Eerste Kamer debatteert over verlenging coronaspoedwet



De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 23 februari met minister De Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid over verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, beter bekend als de coronaspoedwet, en over de rol van de Eerste en Tweede Kamer bij de democratische controle van het coronawet- en regelgeving. De Kamer stemt dinsdag 2 maart over twee ingediende moties, één van senator De Boer (GroenLinks) en één van senator Raven (OSF).

De Tijdelijke wet maatregelen covid-19 is 27 oktober 2020 door de Eerste Kamer aanvaard en op 1 december 2020 in werking getreden. Tijdens het debat op 26 oktober diende SP-Eerste Kamerlid Janssen een motie waarin de regering verzocht werd op de kortst mogelijke termijn mogelijk te maken dat de Staten-Generaal, dus Eerste en Tweede Kamer, zeggenschap over verlenging van de wet krijgen. Pas na herhaaldelijk aandringen stuurde het kabinet 28 januari 2021 een reactie op de motie. Daarin stond onder meer dat voor de wens van de Eerste Kamer een wetswijziging vereist was en overleg met de Tweede Kamer, die een dergelijke zeggenschap alleen voor zichzelf zag. Deze reactie en het ontwerpbesluitPDF-document om de tijdelijke wet te verlengen, vormden de kern van het debat op 23 februari.

Tijdens het debat op 23 februari bleek een groot aantal van de fracties (met name GroenLinks, SP, PvdD, PvdA, Fractie-Nanninga en Fracte-Otten) het gevoel te hebben dat het kabinet de Eerste Kamer niet serieus neemt. Andere fracties (VVD, CDA, D66 en ChristenUnie) waren van mening dat de parlementaire controle van de wet voldoende geregeld is met de opname van goedkeuring door de Tweede Kamer in de wet.

Moties

Er zijn twee moties ingediend. De eerste motie, van senator De Boer (GroenLinks), spreekt de voorkeur van de Eerste Kamer uit dat onder bepalende zeggenschap van de Staten-Generaal bij verlenging van de Tijdelijke Wet Maatregelen Covid wordt verstaan: bepalende zeggenschap van beide Kamers van de Staten-Generaal. De motie verzoekt de regering dit oordeel van de Eerste Kamer over te brengen aan de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling, en deze optie nadrukkelijk met de Tweede Kamer te bespreken, en vervolgens de Eerste Kamer te berichten. De minister gaf deze motie het advies 'oordeel Kamer'.

De tweede motie, van senator Raven (OSF), roept de regering op om op 21 maart 2021 een bevrijdings- en herstelplan te presenteren met als uitgangspunt om binnen twee maanden in heel Nederland het normale dagelijkse leven weer te kunnen opstarten. Deze motie is door minister Grapperhaus ontraden.

Impressie van het debat

GroenLinks-senator De Boer vroeg de minister van VWS hoe serieus hij de Eerste Kamer neemt. Zij wees hem erop dat de Kamer sommige brieven niet krijgt, of pas nadat erom gevraagd wordt. Antwoord van de regering op de motie-Janssen kwam pas na drie maanden, aldus De Boer. Ze vroeg de minister waarvoor hij bang was. Dat de Eerste Kamer zich midden in een pandemie tegen de tijdelijke wet zou keren of het proces zo zou vertragen? Volgens De Boer wil de Eerste Kamer serieus genomen worden in haar rol als toetser van wetgeving en niet om bijvoorbeeld de verlenging te frustreren, maar om er nog eens goed naar te kijken.

SP-senator Janssen, die mede namens 50PLUS sprak, zei dat beoordeling van de proportionaliteit van de tijdelijke wet belangrijk is omdat de wet gaat over vergaande beperking van de grondrechten. De Eerste Kamer is medeverantwoordelijk voor het bewaken van grondrechten en moet daarom een rol krijgen bij de beoordeling, aldus Janssen. Hij vroeg de minister van VWS wat er nog over is van zijn angst dat hij zich 'om de haverklap' zou moeten verantwoorden in de Eerste Kamer. Janssen: "De afgelopen maanden is gebleken dat dit niet aan de orde is geweest." Volgens hem is de werkelijke reden om een keus te maken voor minder democratie dat de minister bang is om in crisistijd met lege handen te komen staan. Wantrouwen richting parlement is recept voor ongelukken, volgens Janssen. Deze regering en regeringen na haar zullen geconfronteerd worden met de gevolgen van deze crisis. De houding van het kabinet richting de Eerste Kamer zal moeten veranderen, vond hij.

VVD-senator De Bruijn-Wezeman ging in op de reden waarom haar fractie in oktober 2020 de motie-Janssen niet heeft gesteund. Volgens de VVD is de parlementaire zeggenschap voldoende geregeld. In een tweekamerstelsel moet voorkomen worden dat de twee kamers elkaar dupliceren, aldus De Bruijn. Volgens haar wordt de meerwaarde van de Eerste Kamer zeker niet vergroot door bovenop de uitvoering te gaan zitten. De VVD vindt dat de democratische controle voldoende geborgd is in de tijdelijke wet. De hoop van de VVD-fractie is gericht op vaccineren, maar - zo waarschuwde De Bruijn: "We zijn er nog niet en we moeten ons voorbereiden op een situatie dat vaccinatie ons niet voldoende beschermt." Zij vroeg de beide ministers om meer informatie over het langetermijnperspectief.

PvdD-senator Nicolaï zei dat het kabinet bij de indiening van de tijdelijke wet waarschijnlijk dacht dat de duur van drie maanden genoeg zou zijn, maar dat blijkt nu toch anders te zijn. Hij vroeg de ministers of zij het niet met de Eerste Kamer eens zijn dat we in een nieuwe situatie zijn komen te verkeren waarbij de tijdelijkheid van de tijdelijke wet veel langer is dan destijds voorzien en dat daarom de betrokkenheid van de Staten-Generaal hersteld moet worden. Volgens Nicolaï moet de wet sowieso gewijzigd worden en kan de betrokkenheid van het parlement direct worden geregeld. Hij stelde bovendien voor dat ook een bepaling wordt opgenomen dat wanneer een bepaling dreigt te vervallen er onverwijld een wetsvoorstel kan worden ingediend dat de bepaling toch verlengd kan worden. Daarmee wordt het zogenoemde 'fataal' vervallen van bepalingen voorkomen.

SGP-senator Van Dijk vroeg de ministers of zij konden aangeven op welk moment bepaalde maatregelen kunnen vervallen. Ook wilde hij weten of het logisch is om een ultimum remedium zoals de avondklok te gebruiken om andere maatregelen te kunnen versoepelen of zelfs te schrappen. Hij vroeg de ministers verder welke concrete afwegingen worden gemaakt bij het op- of afschalen van maatregelen. Tot slot riep hij het kabinet op de kerken geen hekkensluiter te laten zijn bij mogelijke versoepelingen. Geestelijke belangen dienen serieus mee te wegen, aldus Van Dijk.

Volgens CDA-senator Prins zijn we er ondanks de grote inzet van velen nog steeds niet. "Het enige lichtpunt is dat we begonnen zijn met vaccineren," aldus Prins. Ze noemde het directe effect van deze wet zichtbaar. Prins wees erop dat gezien de lengte van de crisis meerdere groepen kwetsbaar zijn geworden. Er is sprake van stress, spanning, onzekerheid en eenzaamheid. Prins is daarom blij met het besluit van het kabinet om substantiële hulp en geld toe te zeggen aan jongeren en aan het onderwijs. Minder te spreken was ze over de stilte vanuit het kabinet over perspectief voor mensen. Ze vroeg beide ministers wat het kabinet voor ogen heeft om de kwetsbare groepen weer energie en perspectief te bieden. Volgens Prins is er een coronaherstelplan nodig: "Kan het kabinet toezeggen dat hieraan gewerkt wordt zodat er verschillende opties klaarliggen voor een nieuw kabinet?" Volgens het CDA is de parlementaire controle goed gewaarborgd in de tijdelijke wet. "Bij de verlenging van deze wet stellen wij overleg met kabinet op prijs, op afstand en wegblijvend van de waan van de dag," eindigde zij haar bijdrage.

D66-senator Backer wees erop dat constitutionele verhoudingen zich gaandeweg ontwikkelen en dat het Nederlandse stelstel daarvoor ook ruimte biedt. Volgens Backer moet daarom het politieke primaat bij de Tweede Kamer liggen. D66 ziet de Eerste Kamer vooral als wetgevend orgaan en niet als bestuurlijk. Dat alle instrumenten voor controle voor handen zijn, betekent niet dat het altijd opportuun is om ze in te zetten. Hij vroeg de andere Kamerleden of zij net als de Tweede Kamer ook iedere week een technische briefing van RIVM-directeur Van Dissel willen krijgen. "Wordt het land er beter van als wij een controverse gaan voeren met de Tweede Kamer over wie wat mag doen?" Backer besloot met te stellen dat de rechten die de Eerste Kamer bezit tot uiting kunnen worden gebracht en in alle redelijkheid uitgeoefend moeten worden.

Zijn fractiegenoot en tevens intensivist Van der Voort vroeg de minister van VWS waarom er nog steeds geen sluitende afspraken voor een uniform Europees pandemiebeleid zijn. In beginsel steunt D66 het beleid, aldus Van der Voort. Volgens hem heeft het OMT soms een zetje in de rug nodig om bijvoorbeeld alternatieve antibiotica te onderzoeken. Van der Voort bepleitte verder het betrekken van een maatschappelijk economisch team. Volgens hem zitten we in een maatregelenfuik. Hij was verder kritisch op de vaccinatiestrategie en noemde de routekaart 'nog geen exit strategie.' Van der Voort vroeg de minister tot slot toe te zeggen extra inspanning te leveren om de dialoog met de samenleving op gang te brengen.

Voor PvdA-senator Recourt is de rol van de Eerste Kamer 'het echte onderwerp vandaag'. Hij vroeg hoe de Eerste Kamer beter tegenwicht kan bieden. Hij vroeg de beide ministers waarom de regering deze motie niet heel zwaar weegt: "Niet alleen duurde het lang voordat de brief kwam, de inhoud lijkt er vooral op gericht tijd te winnen." Recourt bespeurde bij het kabinet dat zij in tijd van crisis de Eerste Kamer als lastig en als vertragend ziet. Hij vroeg hoe de regering de motie-Janssen alsnog gaat uitvoeren. Hij gaf aan graag expliciet te horen dat de regering zich actief gaat inzetten om recht te doen aan goed functionerende checks and balances .

Senator Pouw-Verweij (Fractie-Nanninga) zei dat haar fractie een aantal grote bezwaren tegen de coronamaatregelen heeft. Volgens Pouw is de motie-Janssen 'eenvoudig': zowel de Tweede als de Eerste kamer moeten betrokken zijn bij besluiten. Volgens Pouw is investeren in een goede relatie met de Eerste Kamer ook handig met het oog op de politieke verhoudingen na de Tweede Kamer-verkiezingen. Ze heeft er alle begrip voor de wil van het kabinet om snel te kunnen handelen in de crisis, maar er is volgens Pouw sprake van onterecht wantrouwen. Ze noemde het funest voor de verhoudingen tussen parlement en regering. "Het is absurd dat wij een smeekbede moeten richten aan de minister om betrokken te raken," aldus Pouw.

OSF-senator Raven zei dat zijn partij constateert dat het draagvlak voor de coronamaatregelen afkalft. Mensen willen perspectief zien, aldus Raven. Hij hield een pleidooi voor een soort Marshallplan om Nederland binnen twee maanden weer terug te brengen naar een situatie waarin mensen elkaar weer normaal kunnen begroeten en spreken. Raven: "Er is een maatschappelijke bubbel nodig."

Senator Otten (Fractie-Otten) stelde vast dat 'er altijd wel iets is waardoor de minister niet kan komen'. Otten vroeg waarom de minister zo bang is voor de Eerste Kamer. Otten zei al vaker dat tijdelijke maatregelen 't langst duren en volgens hem 'zien we dat deze woorden ook nu weer opgeld doen'. Hij vroeg de minister van VWS om concrete cijfers over de CoronaMelder en antwoorden over de werking van de app. Volgens Otten is het van groot belang dat er een effectieve totaalaanpak van de coronacrisis komt.

Volgens ChristenUnie-senator Bikker is het volstrekt duidelijk dat de tijdelijke wet verlengd moet worden tot 1 juni. Ook de ChristenUnie-fractie wil voor 1 juni opnieuw met het kabinet spreken over de voortgang en de maatregelen. Net als andere woordvoerders vroeg Bikker om een perspectief voor de lange termijn met verschillende scenario's, ingebed in het democratisch proces.

PVV-senator Van Hattem wilde van minister Grapperhaus weten wat de intrekking van de voortduringswet Wbbbg betekent voor de boetes die onder dat regime zijn uitgedeeld: "Komen die te vervallen?" Volgens Van Hattem heeft de Eerste Kamer zich vrijdag onder druk laten zetten om de avondklok in te voeren. Hij noemde het terecht dat nu gesproken werd over de motie-Janssen. Van Hattem wees er wel op dat precies die fractie de avondklok wel steunde: "Met zo'n houding is het nodig om de Eerste Kamer eindelijk af te schaffen." Verlengen van de tijdelijke wet (door de PVV niet gesteund) is een ramp als sectoren geen perspectief wordt geboden, zei Van Hattem. Volgens gem blijft het koffiedik kijken met dit kabinet. Het parlement zou zich niet zo moeten laten overvleugelen door het kabinet, zei hij en daarom was het volgens hem hoogst noodzakelijk om over toetsbare indicatoren te spreken op basis waarvan maatregelen worden genomen en op basis waarvan wordt afgeschaald. Hij diende hierover al een motie in die door de Kamer is aangenomen. Van Hattem vroeg de ministers 'wanneer we die toetsbare indicatoren mogen verwachten'.



Deel dit item: