T01831

Toezegging Evaluatie en aanpassing verhuurderheffing (33.819)



De Minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Duivesteijn (PvdA), Van Boxtel (D66) en Kuiper (CU), toe de werking van de verhuurderheffing al na twee jaar fundamenteel te evalueren en, indien de effecten negatief zijn, deze effecten zo veel mogelijk te beperken door eventuele verlaging van het tarief van de heffing per 2017 of door verdere opties ten aanzien van de voeding van een investeringsfonds.


Kerngegevens

Nummer T01831
Status voldaan
Datum toezegging 17 december 2013
Deadline 1 juni 2016
Verantwoordelijke(n) Minister voor Wonen en Rijksdienst
Kamerleden Mr. R.H.L.M. van Boxtel (D66)
A. Th. Duivesteijn (PvdA)
prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen aanpassingen
evaluaties
verhuurderheffing
Kamerstukken Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (33.819)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 51

De heer Kuiper (ChristenUnie): Mijn slotopmerking is dat wat onze fracties betreft zorgvuldige monitoring belangrijk zal zijn. De vinger moet aan de pols blijven en zo nodig moet er ook in de toekomst een evaluatiemoment zijn met de mogelijkheid van een nieuwe weging en bijsturing in de maatvoering en de hoogte, wanneer wij daartoe op dat moment besluiten. Die weg willen onze fracties bewandelen.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 64-65

De heer Duivesteijn (PvdA): Alles overziend vinden wij het belangrijk als we samen met het kabinet zouden kunnen kijken welke volgende stappen gezet kunnen worden, in het bijzonder over de wijze waarop je met de verhuurderheffing omgaat. Wij overwegen om op een drietal punten moties in te dienen, maar we zullen eerst de antwoorden van de minister voor Wonen en Rijksdienst afwachten. Afhankelijk daarvan beoordelen we of het zinvol is om met moties te komen. De eerste motie zou de toevoeging van een horizonbepaling betreffen, waarmee de werking van de verhuurderheffing wordt begrensd tot en met 31 december 2016. Daarbij verzoeken we de minister om de in de wet opgenomen evaluatiebepaling zodanig in te vullen dat de effecten van de verhuurderheffing voor die tijd gedegen en omvattend zijn geëvalueerd. De evaluatie kan dan als basis voor vervolgstappen dienen. Het is eigenlijk een pleidooi om iets meer tijd te nemen en een moment te creëren waarop we als het ware werken aan de volgende fase.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 67

De heer Van Boxtel (D66): Ik vond de voorgenomen evaluatie na drie jaar in de wet te lang duren, omdat ik op een heleboel onderwerpen hetzelfde type zorgen heb als anderen hier hebben verwoord. Onttrekken wij niet te veel? Valt er niet te veel stil? Komen er ook zaken op gang die wij noodzakelijk vinden? Ik vraag de minister dan ook of het niet verstandig is om die evaluatie naar voren te halen: niet pas in 2017, maar al vroeg in 2016, zodat wij hier gericht kunnen spreken over de effecten.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 77-79

Minister Blok: Ik kom toe aan een zeer wezenlijk punt. Zeer terecht hebben de heren Kuiper, Van Boxtel en zeker ook de heer Duivesteijn mij uitgebreid ondervraagd over hoe de regering weet dat deze maatregelen, met name die forse heffing, in de praktijk gaan uitwerken zoals bedoeld, dat ze op te brengen zijn, dat ze er niet toe leiden dat er niet meer geïnvesteerd wordt in nieuwbouw, stadsvernieuwing, onderhoud en woningisolatie en dat er geen corporaties massaal failliet gaan. Hoe weten we dat, hoe volgen we dat en hoe zorgt de regering ervoor dat, mocht zich onverhoopt zo'n effect voordoen, er wordt ingegrepen, of dat nu is op de investeringscapaciteit, de betaalbaarheid of op de financiële soliditeit van woningcorporaties? In de Tweede Kamer heb ik in reactie op een amendement toegezegd dat er na drie jaar een evaluatie komt. Ik ben het zeer met deze Kamerleden eens dat zo'n evaluatie zeer doorwrocht en gedegen moet zijn, met een open mind van het kabinet. Het kabinet moet niet op voorhand zeggen dat niets kan worden veranderd omdat nu eenmaal die wet is aangenomen en er is gezegd dat het goed zou zijn. Nee, de insteek van het kabinet moet zijn en zal dus ook zijn dat bij zo'n evaluatie echt naar alle onderdelen wordt gekeken, zoals naar de financiële aspecten, op macroniveau, maar zeker ook op het niveau van woningcorporaties. Er wordt gekeken naar de effecten op de betaalbaarheid, maar inderdaad ook naar de effecten die het heeft voor het vermogen van woningcorporaties om te blijven bouwen, om ervoor te zorgen dat steden worden vernieuwd en om ervoor te zorgen dat in krimpgebieden de voorraad tegelijkertijd kwalitatief op peil blijft, maar zich ook aanpast bij een mindere woningvraag. Natuurlijk wordt ook gekeken naar de administratieve lasten, voor zowel verhuurders als huurders.

Als de Eerste Kamer zegt dat zij een evaluatie na drie jaar, zoals die in de Tweede Kamer is aangeboden, graag nog eerder zou zien, dan is dat zeker met mij bespreekbaar. De Eerste Kamer zal zich dan realiseren dat de ervaringen wat korter zijn, maar ik begrijp het heel goed wanneer zij zegt: dit is ingrijpend, we willen ook echt korter op de bal zitten.

Hoe ben ik van plan om om te gaan met zo'n evaluatie? Ik wil echt benadrukken dat, als uit de evaluatie blijkt dat er ongewenste effecten zijn, op welk niveau dan ook, het kabinet bereid is om de maatregelen aan te passen, ook als een tariefsaanpassing van de verhuurderheffing nodig is. Als de Kamer het op prijs stelt, wil ik graag op papier schetsen hoe ik dat precies voor mij zie. Ik kan mij namelijk voorstellen dat er straks fractieberaad is over een belangrijk wetsvoorstel als dit. Voor mij staat echter voorop dat die evaluatie heel hard en serieus wordt, met het commitment van het kabinet om, als dat nodig is, aanpassingen te doen, inclusief een tariefsaanpassing van de heffing.

(...)

De heer Van Boxtel (D66): Ik heb in de eerste termijn aangegeven dat ik, zoals vele anderen hier in huis, best zorgen heb over wat deze wet kan gaan doen. Als de minister nu zegt, in antwoord op het verzoek dat ik heb gedaan in eerste termijn, dat de evaluatie een jaar naar voren kan worden gehaald, dan vind ik dat heel wezenlijk. Ik lig er niet wakker van of het dan januari of februari 2016 is, maar het moet wel echt begin 2016 zijn. Dan hebben wij alle effecten – ik heb de minister dat echt horen zeggen – in beeld: beleidsmatig, kwantitatief, wat betreft huur en koop. Het gaat dan om het hele woningbeeld. Ik zou haast zeggen: voeg er die visie bij, dan hebben wij het verhaal compleet. Dan kunnen wij een full-fledged afweging maken. De vraag of de heffing naar nul kan, vind ik irreëel. Ik heb zelfs de heer Duivesteijn horen zeggen: ik ben voor een heffing. Wat betreft de vraag of de heffing kan worden gemitigeerd waar deze schade doet: begrijp ik goed dat het kabinet zegt dat het bereid is om dan ook mogelijke financiële consequenties te aanvaarden? Ik stel daar onmiddellijk de volgende vraag bij. Dit wetsvoorstel heeft tot nu toe een open eind. Een horizonbepaling nu zou wetswijziging vragen. De minister zegt echter: materieel moet u mijn toezegging zo verstaan dat de evaluatie dat is. Hoe verhoudt zich dat tot het financiële commitment ten opzichte van Brussel?

Minister Blok: De heer Van Boxtel ging inderdaad bij uitstek in op het grote belang van een goede evaluatie. Ik ben bereid om na twee jaar al zo'n evaluatie te verrichten met de op dat moment beschikbare gegevens. Dan hebben wij het over begin 2016 als de wet per 1 januari aanstaande ingaat.

De tweede vraag ging over de financiële consequenties. Mochten de effecten onverhoopt zeer negatief zijn, dan is het kabinet inderdaad bereid om de hoogte van de heffing aan te passen. Ik gaf al aan dat wij dan vervolgens elders op de begroting op zoek gaan naar compensatie, zodat de begroting per saldo sluit, of dat nu voor Brussel is of voor ons hier in Nederland.

De heer Kuiper (ChristenUnie): De minister doet een heel belangrijke toezegging. Wij hebben daar inderdaad om gevraagd. De minister geeft aan dat de evaluatie over een breed vlak gaat en dat hij bereid is om het beleid aan te passen. Hij zei ook dat het op papier komt. Ik vind het belangrijk dat wij dat kunnen bestuderen en dus inderdaad op schrift krijgen.

(...)

Minister Blok: Ik heb aangegeven dat het kabinet bereid is om, wanneer zich zeer schadelijke effecten voordoen, het tarief van de heffing aan te passen en elders binnen de begroting compensatie te zoeken.

(...)

Kamerstukken I 2013/14, 33 819, I, p. 2

Verder ben ik voornemens om reeds met twee volle jaren ervaring met de verhuurderheffing, een fundamentele evaluatie uit te voeren van de heffing die dan begin 2016 gereed is ten behoeve van beleidsconclusies. Hierbij zal ik de evaluatiebepaling zodanig invullen, dat de effecten van de verhuurderheffing op het sociale deel van de huurmarkt gedegen, kwantitatief en omvattend worden geëvalueerd. Daarbij zal ik bijzondere aandacht schenken aan de feitelijke investeringen, de financiële positie en investeringsmogelijkheden van verhuurders, de mogelijkheden om operationele kosten te beheersen en woningen te verkopen, de beschikbaarheid van betaalbare woningen, de ontwikkelingen in het huurbeleid, eventuele anticipatie-effecten, en de toename van het gebruik van de huurtoeslag, allen in vergelijking met de meeste recente jaren voor de invoering van de verhuurderheffing (2011 en 2012 zijnde de benchmark);

Als uit de fundamentele evaluatie blijkt dat afwijkingen ten opzichte van de benchmark worden veroorzaakt door de verhuurderheffing, dan ben ik bereid tot de noodzakelijke en tijdige aanpassing van wet- en regelgeving om de ongewenste effecten zo veel mogelijk te beperken. Daaronder is ook begrepen eventuele verlaging van het tarief van de heffing met

ingang van 2017 en verdere opties ten aanzien van de voeding van een investeringsfonds.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 83-84

De heer Kuiper (ChristenUnie): Wij hebben de brief ontvangen. Wij zijn de minister erkentelijk dat die hier nu ligt. Wij hebben in onze bijdrage ook gevraagd om een stevige evaluatie. Die wordt hier nu toegezegd, maar ik heb nog wel behoefte aan een aantal verduidelijkingen. Wij hebben hier immers een serieuze wet op tafel liggen met een bepaalde bedoeling. Een van de bedoelingen van die wet is dat die structureel zal werken. Naar de mening van onze fractie is de heffing legitiem. Die moet als instrument over een reeks jaren behouden blijven. Wij zijn dus beslist niet voor een horizonbepaling, want dat zou betekenen dat je nu wetgeving maakt die weer stopt. Wij vinden dat het instrument moet blijven, ook om aan de corporaties duidelijk te maken dat die heffing een bepaalde functie heeft voor hun functioneren. Ik hecht eraan dat de minister dat nog eens goed toelicht.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 86

De heer Duivesteijn (PvdA): Ik kan de brief niet anders lezen dan dat de minister nu voor het eerst heel nadrukkelijk heeft aangegeven dat hij bereid is het tarief van de heffing bij te stellen, indien daarvoor aanleiding is. Wij hebben in de afgelopen dagen heel vaak op meerdere plekken met elkaar gesprekken gevoerd om heel scherp in beeld te krijgen wat nodig is voor de evaluatie. Wij zouden het nog belangrijk vinden dat er meer aandacht wordt gegeven aan de positie van de huurders zelf. Ik noem de manier waarop de evaluatie op dit moment is omschreven. Ook noem ik dat de evaluatie een jaar naar voren is gehaald. Ik ben de heer Van Boxtel er buitengewoon dankbaar voor dat hij die suggestie heeft gedaan. Verder noem ik dat de minister heel nadrukkelijk heeft aangegeven dat, als afwijkingen ten opzichte van de benchmark worden veroorzaakt door de verhuurderheffing, hij bereid is te komen met noodzakelijke en tijdige aanpassingen om ongewenste effecten zo veel mogelijk te beperken. Dat geeft ons in ieder geval de overtuiging dat wij de mogelijkheid hebben om binnen niet al te lange tijd – het gaat toch over een overzichtelijke periode – te voelen of het verantwoord is om langs deze lijn door te gaan dan wel of die moet worden bijgesteld.


Brondocumenten


Historie