Plenair Postema bij behandeling Innovatie



Verslag van de vergadering van 18 maart 2014 (2013/2014 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.22 uur


De heer Postema i (PvdA):

Voorzitter. Ook namens mijn fractie dank aan beide bewindslieden voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn. Je zou het haast vergeten, maar dit is innovatiebeleid in tijden van crisis. Dat betekent dat het roeien is met de riemen die we hebben, en die zijn niet zo lang. Als je de vergelijking maakt met de hoogtijdagen van het FES, en je kijkt naar de statistiek van het Rathenau Instituut, die ook vandaag aan de orde is gekomen, en naar de bezuinigingen op de TO2's, dan blijkt dat we in ons innovatiebeleid best een aantal pijnlijke maatregelen hebben moeten nemen vanwege een totaal veranderd middelenperspectief. Dat doet op allerlei punten pijn en dan moet je toch proberen om vooral veranderingen te detecteren die toekomstwaarde hebben. Zo heeft de minister het ook uitgedrukt. Of dat ook zo is, valt ten aanzien van de topsectoren te bezien. We zullen dat ook kritisch blijven volgen. Feit is wel dat er met die aanpak in ieder geval een grote nadruk is gekomen op meer afstemming: meer afstemming tussen grootbedrijf en midden- en kleinbedrijf en onderzoeksinstellingen, met een veranderende rol van de overheid.

Dat geldt ook regionaal; dat hebben we ook benoemd in eerste termijn. De grote potten geld van bijvoorbeeld Pieken in de Delta zijn er niet meer. Dat betekent dat de positie van de rijksoverheid ten opzichte van de regio's wezenlijk is veranderd. Kijk bijvoorbeeld naar de gelden die in provincies beschikbaar zijn gekomen door de verkoop van energiebedrijven. Er zijn provinciale overheden in Brabant, Limburg en Overijssel die daarmee de voorhand lijken te hebben en dat is een wezenlijke verandering. Ik wilde dat toch niet onbenoemd laten in tweede termijn. Natuurlijk is het kabinet met duizend-en-een dingen bezig. Dat is ook wel een beetje de valkuil bij de reactie op zo'n WRR-rapport. Natuurlijk gebeurt er een hoop, maar er is ook wel wat aan de hand. Laten we dat vooral niet vergeten.

Wat ik jammer vind, is dat er weinig is ingegaan op mijn verzoek om de integraliteit van het innovatiebeleid goed naar voren te brengen. Natuurlijk is EZ het coördinerende ministerie, maar kan EZ dan ook met integrale visies komen? Die heb ik eerlijk gezegd nog niet gezien. Mevrouw Vos vraagt in haar motie om een integrale visie op duurzame innovatie. Ik denk dat dat als zodanig een behartigenswaardig verzoek is, maar je kunt het ook breder trekken. Ik heb in mijn eerste termijn aandacht gevraagd voor de doorwerking van innovatiebeleid op structurele werkgelegenheid. Ik wil in tweede termijn nog eens een poging wagen om van de bewindslieden te horen of zij bereid zijn die integraliteit ook de komende jaren beter te borgen door middel van dergelijke visies, ook concreet gemaakt in beleid, maat en getal.

We hebben ook aandacht gevraagd voor het vrijmaken van nieuwe middelen, ondanks alle financiële perikelen. Kunnen we de 50 miljoen die is vrijgesteld vlot ter beschikking stellen voor die matchingfaciliteit? Of dat via een toeslag moet of anderszins, hoor ik graag van de minister. Wij zijn het echter zeer met de CDA-fractie eens dat dit vlot moet gebeuren en dat het vooral ook eenvoudig moet zijn.

Ik heb al aangegeven dat innovatie een proces is dat uiteindelijk dient te leiden tot versterking van de economische structuur. Dat is ook het appel van de WRR. Dan heb je het uiteindelijk gewoon over mensen die zijn opgeleid, die flexibel en weerbaar zijn en verandering niet louter als een bedreiging hoeven te zien. Dat is niet per se alleen een humancapitalagenda in termen van opleiding. Dat menselijke aspect zouden we ook graag in toekomstige beleidsnotities terugzien. Uiteindelijk mag het niet zo zijn dat we straks de lijstjes hebben gehaald, maar dat de patiënt is overleden.