Plenair Elzinga bij behandeling Belastingverdragen met Ethiopië en China



Verslag van de vergadering van 3 juni 2014 (2013/2014 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.46 uur


De heer Elzinga i (SP):

Voorzitter. We hebben nog zeer onlangs kort met de staatssecretaris over het beleid ten aanzien van belastingverdragen in het algemeen gesproken en wat langer geleden met zijn voorganger — na een lange aanloop weliswaar — zelfs tamelijk uitgebreid. Toch ziet ook mijn fractie in deze twee concrete belastingverdragen aanleiding de discussie nog eens op te pakken. En bovendien willen we de staatssecretaris geen debat onthouden over zijn favoriete onderwerp, zoals hij het verdrag met Ethiopië aan de overkant betitelde tijdens zijn allereerste optreden daar.

Nederland sluit met veel landen ter wereld belastingverdragen af en zo dus ook met Ethiopië en China, de twee verdragen die vandaag geagendeerd staan. Ons verdragennetwerk behoort tot het meest uitgebreide ter wereld. Met hoeveel landen hebben we inmiddels een belastingverdrag en hoeveel zitten er momenteel nog in de pijplijn?

Ethiopië en China zijn zeer verschillende landen qua omvang, ontwikkelingsniveau, expertise en onderhandelingscapaciteit op dergelijke verdragen, al blijft vermoedelijk ook de expertise, ervaring en capaciteit van een grote economische macht als China nog achter bij de brede expertise, lange ervaring en uitgebreide capaciteit van Nederland op het gebied van belastingverdragen.

Zoals we in het eerdere debat al hebben gewisseld, is een van de hoofdoorzaken van de brede problematiek van grondslaguitholling en het ontwijken van belastingen door transnationaal opererende ondernemingen en vermogende individuen gelegen in verdragsmisbruik en in meer algemeen misbruik van een tekort aan regulering van belastingconcurrentie tussen staten en een gebrek aan coördinatie tussen verschillende nationale belastingstelsels.

Een aantal opmerkingen en vragen zijn daarom meer algemeen van aard en richten zich op nieuwe verdragen en aanpassingen van bestaande verdragen in het algemeen, terwijl enkele andere opmerkingen specifiek betrekking hebben op het verdrag met Ethiopië en de relatie met ons OS-beleid. Vanuit onze ontwikkelingssamenwerkingsdoelstellingen zijn immers verdragen met een aantal landen specifiek geselecteerd om van een antimisbruikbepaling te worden voorzien.

Kan de staatssecretaris allereerst aangeven waarom slechts 24 ontwikkelingslanden actief worden benaderd om antimisbruikmaatregelen op te nemen in hun belastingverdragen met Nederland? Is misbruik bij belastingverdragen met andere landen niet net zozeer verwerpelijk en de moeite van het bestrijden waard? Waarom staat Nederland open voor de bespreking van antimisbruikclausules op verzoek van de andere partij, maar zetten we er zelf niet per definitie actief op in?

Bij vorige gelegenheid spraken we al over de specifieke rol van Nederland in de wereldwijde geldstromen die in verband worden gebracht met belastingontwijking. Nederland geldt als de grootste internationale investeerder ter wereld als de investeringen die via schakelvennootschappen, waaronder brievenbusfirma's, en andere bfi's (bijzondere financiële instellingen) door Nederland stromen worden meegenomen. We zijn daarmee tevens de grootste financiële doorvoerhaven ter wereld.

Uit het onderzoek dat het International Bureau of Fiscal Documentation (IBFD) vorig jaar in opdracht van de regering heeft gedaan naar belastingverdragen van Nederland met een aantal ontwikkelingslanden, zou blijken dat het verdragennetwerk op zichzelf onvoldoende verklaring biedt voor de omvang van de investeringen door Nederlandse bfi's in die landen. Heeft de staatssecretaris inmiddels meer zicht op aanvullende verklaringen voor de omvang van de geldstroom via bfi's in Nederland?

Uit het in opdracht van het Holland Financial Center vorig jaar door SEO (Stichting Economisch Onderzoek) gedane onderzoek zou blijken dat onze internationaal bekritiseerde sector van bfi's en hun adviseurs in Nederland naar schatting ruim 3 miljard per jaar zouden bijdragen aan de Nederlandse economie. Hiermee zouden dan mogelijk rond 10.000 banen of fte's zijn gemoeid. Dat is niet niks, maar vergeleken met 1.000 miljard die volgens EU-president Van Rompuy alleen al de lidstaten van de EU aan inkomsten zouden mislopen door belastingontduiking en -ontwijking staat het in schril contrast. Als alle EU-landen gelijkelijk schade zouden hebben van deze praktijken, dan zou Nederland bij benadering 45 miljard per jaar moeten mislopen. Zie ik dat goed? In reactie op dat bedrag zou de vorige staatssecretaris uit laten zoeken hoeveel de Nederlandse schatkist nu eigenlijk precies aan belastinginkomsten misloopt. Kan deze staatssecretaris ons vertellen of er inmiddels al een getal uit deze exercitie is komen rollen?

De geldstromen en dus ook het potentiële misbruik die met het verdrag met Ethiopië zijn gemoeid, zijn daarbij vergeleken zeer beperkt. Vandaar dat er aanvankelijk ook zo weinig animo bij Ethiopië was voor een antimisbruikbepaling, althans volgens de staatssecretaris in zijn eerste debat in de Tweede Kamer. Pas na lang aandringen van Nederland zou Ethiopië akkoord zijn gegaan met het door ons voorgestelde protocol. Kan de staatssecretaris bedenken waarom er bij Ethopië aarzelingen waren bij ons voorstel? Wat is voor beide landen naar inschatting van de staatssecretaris nu het mogelijke nettoresultaat van dit inmiddels wel door Ethopië ondertekende protocol? Kan de staatssecretaris ondertussen ook al voortgang melden op de besprekingen op EU-niveau over de algemene antimisbruikbepaling in de aanpassing van de moeder-dochterrichtlijn? Of kunnen we de tik op de vingers die Nederland gisteren van Eurocommissaris Algirdas Semeta van belastingzaken kreeg zo verstaan dat Nederland in die discussie toch niet zo constructief meedenkt?

Wat vindt de staatssecretaris er eigenlijk van dat na eerder de VS, nu ook de Europese Commissie Nederland in het rijtje landen noemt dat onvoldoende doet om agressieve belastingplanning tegen te gaan; dat Nederland zo in een adem wordt genoemd met Cyprus, Malta, Luxemburg en Ierland? Of is dat juist goede reclame voor de volgende roadshow van ons agentschap, "the Netherlands Foreign lnvestment Agency" en trekt zoiets juist meer dubieuze investeringen?

De staatssecretaris heeft in de schriftelijke voorbereiding van dit debat in antwoord op onze vragen aangegeven dat actiepunt 6 (prevent treaty abuse) van het BEPS-actieplan (Base Erosion and Profit Shifting) door de OESO in september moet zijn uitgewerkt. Daarna zal Nederland bepalen hoe hiermee zal worden omgegaan, aldus de schriftelijke beantwoording. Nu heeft Nederland altijd aangegeven dat er voor deze problematiek in internationaal verband een oplossing moet worden gezocht en dat Nederland daar liefst via de OESO actief en constructief aan meewerkt. Ik hoor dan ook graag van de staatssecretaris de bevestiging dat de zinsnede "hoe hiermee wordt omgegaan" betekent op welke wijze dit actiepunt zal worden geïmplementeerd en niet of het zal worden geïmplementeerd.

Wat vindt de staatsecretaris van het consultatiedocument van de OESO op dit punt, zoals het nu ter becommentariëring bij verschillende stakeholders voorligt? Zou de Nederlandse regering het in de huidige vorm een-op-een kunnen invoeren, of zitten er punten in waar de regering het moeilijk mee heeft? En wat vindt de staatssecretaris van de kritiek van één van deze ngo's die hierover commentaar hebben gegeven? Oxfam International vindt het namelijk een grote tekortkoming van de OESO dat in het BEPS-project ontwikkelingslanden geen noemenswaardige rol spelen, terwijl zij wel ernstig lijden onder belastingontwijking. Zouden de 23 landen die nu nog geen antimisbruikprotocol hebben en daardoor mogelijk op grond van hun belastingverdrag met ons inkomsten mislopen, niet ook of juist aan tafel moeten zitten met de OESO-landen om mee te kunnen praten? Of zouden de belangen van ontwikkelingslanden door andere stakeholders bij de OESO en de lidstaten die verdragen concreet afsluiten moeten worden ingebracht? In dat verband sluit ik me graag aan bij de vragen van de GroenLinksfractie over de consultatie van maatschappelijke organisaties in Nederland en het buitenland.

De SP-fractie kijkt uit naar de beantwoording van haar vragen door de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Elzinga. Ik constateer dat geen van de leden nog het woord wenst in eerste termijn. Ik zie dat de staatssecretaris een schorsing wil. Hij heft twee handen, maar ik neem aan dat het geen schorsing van tien minuten hoeft te zijn. Kan het ook in vijf minuten?

Staatssecretaris Wiebes i:

Ik zal het proberen.

De voorzitter:

Succes.