De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Langen-Visbeek (BBB) en Kluit (GroenLinks-PvdA), toe invulling te geven aan de principes van een invoeringstoets door:
-
•bij de 2e en 4e voortgangsbrief in 2024, horende bij het tweede en vierde kwartaal, de onafhankelijke evaluatiecommissie te vragen om nadere duiding van de voortgang.
-
•na dit eerste jaar te bezien of een onafhankelijke duiding van de evaluatiecommissie ook na 18 maanden (2e kwartaal 2025) nog noodzakelijk is.
-
•met de minister voor Rechtsbescherming in contact te treden om de Omgevingswet op te laten nemen in het overzicht van invoeringstoetsen.
-
•de thematische opzet van de invoeringstoets ook herkenbaar in de voortgangsbrieven te borgen, waaronder signalen over de werking van de Omgevingswet vanuit het burgerperspectief.
Nummer | T03747 |
---|---|
Status | deels voldaan |
Datum toezegging | 24 oktober 2023 |
Deadline | 1 juli 2024 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) drs. A. van Langen-Visbeek (BBB) |
Commissie | Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | evaluatiecommissie evaluaties invoeringstoets Omgevingswet |
Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 4
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik ben bijna klaar. Hoe gaat de minister dat monitoren en in de praktijk brengen? Tot slot. Ik denk serieus na over de vraag of we het nog gaan proberen te stoppen, maar mocht dat niet gebeuren en we de wetgeving invoeren, dan hebben we nog een instrument waarmee we heel snel de problemen voor burgers in beeld brengen en dat is de invoeringstoets. Dat is een van de lessen die wij getrokken hebben uit de toeslagenaffaire. Daarmee kun je heel snel wetgeving wijzigen of terugtrekken als die echt problemen veroorzaakt. Mijn vraag is dan ook of de minister samen met de koepel wil toezeggen om na zes en achttien maanden zo'n invoeringstoets te doen. Dat is niet de evaluatie na een jaar, maar een lichtere toets die specifiek bedoeld is voor wetgeving waar we ons zorgen over maken. Dan mijn laatste vraag. Ik heb 'm al vaak gesteld, maar ik stel 'm nog een keer aan de minister. Is het nou echt niet beter om het nog een keer uit te stellen? Dat zijn mijn vragen.
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 7
Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):
(…)
Concluderend. Acht de minister invoering van deze wet nu verantwoord, gezien de beperkte capaciteit bij lagere overheden en de vele taken waar zij voor staan? Ik noem bijvoorbeeld de opvang van vluchtelingen en de woningbouw. Kunt u garanderen dat de Omgevingswet daadwerkelijk zal leiden tot versnelling van ruimtelijke plannen? Op welke termijn dan? Welke zekerheden bent u bereid in te bouwen? Wij denken dan bijvoorbeeld aan een invoeringstoets of verlenging van de TAM naar twee jaar, of liefst allebei, of wellicht opnieuw uitstel. Wat vijf keer kan, kan ook zes keer. Graag uw reactie. Dank u wel.
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 14-16
Minister De Jonge:
(…)
“Laat ik beginnen met een aantal algemene vragen die zijn gesteld over de evaluatie en een eventuele invoeringstoets. Er is gevraagd hoe we daartegen aankijken. Ik begin dus even algemeen. Daarna ga ik per bouwblok door de vragen heen. Allereerst het punt van de evaluatie, waar de heer Rietkerk aan refereert. Hij refereert natuurlijk ook aan zijn motie, de motie-Rietkerk. Dit is inderdaad een van de moties die we gewoon uit te voeren hebben, om die vraag van mevrouw Kluit gelijk maar even te beantwoorden. Als een motie is aangenomen, is dat een opdracht van de Kamer aan het kabinet en heb ik me daartoe te verhouden. Dan doe ik mijn best om die zo goed als mogelijk uit te voeren. Ik zal ook toelichten wat de stand van zaken is wat betreft de moties waaraan gerefereerd is.
Ten aanzien van die evaluatie geldt het volgende. We hebben eind 2022 een evaluatiecommissie ingesteld. Die is dus al benoemd. Die evaluatiecommissie komt binnenkort met haar plan van aanpak. Dat zullen ze aan mij aanbieden en dan zal ik het uiteraard ook aan de Kamer aanbieden. Wij hebben afgesproken dat we de wettelijke bepalingen, namelijk een evaluatie na tien jaar en na vijf jaar, verrijken met een jaarlijkse monitoring en een jaarlijkse onafhankelijke blik van de evaluatiecommissie op die monitoring. Dus ja, de evaluatiecommissie zal de daadwerkelijke doeltreffendheid van de wet -- u kent al die termen -- pas na vijf jaar kunnen evalueren.
(…)
Dan de invoeringstoets. Ik ben daarvoor. U refereerde aan de toeslagenaffaire. Zelf heb ik vorige week nog de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten behandeld. Daarvan denk ik ook: als we daarbij nou eens een invoeringstoets hadden gedaan een paar maanden na de daadwerkelijke invoering in 2017 -- daar hadden we echt niet zo veel tijd voor nodig gehad -- dan hadden we echt al heel veel eerder alle niet-functionerende delen eruit kunnen halen. Die zijn er nu gewoon zes jaar lang in blijven zitten! Dat is voor de uitvoeringspraktijk echt killing geweest. Dat was nergens voor nodig. Dat hadden we echt eerder kunnen oplossen. Ik ben er dus voor om op die manier te kijken en op die manier te werken. Dat wil ik ook met de Omgevingswet doen. Vandaar ook die jaarlijkse monitoring en de onafhankelijke review van die jaarlijkse monitoring door een evaluatiecommissie, en de daadwerkelijke evaluatie na vijf jaar. Maar ik denk dat bij u en ook bij mijzelf de behoefte bestaat om daarin nog iets verder te gaan. U bent in de afgelopen periode gewend geweest per kwartaal ons eigen ambtelijke beeld te krijgen, dat door mij natuurlijk politiek gedragen wordt, van de stand van de implementatie. Dat leidt tot vrij lijvige brieven. Die stem ik natuurlijk af met de bevoegde gezagen. We voeren deze wet in gezamenlijkheid in, dus ik stem dat af met de bevoegde gezagen. Die brieven krijgt u nu per kwartaal. Ik wilde daar eigenlijk maar gewoon mee doorgaan in het nieuwe jaar, zodat u in het nieuwe jaar ook per kwartaal een brief krijgt over de stand van de implementatie. Ik zou die evaluatiecommissie -- ik moet dit nog met ze bespreken hoor, maar ik zeg dit omdat u begint over een invoeringstoets -- willen vragen om al na een halfjaar een onafhankelijke blik te hebben op de tweede kwartaalrapportage. Dan maak ik de tweede kwartaalrapportage wat grondiger dan een gemiddelde kwartaalrapportage en vraag ik de evaluatiecommissie om daar een onafhankelijke review op te doen. Ik denk dat dat helpt om met elkaar een beeld te krijgen van de uitvoering. Dat helpt ons op verschillende manieren. Het eerste punt is -- dat is het belangrijkste, want dat is het doel ervan -- dat als dingen die een relatie hebben met wetgeving, vrij snel in de praktijk niet blijken te werken, je niet tot de evaluatie, vijf jaar na dato, hoeft te wachten om die te repareren. Dat is één. Het tweede. Een zorg die ik heb, is dat we allerlei n=1-signalen als pars pro toto gaan zien. Er zal namelijk bij een gemeente iets misgaan. Ik denk dat we daar niet onmiddellijk van in de paniek moeten schieten. Dat moeten we gewoon oplossen. Dat gaan we ook doen. Daar is alles op ingericht. We moeten dan niet onmiddellijk doen alsof het gegeven dat dit bij deze gemeente misging, betekent dat het bij alle gemeenten aan het misgaan is. Het geeft ook iets meer objectivering van de feiten zoals ze ons toekomen. Dat zou ik eigenlijk als toezegging willen doen. In aanvulling op de toezegging die ik al had 16 gedaan naar aanleiding van de motie-Rietkerk, zou ik eigenlijk willen zeggen: we gaan door met de kwartaalrapportages zoals we ze maken, en de tweede kwartaalrapportage zal een grondige zijn waar ik ook een onafhankelijke review van de evaluatiecommissie op zal vragen. Ik denk dat dat helpt.”
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 17-18
Minister De Jonge:
(…)
“Hoort dat dan ook bij de invoeringstoetsen zoals Franc Weerwind daarover met de Kamer heeft gecommuniceerd? Ik dacht dat dit niet op zijn lijstje stond, maar ik heb eens nagezocht wat eigenlijk de definitie is van een invoeringstoets volgens het ministerie van JenV. Daar staat: "De invoeringstoets kan beschreven worden als een lichtvoetige bestudering." Nou, dat lijkt me al te veel joie de vivre voor de grondige voortgangsrapportages zoals u die van ons verwacht. Ik wilde het dus wat Duitser en degelijker aanpakken. Of collega Weerwind mijn Omgevingswet dan alsnog op zijn lijstje zou willen zetten, laat ik eventjes aan hem. Ik denk het eerlijk gezegd wel. Ik denk namelijk dat wat wij doen minstens aan deze definitie kan voldoen en eigenlijk daaroverheen gaat.
Dan achttien maanden. Ik ga in ieder geval het volgend jaar door met kwartaalrapportages. Ik ga in ieder geval jaarlijkse monitoring doen. Ik ga in ieder geval zorgen dat die onafhankelijke evaluatiecommissie de jaarlijkse monitoring van een onafhankelijke review voorziet en de tweede kwartaalrapportage ook, dus na een halfjaar. Laten we even bezien wat de behoefte is als we een jaar verder zijn. Als u zegt "mijn behoefte is gewoon na achttien maanden nog een keer", dan doen we het na achttien maanden nog een keer. Want een vinger aan de pols, wat mij betreft tien vingers aan de pols, is precies wat nodig is bij die uitvoeringspraktijk.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Dank. Zou de minister aan minister Weerwind willen vragen of het op het lijstje kan? Ik snap dat het misschien lastig is om dat nu te zeggen. Dan kunnen we het er inderdaad volgend jaar over hebben of het met achttien maanden ook nog nodig is.
Minister De Jonge: Als u het goed vindt dat ik het niet lichtvoetig doe.
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Nee. Ik ben benieuwd naar het burgerperspectiefonderdeel, want dat zit nu nog niet in de voortgangsrapportage.
Minister De Jonge:
Nee, in de monitoring komt die wel. Laat ik het in elk geval toevoegen aan de kwartaalrapportages per halfjaar. Waarom zit het er nu niet in? Omdat er nu vooralsnog geen burgerperspectief is, omdat burgers er nog geen ervaring mee opgedaan hebben. Nu stem ik de voortgangsrapportages natuurlijk wel af met de medeoverheden.
Kamerstukken I 33 118/34 986, FQ, p. 1-2
“Tijdens het mondeling overleg van 24 oktober heb ik uw Kamer enkele toezeggingen gedaan met betrekking tot de implementatie van de Omgevingswet. Ik hecht er waarde aan om deze toezeggingen helder op papier te zetten, zodat voor de Kamer duidelijk is welke acties ik zal verrichten om de Kamer tot aan 1 januari alsook na 1 januari 2024 goed te blijven informeren over de voortgang van de implementatie van de Omgevingswet.
Toezeggingen ten aanzien van de monitoring en rapportage implementatie Omgevingswet
Samen met de bestuurlijke partijen heb ik intensief overleg over de monitoring op de voortgang van de implementatie. Ik heb de bouwblokken waarlangs wij dit in gezamenlijkheid doen benoemd. Het gaat om: hoe staan de bevoegde gezagen ervoor, in hoeverre is het DSO gereed, zijn de financiële afspraken op orde, en zijn de serviceketen en de calamiteitenorganisatie ingericht. Voor de monitoring over de uitvoeringspraktijk is door mij een evaluatie-commissie ingesteld die jaarlijks de monitoring voorziet van een onafhankelijk oordeel en daarnaast brengt de commissie na 5 en 10 jaar ook een gedegen evaluatierapport uit. Omdat ik de zorgvuldigheid en tijdigheid om bij te sturen met mevrouw Kluit deel, zal ik in aanvulling op de al voorziene voortgangsbrieven die per kwartaal worden opgesteld, de volgende zaken additioneel inregelen:
(…)
-
–Ik zal bij de 2e en 4e voortgangsbrief in 2024, horende bij het tweede en vierde kwartaal, de onafhankelijk evaluatiecommissie vragen om nadere duiding van de voortgang. Na dit eerste jaar zal ik bezien of een onafhankelijke duiding van de evaluatiecommissie ook na 18 maanden (2e kwartaal 2025) nog noodzakelijk is.
-
–Ik zal met mijn collega Weerwind in contact treden om de Omgevingswet op te laten nemen in het overzicht van invoeringstoetsen. Daarbij zal ik ervoor zorgdragen dat de thematische opzet van de invoeringstoets ook herkenbaar in de voortgangsbrieven wordt geborgd, waaronder signalen over de werking van de Omgevingswet vanuit het burgerperspectief.
(…)”
Brondocumenten
-
-
brief van de minister van BZK over de tijdens het mondeling overleg op 24 oktober 2023 gedane toezeggingen met betrekking tot de implementatie van de Omgevingswet EK 33.118 / 34.986, FQ Bevat bijlage
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen.
-
25 september 2024
nieuwe commissie: Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
10 september 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
23 april 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
17 april 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister van BZK over voortgang implementatie Omgevingswet - eerste kwartaal 2024
EK 33.118 / 34.986, GA
-
-
24 oktober 2023
toezegging gedaan