de beste en effectiefste manier van re-integratie voor grote groepen gedetineerden. De vraag is of de doelstelling waarmee deze hele wetsoperatie begon, namelijk het bevorderen van de re-integratie van gedetineerden, wel wordt gehaald.

Daar komt nog een ander punt bij, namelijk dat elektronische detentie moet worden verdiend door gevangenen. Onze fractie is gevoelig voor het probleem van de rechtsongelijkheid dat hierdoor kan ontstaan. Lang niet iedere gevangene komt hiervoor in aanmerking. Hoe moet het dan met de re-integratie van gedetineerden die niet onder het ED-regime komen te vallen? Hoe bieden wij hun én de samenleving perspectief op een goede terugkeer in onze maatschappij? Graag een toelichting hierop en natuurlijk ook op de vorige vragen.

Een laatste vraag gaat over de bezuinigingsdoelstelling die bij dit wetsvoorstel hoort. We kregen een brief met de datum van 19 september. Daarin geeft de staatssecretaris aan dat de capaciteit sowieso terug zal lopen, in den brede. Op deze maatregel toegespitst gaat het om 400 plaatsen die beschikbaar blijven. Maar wat betekent deze maatregel op zichzelf dan nog? Wat betekenen de constateringen van de staatssecretaris voor de noodzaak van deze maatregel als slechts 400 plaatsen beschikbaar zijn?

Voorzitter. Al met al moet de staatssecretaris onze fractie er nog van overtuigen dat dit wetsvoorstel rijp is voor publicatie in het Staatsblad. Wij kijken daarom met veel belangstelling uit naar de reactie van de kant van de regering.

De voorzitter:

Ik stel vast dat geen van de leden meer het woord wenst en ik schors de vergadering voor de lunchpauze.

De beraadslaging wordt geschorst.