Kamervoorzitters bij herdenking Oranjehotel 1940-1945 Scheveningen



De Voorzitter van de Eerste Kamer, Ankie Broekers-Knol, en de Voorzitter van de Tweede Kamer, Anouchka van Miltenburg, hebben op zaterdag 27 september in het “Oranjehotel” in Scheveningen, de gevangenis waar gearresteerde Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog gevangen werden gezet om verhoord en berecht te worden, deelgenomen aan de jaarlijkse herdenking en een krans gelegd bij “Doodencel 601”. De aanwezigen herdachten en betuigden respect aan de ruim 25.000 mensen die in het “Oranjehotel” gevangen werden gehouden, omdat ze zich op een of andere wijze hebben verzet tegen de Duitse overheersing, tegen onrecht zoals de vervolging van joodse of homofiele medemensen of de executie van onschuldigen, tegen verraad door landgenoten en tegen de terreur van de nazi’s.

Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zei in zijn herdenkingsrede onder meer: “In het verhaal van de Tweede Wereldoorlog draagt het Oranjehotel een belangrijke getuigenis in zich. En daarmee is het een potentieel, krachtig medium naar volgende generaties. … Dit historisch verhaal moeten we daarom blijven vertellen, zodat nieuwe generaties begrijpen dat vrede en vrijheid niet vanzelfsprekend zijn.” Hij sprak in het bijzonder over twee verzetsmensen die in het Oranjehotel gevangen zaten: politicus en oud-Eerste Kamerlid Koos Vorrink en (latere) diplomaat Edmund (“Mom”) Wellenstein.

Koos Vorrink was mede-initiatiefnemer van de illegale krant het Parool. Hij werd opgepakt op verdenking van lidmaatschap van het verzet tegen de Duitse bezetter. Na ernstige ontberingen  eindigde hij in concentratiekamp Sachsenhausen. Hij overleefde zijn verblijf in het kamp en zette zijn politiek werk voort in het bevrijde Nederland. Mom Wellenstein werd als student opgepakt, omdat hij betrokken was bij de eerste staking tegen de Jodenvervolging in Nederland. Hij werd overgebracht naar het kamp Amersfoort waar hij getuige was van de moord op Russische krijgsgevangenen. Hij overleefde de oorlog en zorgde voor de gepaste herdenking van de Russische slachtoffers. Wellenstein, thans 95 jaar oud en bij de herdenking aanwezig, speelde als diplomaat een actieve rol in de opbouw van de transnationale Europese instellingen, te beginnen met de instellingen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. De initiatiefnemers wilden volgens Van Rijn allemaal hetzelfde: duurzame vrede in Europa door internationale solidariteit tussen landen die tot voor kort elkaars vijanden waren. Zij leverden een prestatie van historisch formaat. Staatssecretaris Van Rijn: “Koos Vorrink en Mom Wellenstein. Twee moedige mensen. Burgers die het waagden zich te verzetten tegen onderdrukking en tirannie. Twee prominente Nederlanders, twee prominente Europeanen, twee wereldburgers die opkwamen voor vrede en democratie, recht en solidariteit. Die het uiterste van zichzelf hebben gegeven om er voor te zorgen dat dit nooit weer zou gebeuren.”

Staatssecretaris Van Rijn benadrukte in zijn toespraak dat de rijksoverheid substantieel zal bijdragen aan de realisatie van het monument “Oranjehotel” dat de Stichting Oranjehotel als symbool voor recht en vrede nastreeft. Daarnaast werd bekendgemaakt dat het vfonds (Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg), na overleg met de Staatssecretaris van VWS, bereid is 1 miljoen euro te investeren in de realisering van het vernieuwde en voor het publiek toegankelijke monument. Voorzitter Dineke Mulock Houwer van de Stichting Oranjehotel zei: “Wij zijn erg blij met deze bijdragen van de overheid en van het vfonds, na de eerdere toezegging van Den Haag. Dit geeft ons het vertrouwen dat het herinneringscentrum Oranjehotel gerealiseerd moet kunnen worden. Dit zeg ik ondanks het feit dat we nu nog een gat van 1,5 miljoen euro hebben en dat we daarvoor nog steeds verder moeten met het realiseren van de financiering.”


Deel dit item: