De band tussen het parlement en het koningshuis was bij het oprichten van de Staten-Generaal heel anders dan nu. In die tijd werd het politieke leven niet bepaald door het parlement, maar door de koning. Koning Willem I, die regeerde van 1815 tot 1840, beschouwde het (Verenigd) Koninkrijk der Nederlanden als zijn verantwoordelijkheid en wenste daarom op elk gebied de regie te hebben. Hij zag de Staten-Generaal vooral als een adviesorgaan, dat hem hielp te weten te komen wat er onder de bevolking speelde.


De ministers worden verantwoordelijk

Onder Willem II, die zijn vader in 1840 opvolgde, werden aanvankelijk slechts kleine veranderingen doorgevoerd. Pas met de grondwetsherziening van 1848 verschoof het zwaartepunt van de macht naar de Staten-Generaal. In plaats van de koning werden nu de ministers politiek verantwoordelijk gemaakt voor het regeringsbeleid. Dit betekende dat de Kamers de regering ter verantwoording konden roepen en zelfs hun vertrouwen konden opzeggen in een minister of het hele kabinet. Dit gaf de beide Kamers een belangrijk politiek instrument in handen. Voortaan was politieke besluitvorming iets tussen het parlement en de ministers.


Verdere wijzigingen

Sindsdien is de relatie tussen het parlement en de koning nog verschillende keren gewijzigd. Sinds 1983 worden de Kamervoorzitters niet meer door de koning(in) benoemd. En in 2012 werd besloten dat het staatshoofd geen rol meer zou spelen bij het vormen van een nieuw kabinet.


Uitleg: wat gebeurt er bij een beëdiging en inhuldiging?


Video: Beëdiging en inhuldiging van Koning Willem-Alexander 30 april 2013