Plenair Holdijk bij behandeling Uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis



Verslag van de vergadering van 6 mei 2014 (2013/2014 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.08 uur


De heer Holdijk i (SGP):

Voorzitter. Mij past ook dank aan de minister van Justitie voor zijn reactie in eerste termijn en voor de verheldering die daardoor toch op een aantal punten is verkregen. Ik zal deze tweede termijn niet gebruiken om vragen te herhalen of om nieuwe vragen op te werpen. Ik wil volstaan met een paar opmerkingen, te beginnen met deze. Het is de bekende mijnheer De Pinto geweest die in 1886 reeds zei dat het kwaad van de voorlopige hechtenis door de wetgever binnen de engst mogelijke grenzen moest worden beperkt. Ik denk dat dit oude uitgangspunt nog steeds de richting moet wijzen, ook als het gaat om een voorstel tot uitbreiding van gronden voor voorlopige hechtenis.

Ik stel ook vast, en dat doe ik met de voormalige hoogleraar Corstens in zijn handboek over het strafprocesrecht, dat onze nationale wetgeving de strafvorderlijke overheid aan veel nauwere grenzen bindt dan bijvoorbeeld het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hij stelde dat een paar jaar gelden. Ik denk dat dit nog altijd geldt. Dat moeten we tot onze geruststelling ook in het oog houden: onze nationale wetgeving trekt veel strakkere en nauwere grenzen dan het EVRM. Dit wetsvoorstel, dat wel een uitbreiding behelst, zou ik dan ook met de minister niet als een stelselbreuk willen typeren.

Ik sprak over de wetgeving, maar het is duidelijk dat een centrale rol bij de voorlopige hechtenis wordt vervuld door de rechter-commissaris. Ik zou daaraan toe kunnen voegen de verdediging, die daar een minstens net zo belangrijke rol in kan spelen. Ik was content met de positieve reactie van de minister op de interruptie van de heer Swagerman waar het gaat om in ieder geval het OM aan te bevelen dat voor het OM, door het OM een handreiking wordt gegeven voor het nieuwe element van de maatschappelijke onrust, onder de koepel van de maatschappelijke veiligheid, zoals de Raad van State dat ook bedoeld heeft. Die handreiking zou met name een dienst kunnen vervullen bij de motivering en wellicht bij het geven van een indicatie van omstandigheden die die maatschappelijke onrust kunnen bepalen. Ik geef toe dat ik niet in staat ben om die maatschappelijke onrust in al zijn omvang en details te omschrijven. Ik vraag mij af wie dat wel kan, maar elke poging in die richting is waardevol te noemen.

Mevrouw Quik-Schuijt i (SP):

Is maatschappelijke veiligheid iets anders dan gevaar voor recidive?

De heer Holdijk (SGP):

Ja. Ik denk dat gevaar voor recidive een beperking is, want dat gaat over de vraag of er herhaling op zal treden. Ik kan mij best voorstellen dat de vrees voor herhaling wat dat betreft ook een rol kan spelen. Dan hoeft de indicatie voor herhaling nog niet aanwezig te zijn, zeker niet bij burgers die geen slachtoffer zijn geweest.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Ik dacht dat het wettelijk stelsel de term "vrees voor herhaling" bevatte als het gaat over de gronden voor voorlopige hechtenis.

De heer Holdijk (SGP):

Ja, dat klopt.