T03501

Toezegging Reactierapportage op de Universal Periodic Review (UPR) aan de Eerste Kamer te zenden (35.741)



De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe de reactierapportage op de Universal Periodic Review (UPR) te zijner tijd aan de Eerste Kamer te zenden.


Kerngegevens

Nummer T03501
Status voldaan
Datum toezegging 20 december 2022
Deadline 1 juni 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen mensenrechten
rapportage
Universal Periodic Review
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Hammelburg, Bromet en De Hoop Handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond (35.741)


Uit de stukken

Handelingen I 2022/2023, nr. 14, item 25

Minister Bruins Slot:

Voorzitter. Dan de vraag van de heer Ganzevoort om ook de andere landen in het Koninkrijk te bevragen op hun beleid. Mensenrechtenbeleid is op basis van het Statuut een autonome aangelegenheid van elk van de landen van het Koninkrijk. Het past de Nederlandse regering dan ook niet om de andere landen rechtstreeks aan te spreken op hun aanpak van discriminatie. Maar het onderwerp van mensenrechten komt wel regelmatig terug in verschillende trajecten waarin de landen met elkaar samenwerken. Zo werken de landen met elkaar samen om de implementatie van de mensenrechtenverdragen in het Caribisch deel van het Koninkrijk te bevorderen. In dat kader gaat de aandacht ook uit naar de implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Daar zit inderdaad wel degelijk een haakje. Er is een bilaterale verhouding tussen de landen, waarin je zo veel mogelijk wilt werken op basis van gelijkwaardigheid. Mijn vraag was daar: kun je elkaar in die gelijkwaardigheid vragen stellen op basis van die waardengemeenschap en kunnen wij daarbij assisteren? Maar er zit ook het element in dat wij een soort verticale relatie met het Koninkrijk hebben, dat niet samenvalt met Nederland. Het Koninkrijk heeft een aantal verdragen ondertekend. Daar is dus de vraag: vinden we dat het alleen maar voor Europees Nederland hoeft te gelden of voor het land Nederland? Of zeggen we: nee, als Koninkrijk vinden we dat we elkaar als landen op basis van de internationale verdragen die we ondertekenen, op zijn minst op morele gronden binnen het Koninkrijk mogen aanspreken om die vorm te gaan geven?

Minister Bruins Slot:

In dat kader moeten we op een aantal punten respecteren dat de autonome landen ook hun autonomie hebben. Zoals ik al aangaf, kun je in bilaterale gesprekken wel degelijk met elkaar over dit soort zaken van gedachten wisselen. Maar ze zitten wel zelf aan het stuur.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ja, maar dat hoor ik te vaak, als ik heel eerlijk ben. Ik hoor te vaak … Enerzijds wil je geen paternalistische houding vanuit het land Nederland naar de andere landen. Dat ben ik volstrekt met de minister eens. Maar het Koninkrijk omvat ons alle vier. Als wij als Koninkrijk internationale verdragen onderschrijven, tekenen, ratificeren et cetera, die gaan over de rechten van mensen met een handicap en over het EHRM, dan is dat iets wat uiteindelijk een moreel appel op alle landen binnen het Koninkrijk doet. En daar is mijn vraag of de Nederlandse regering … Laat ik het even heel formeel doen. Zou de Nederlandse regering de Koninkrijksregering willen vragen om de andere regeringen in het Koninkrijk te stimuleren om werk te maken van deze internationale verdragen?

Minister Bruins Slot:

Daar zitten twee aspecten aan vast. Zoals ik net aangaf, gaan volgens het Statuut de autonome landen zelf over discriminatie. Een ander aspect is dat je goed met elkaar kunt samenwerken als het gaat over het belang van mensenrechten. Enige tijd geleden ben ik samen met de ministers van de drie landen bij de UPR geweest, de Universal Periodic Review, bij de United Nations. Dat was nou zo'n moment waarop je als ministers bij elkaar zit om met elkaar te spreken over je mensenrechtenbeleid, wat daarin je ervaringen zijn, maar ook waar je elkaar voor nodig hebt. Dat vind ik een manier van samenwerken waarbij je op basis van eigenstandigheid en je autonome positie probeert met elkaar het goede gesprek te voeren. Dat leidt tot het uitwisselen van kennis en ervaringen. Dat vind ik een manier waarop je goed met andere landen kunt samenwerken. Maar inderdaad ben ik het met de heer Ganzevoort eens dat paternalisme daar niet past, want de landen zijn autonoom.

De voorzitter:

De heer Ganzevoort, tot slot.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik vind het fijn dat de minister het met de ene helft van mijn verhaal eens is, maar de andere helft was het elementaire aspect. Ik hoor te vaak de op zich juridisch terechte verwijzing naar het Statuut en de autonomie van de landen. Maar het element dat we gezamenlijk als Koninkrijk bepaalde waarden delen en als Koninkrijk verdragen sluiten, doet op zijn minst een moreel appel op ons alle vier. Ik denk dat we daarin als Nederland helemaal niet per se vooroplopen op andere landen, maar dat we gezamenlijk die opdracht hebben. Iets meer van dat appel zou ik graag van de regering horen.

Minister Bruins Slot:

Dan kan ik de heer Ganzevoort alleen maar verwijzen naar de sessie die we hebben gehad, waarbij we als landen van het Koninkrijk gezamenlijk aan 100 landen van de rest van de wereld hebben toegelicht hoe ons mensenrechtenbeleid is en ons daarvoor verantwoord hebben. Nou, als je ergens een gezamenlijk optreden wilt hebben in een setting waarbij je bevraagd wordt door 100 landen, dan is het daar wel. Ik denk dat dat een heel goed voorbeeld is van hoe je gezamenlijk optrekt om niet alleen begrip voor elkaars positie te kweken, maar ook te kijken hoe je van elkaar kunt leren en hoe je je ten opzichte van andere landen verantwoordt voor datgene wat je goed doet en wat je nog beter kunt doen als het gaat om mensenrechten.

[…]

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

De eerste reden is dat ik soms iets hoor waarbij ik denk: hoe zit dat ook weer precies? Dat gebeurde bijvoorbeeld toen het ging over de UPR, de Universal Periodic Review. De minister zei: dat is nou een mooi voorbeeld van hoe dat gesprek ook tussen de landen plaatsvindt. Ik dacht toen: laat ik die UPR er nou eens even bij pakken. Dat is inderdaad een heel mooi voorbeeld van zo'n review waar voor de vier landen elementen in zitten waarvan je zegt: "Ja, daar wordt gesproken over hoe het nou zit met de human rights, welke stappen we zetten et cetera." Maar als ik dat lees, valt het me ook op hoe gefragmenteerd die rapportage is, en voor een deel ook oppervlakkig. Er staan absoluut een aantal mooie dingen in, maar mijn vraag aan de minister is: is dit nou ook een aanleiding om binnen de gesprekken tussen de vier landen het volgende te zeggen? "Beste mensen, mooi dat jullie dit doen. Over bijvoorbeeld de rechten van kinderen staan hier echt goede dingen in. Maar op deze punten missen we dingen. Wat doen jullie daarmee?" Oftewel, leidt het tot een mooie gezamenlijke rapportage aan de Verenigde Naties, of leidt het écht tot een wederzijds gesprek? Wordt er in dat gesprek gezegd: "Hé, dit kunnen we van jullie leren, maar dat zouden jullie misschien ook van ons kunnen leren?" Leidt het tot die kritische interactie die ons gezamenlijk verder helpt? Dat is overigens het eerste dat ik vanavond geleerd heb dankzij mijn telefoontje.

Minister Bruins Slot:

De heer Ganzevoort vroeg naar de mensenrechten en om toch nog even goed te duiden wat er gebeurt. Het onderwerp van mensenrechten komt wel terug in verschillende trajecten waarbij de landen met elkaar in overleg gaan. Zo werken de landen ook met elkaar samen om de implementatie van de mensenrechtenverdragen in het Caribisch deel van het Koninkrijk te bevorderen. Het is in ieder geval mooi dat de heer Ganzevoort nu bewust is van wat er precies plaatsvindt op de UPR. Wij moeten ook nog als landen van het Koninkrijk straks gezamenlijk een reactierapportage schrijven over de aanbeveling van de United Nations. Ik zal dat, zeg ik tegen de heer Dittrich, zowel naar de Eerste Kamer als naar de Tweede Kamer sturen.


Brondocumenten


Historie