Plenair Hoekstra bij voortzetting behandeling Pensioenonderwerpen



Verslag van de vergadering van 20 mei 2014 (2013/2014 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.34 uur


De heer Hoekstra i (CDA):

Voorzitter. Dank u wel. Ik heb drie korte opmerkingen. In de eerste plaats hebben wij goede antwoorden gekregen op wat voor ons een, alles afwegend, onverstandig voorstel is waar grote onzekerheden aan kleven en waarin bovendien de samenloop met het ftk gemakshalve wordt genegeerd.

In de tweede plaats sprak de staatssecretaris over het feit dat hij graag onze steun had gekregen, maar hij wilde die steun toch ook weer niet zo graag dat hij ook maar een millimeter kon bewegen. Die graagte had dus wel iets obligaats. Dat neem ik hem overigens geenszins kwalijk, want ik constateerde aan de interruptiemicrofoon al dat de speelruimte sinds het sluiten van het pensioenakkoord voor eenieder nul komma nul is. Ik kan me vergist hebben, maar ik had de indruk dat de staatssecretaris daar licht bij zat te knikken.

Dat brengt mij bij het derde en laatste punt. De staatssecretaris van Financiën was misschien wel erg gretig met zijn interpretatie van de werkelijkheid, toen hij suggereerde dat wat nu voorligt van de Raad van State het cijfer 2 had meegekregen. Dat klopt waar het de novelle betreft, maar voordat het misverstand zou ontstaan dat dit op het geheel zou slaan, merk ik op dat in mijn waarneming de Raad van State buitengewoon kritisch is geweest op ten eerste het ontbreken van de juiste volgordelijkheid, ten tweede het ontbreken van het perspectief en ten derde de optimistische aannames in de berekeningen. Uit het feit dat de Raad van State daar niet op is teruggekomen en het kabinet dat niet heeft veranderd, kan toch moeilijk de conclusie getrokken worden dat de Raad van State dus wel akkoord was.