T00987

Toezegging Geheimhoudingsplicht ambtenaren bij bijstand aan raadsleden (30.902)



De staatssecretaris zal met de VNG de verantwoordingsproblematiek van de ambtenaar die bijstand verleent aan een raadslid op grond van artikel 33 Gemeentewet bespreken. Daarnaast zal zij bekijken hoe artikel 33 in de praktijk werkt.


Kerngegevens

Nummer T00987
Status voldaan
Datum toezegging 3 maart 2009
Deadline 1 juli 2010
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden prof.mr.drs. A.H.M. Dölle (CDA)
drs. L.M.L.H.A. Hermans (VVD)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Kamerstukken Wijziging Gemeente- en Provinciewet in verband met evaluatie dualisering gemeente- en provinciebestuur (30.902)


Uit de stukken

Handelingen I 2008-2009, nr. 23 – blz. 1173-74

De heer Hermans:

(...)

Mijn volgende punt betreft de geheimhoudingsplicht van ambtenaren, werkzaam voor raadsleden, in het kader van de bijstandsverlening. Dit is een interessant punt. Als ik mij niet vergis, is vanmorgen bij het College van Senioren in de Eerste Kamer een discussie gevoerd over de rechtsbijstand van rijksambtenaren ten aanzien van Kamerleden. De verhouding tussen regering en parlement is in principe nog steeds anders is dan die tussen raad en college; conform artikel 125 van de Grondwet is nog steeds de raad het hoogste gemeenteorgaan. Het is daarom echter juist erg interessant om te bekijken wat de geheimhouding precies betekent in de hele dualisering. Ik vind het iets te kort door de bocht om slechts te zeggen dat wij nu een modelverordening van de gemeenten hebben, waarin staat dat als een raadslid dat vraagt, de ambtenaar tot geheimplicht gehouden is jegens de wethouder op het punt van de verstrekte informatie. Dat is een wat vreemde situatie. Stelt u zich voor, er wordt informatie gevraagd aan de ambtenaar. De

ambtenaar verstrekt die informatie. Uit die informatie trekt het raadslid vervolgens de conclusie – wellicht deelt hij het zelfs al mee – dat hij een motie van wantrouwen gaat indienen. Wat is dan de positie van de ambtenaar? Moet hij zeggen dat hij geheimhoudingsplicht heeft en helemaal niets mag? Er zijn gemeenten die dit hebben opgelost door een lijn te kiezen waarin een vraag van een raadslid via de griffier naar de gemeentesecretaris gaat. De ambtenaar kan aan de gemeentesecretaris melden wat hij eerder gemeld heeft aan het raadslid. De gemeentesecretaris kan vervolgens bepalen of hij het wel of niet wil doorgeven. Het is naar mijn mening van groot belang om hierover vandaag duidelijkheid te krijgen, omdat het flagrante situaties kan opleveren voor de verhouding tussen ambtenaar en wethouder. Het college krijgt steeds meer een zelfstandige rol. Zolang artikel 125 van de Grondwet in de huidige vorm blijft bestaan, blijft het altijd zoeken naar de juiste balans. Op het moment dat artikel 125 vervalt, krijg je een heleboel andere discussies, die ik op dit moment niet wil voeren. Op dit punt was de beantwoording tot nu toe iets te kort door de bocht. Er wordt iets te veel verwezen naar de modelverordening van de VNG, die naar mijn mening zou kunnen leiden tot de vreemde situatie die ik zojuist aangaf. Zo bijzonder en vreemd is het helemaal niet. Er is de

afgelopen tijd een aantal wethouders gesneuveld. Ik zeg niet dat dit alleen maar komt door de dualisering. Het politiek klimaat is tegenwoordig namelijk vaak zo dat na één fout de kop er al af moet: Barbertje moet hangen. Maar het heeft natuurlijk ook wel een beetje te maken met het feit dat de binding van de wethouders met de raadsfractie, namens welke politieke partij hij in het college zit, minder is dan wanneer hij zelf deel uitmaakt van die fractie. Er zitten veel voor- en nadelen aan, maar misschien zit er nog een reden achter. Wij komen hier ongetwijfeld nog over te spreken wanneer de discussie over het functioneren van de dualisering verder aan de orde komt.

Blz. 1179

De heer Dölle

(...)

Onze fractie heeft bij de schriftelijke voorbereiding van dit wetsvoorstel aandacht gevraagd voor de positie van de ambtenaar die in het kader van artikel 33 bijstand verleent aan een raadslid of aan de raad. De commissie-Leemhuis en de commissie-Hermans zijn op dat punt niet ingegaan. De regering stelt vast dat er geen sprake kan zijn van een geheimhoudingsplicht voor die ambtenaar. Betekent dit dat artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht, over schending van het ambtsgeheim, in geen enkele situatie van ambtelijke bijstand aan de raad of aan raadsleden van toepassing kan zijn?

In de memorie van antwoord stelt de regering dat de ambtenaar die bijstand verleent aan een raadslid, niet valt onder verantwoordelijkheid van het college, maar onder die van het raadslid. Dat is nogal wat. Dat kan het raadslid en deze ambtenaar, die niet onder griffie valt, in een ingewikkelde casuïstiek brengen. Om ons een oordeel te kunnen vormen over de werking van artikel 33 van de Gemeentewet, ook een van de producten van de dualisering, zouden wij graag meer zicht krijgen op hoe dit in de praktijk uitpakt. Onze vraag aan de regering is of er gegevens zijn over fricties en wrijvingen in de relatie tussen ambtenaar, college en raadslid. Zijn die gegevens er niet, is de regering dan bereid om te bekijken of met een onderzoekje het nodige hierover op tafel is te brengen?

Blz. 1180-81

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten

[…]

De heer Hermans vraagt naar de geheimhoudingsplicht van ambtenaren die bijstand verlenen aan raadsleden. Die vraag is ook door andere Kamerleden gesteld, zoals door de heer Dölle. Raadsleden hebben recht op ambtelijke ondersteuning. De onderscheiden posities van college en raad impliceren dat ambtenaren geen uitlatingen doen over het werk dat zij verrichten bij ambtelijke ondersteuning. Zij werken dan immers onder verantwoordelijkheid van de raad en ten behoeve van het betrokken raadslid. De ambtenaar is daarover geen inhoudelijke verantwoording schuldig aan het college.

Ik meen wel dat betrokkenen zich bewust moeten zijn van hun verantwoordelijkheden. Het mag ook niet zo zijn dat een ambtenaar in een moeilijke positie wordt gebracht. De heer Hermans spreekt van een balans. Hij vraagt zich af of er goed genoeg over is nagedacht. De heer Dölle maakt hetzelfde punt. Ik heb overigens de indruk dat dit in de praktijk niet al te veel problemen oplevert. In ieder geval is het ons als dusdanig niet gemeld. De modelverordening van de VNG biedt daarbij een goede richtsnoer. De werkwijze die de heer Hermans heeft beschreven, en die ook wordt toegepast, spreekt mij aan. Ik denk dat de griffier en de gemeentesecretaris een soort spilfunctie kunnen vervullen in de contacten tussen raad, ambtenaren en college. Misschien moeten wij daarover nog eens nadenken. Het kan. Die mogelijkheid is er. Ik wil best toezeggen dat ik dat nog eens met de VNG zal bespreken. Ik begreep dat de heer Dölle graag een onderzoek daarnaar zag. Welnu, ik wil best nog eens bekijken hoe dit in de praktijk precies werkt. Wij kunnen bekijken of, in samenhang met de Staat van de dualisering, in de vervolgwetgeving nadere regulering nodig is.

De heer Dölle (CDA): Dank u wel. Mocht blijken dat er geen probleem is, des te blijer ben ik, maar soms heb ik de indruk dat het anders in elkaar zit. U zei namelijk net even vlug dat een ambtenaar werkt onder verantwoordelijkheid van de raad, ook als hij bezig is voor een oppositionele SP’er, of CDA’er, of iemand van een andere club. In uw antwoorden staat echter dat hij werkt onder verantwoordelijkheid van het betrokken raadslid; vandaar onze bezorgdheid en onze vraag naar onderzoek. Mocht uit zo’n onderzoek een bepaalde frictie blijken, dan zal een wijziging inderdaad nodig zijn.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Dat lijkt me allemaal heel terecht. Wij zullen hiernaar kijken. Wij hebben geen meldingen gehad in die richting, maar zijn best bereid om dit te bekijken. Als dan iets anders blijkt, zullen wij ons hierop moeten bezinnen, dat is helder. Tot zover de vragen van de heer Hermans.


Brondocumenten


Historie