Herdenking van de heer F.H.J.J. Andriessen



Verslag van de vergadering van 9 april 2019 (2018/2019 nr. 25)

Aanvang: 13.36 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de herdenking van de heer mr. F.H.J.J. Andriessen (CDA).


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Dan is aan de orde de herdenking van de heer F.H.J.J. Andriessen.

Ik verzoek de leden te gaan staan.

Op 22 maart jongstleden overleed op 89-jarige leeftijd Frans Andriessen, oud-senator voor het CDA. Hij was 112 dagen lid van de Eerste Kamer, van 16 september 1980 tot 6 januari 1981.

Franciscus Henricus Johannes Joseph Andriessen werd geboren op 2 april 1929 in Utrecht. Tijdens zijn kinderjaren was zijn vader, Jan Andriessen, lid van de Eerste Kamer namens de Roomsch-Katholieke Staatspartij. Frans volgde de lagere school van de Fraters van Tilburg, in Utrecht. Aansluitend ging hij naar het rooms-katholieke internaat Stapelen in Boxtel, waar hij zijn diploma gymnasium alfa haalde. Van 1948 tot 1951 studeerde Frans Andriessen Nederlands recht aan de Rijksuniversiteit Utrecht.

De heer Andriessen begon al tijdens zijn studie aan zijn maatschappelijke loopbaan bij bouwbedrijf Bredero in Utrecht. Vervolgens werd hij in 1954 directeur van het Katholiek Instituut voor Volkshuisvesting, dat later opging in het Nederlands Christelijk Instituut voor Volkshuisvesting. Hij zou daar tot 1972 blijven.

Intussen nam de politieke carrière van de heer Andriessen een vlucht. Bijna negen jaar, van 1958 tot 1967, was hij lid van Provinciale Staten van Utrecht. Op 23 februari 1967 werd hij beëdigd als Tweede Kamerlid voor de KVP en nam hij het stokje over van zijn vader Jan, die een dag eerder afscheid van de Tweede Kamer had genomen. Frans Andriessen hield zich met name bezig met volkshuisvesting, binnenlands bestuur en financiën van lagere overheden. In augustus 1971 werd hij waarnemend, en op 1 januari 1972 vaste fractievoorzitter van de KVP. Dat bleef hij tot hij in december 1977 minister van Financiën werd.

Het zou een veelbewogen ministerschap worden, dat de heer Andriessen zelf, na iets meer dan twee jaar, voortijdig beëindigde. Hij kon zich niet verenigen met de keus van andere leden van het kabinet-Van Agt om aanzienlijk minder te bezuinigen dan in de oorspronkelijke plannen van Bestek '81 voorgesteld was. Andriessen schreef in zijn ontslagbrief aan Van Agt: "De werkgelegenheid en het gehele gebouw van de sociale zekerheid staan daarbij naar mijn oordeel op het spel." De grote werkloosheidscrisis van enkele jaren daarna bewees zijn gelijk. Terugkijkend op zijn aftreden zei hij daarover later: "Een uitermate onverkwikkelijke affaire, die me veel hartzeer heeft gekost."

Toen de heer Andriessen in 1980 lid werd van de Eerste Kamer, was hij net enkele maanden daarvoor afgetreden. Zijn lidmaatschap van de senaat zou echter van korte duur blijken, aangezien hij al snel gevraagd werd om voor Nederland lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen te worden. Zijn lidmaatschap was echter lang genoeg om nog een maidenspeech te kunnen houden in deze Kamer.

Op 2 december 1980 sprak hij tijdens een debat over grondwettelijke bepalingen met betrekking tot de buitenlandse betrekkingen. Andriessen zei: "Het toenemend belang van deze (Europese) integratie (...) is zeker niet de enige reden voor het grote belang van de constitutionele regels die thans in deze Kamer aan de orde zijn, maar wel een heel wezenlijke. Het is in deze gedachte, dat waar volkenrecht en nationaal recht elkaar raken en de verhoudingen precies moeten worden geregeld, voorbeelden aan het Europese recht worden ontleend." Het leest nu als een voorbode van zijn aanstaande functie in Brussel.

Op 6 januari 1981 diende de heer Andriessen zijn ontslag als lid van de Eerste Kamer in. Exact twaalf jaar lang, tot 6 januari 1993, zou hij voor Nederland lid van de Europese Commissie blijven, waarvan acht jaar als vicevoorzitter. Samen met Commissievoorzitter Jacques Delors werkte hij onder meer toe naar het Verdrag van Maastricht, dat in 1992 werd gesloten.

Naast zijn maatschappelijke en politieke carrière was de heer Andriessen onder andere waarnemend voorzitter van de Adviesraad Internationale Vraagstukken, voorzitter van de adviescommissie over de onderkant van de arbeidsmarkt en voorzitter van l'Institut de l'Euro in Lyon. Ook was hij commissaris bij verschillende bedrijven, waaronder Sara Lee/Douwe Egberts, DELA, Robeco en DHV. Van 1990 tot 2009 was hij hoogleraar Europese integratie aan de Universiteit Utrecht.

In 1969 werd de heer Andriessen benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau, in 1980 tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en op 19 januari 1993 ontving hij het Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau.

Frans Andriessen was een zakelijk, deskundig en principieel politicus. Dat laatste is niet altijd even gemakkelijk voor hem geweest. Dat hij als minister onder immens grote druk niet van zijn standpunt afweek en uiteindelijk ervoor koos af te treden, is tekenend voor zijn optreden in de politiek.

Moge ons respect voor zijn persoon en zijn verdiensten voor de samenleving en de Nederlandse parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en naasten.

Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

Dank u wel. ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.