Uitbreiding Wet minimumloon wederom aangehouden



De Eerste Kamer heeft dinsdag 1 april voor de derde keer besloten de behandeling van het wetsvoorstel over de Van toepassing verklaring van de Wet minimumloon op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht aan te houden. De plenaire behandeling van het wetsvoorstel vond aanvankelijk plaats op 18 februari 2014. De voor 4 maart 2014 voorziene stemming over het voorstel is echter op verzoek (EK 33.623, F ) van de minister van SZW uitgesteld. Op dinsdag 18 maart 2014 zou op verzoek van de SP-fractie een heropening van de plenaire beraadslaging plaatsvinden, gevolgd door de stemming over het wetsvoorstel. De minister heeft de Kamer bij brief van 18 maart 2014 (EK 33.623, G ) geïnformeerd over een aantal zaken die tijdens de plenaire behandeling op 18 februari 2014 aan de orde zijn geweest. De Kamer besloot hierop de heropening van de beraadslaging en de stemming van de agenda af te voeren en te verplaatsen naar 1 april 2014.

Minister Asscher gaf aan dat hij eerder uitstel van behandeling heeft verzocht omdat hij hecht aan brede steun voor het wetsvoorstel. Om te waarborgen dat iedereen van een bepaald minimum is verzekerd, beoogt de minister schijnconstructies te bestrijden met behulp van de Wet aanpak schijnconstructies. Na geconstateerd te hebben dat de eerder geuite bezwaren nog steeds in de Kamer leven, verzocht de minister het wetsvoorstel pas in stemming te brengen als de Wet aanpak schijnconstructies wordt behandeld. De Kamer besloot hierop de behandeling van het wetsvoorstel wederom aan te houden.

Niet de juiste methode

Senator Terpstra (CDA) gaf aan dat zijn fractie niet verwacht dat het huidige wetsvoorstel de juiste methode is om schijnconstructies te verhinderen. Ook is de CDA-fractie niet overtuigd van de noodzaak het sinds jaar en dag bestaande beloningssysteem in bepaalde sectoren, zoals de dagbladbezorgers en de folderaars, aan te passen aan de systematiek van het minimumloon. Senator Tepstra vroeg of de minister bereid is het Oostenrijkse voorbeeld te volgen waar wettelijk is bepaald dat iedereen die legaal in Oostenrijk werkt, zich aan de cao moet houden van de bedrijfstak zelf. Minister Asscher gaf aan dat hij deze suggestie zal onderzoeken en meenemen in de Wet aanpak schijnconstructies.

Scheefgroei

Senator Sent (PvdA) stelde dat de minister de door haar fractie geuite zorgen in zijn beantwoording en in zijn twee brieven heeft weggenomen. Wel vroeg zij welke mogelijkheden de minister ziet de scheefgroei die de laatste jaren is ontstaan in de belastingheffing op werknemers ten opzichte van zelfstandigen tegen te gaan. Vanuit het perspectief van werkgevers leidt het grote verschil in belasting- en premiedruk ertoe dat steeds meer bedrijven werknemers in loondienst ontslaan en vervolgens zelfstandigen tegen bodemtarieven inhuren. Minister Asscher gaf aan dat hij dit onderwerp mee zal nemen in de correspondentie met de Eerste Kamer over de fiscale behandeling van zzp'ers ten opzichte van gewone werknemers.

Bredere aanpak

Senator Backer (D66) stelde dat het wetsvoorstel weliswaar is ingebed in een bredere aanpak maar daarmee op zichzelf nog niet toereikend is. De senator pleitte ervoor om de wetsvoorstellen in elk geval gezamenlijk te behandelen, ook gezien de bestaande zorgen over de arbeidsmarktgevolgen van de wet. Minister Asscher stelde dat het kabinet niet ziet wat de negatieve arbeidsmarktgevolgen zouden zijn van het fatsoenlijk belonen van mensen die werken onder overeenkomst van opdracht.

Ook senator Kneppers-Heijnert(VVD) pleitte voor gezamenlijke behandeling van de wetsvoorstellen. De senator stelde dat criterium 'zelfstandigheid' voor het vaststellen van een overeenkomst van opdracht (OVO) de nodige onduidelijkheid met zich brengt. Ook stelde de senator dat het wetsvoorstel geen oplossing biedt voor de vele niet-zelfstandige bouwvakkers die momenteel worden onderbetaald. Als bouwvakkers niet op basis van een arbeidsovereenkomst werken, dan doen zij dat op basis van aanneming en niet op basis van een OVO. Senator Kneppers-Heijnert stelde verder dat haar fractie er principieel bezwaar tegen heeft dat het wetsvoorstel een prestatienorm oplegt, waarin is vastgelegd hoeveel tijd er nodig is voor een klus, als je er ook langer of korter over mag doen dan de norm, en daar toch hetzelfde voor betaald krijgt.

Minister Asscher gaf aan dat het kabinet niet verwacht dat meer mensen als onderaannemer gaan werken om het verplichte minimumloon te ontduiken. De afbakening ten opzichte van zelfstandigen blijft weliswaar problematisch, maar dat is ook in de huidige situatie zo. De minister beaamt dat er een principiële discussie is over stukloon, maar stelde dat die los staat van het wetsvoorstel. Werkgevers mogen onder dit wetsvoorstel nog steeds op basis van stukloon werken, maar moeten wel kunnen aantonen dat iemand die met dat stukloon in een normaal tempo werkt redelijkerwijs wettelijk minimumloon kan verdienen

Recht op minimumloon

Senator Kox (SP) stelde dat het niet uit te leggen aan degenen die het wetsvoorstel raakt, dat de behandeling opnieuw wordt uitgesteld en zij nog steeds geen recht op minimumloon krijgen. Het wetsvoorstel is weliswaar nog niet ideaal maar het betere mag niet de vijand zijn van het goede, aldus de senator. Er zijn volgens Kox momenteel ca. 50.000 zelfstandigen die recht hebben op minimumloon, maar dat nog steeds niet krijgen. Senator Kox:" Wie lost het probleem op van de mensen die we dat beloofde minimumloon nu toch niet geven en die wellicht nog tot 2015 of 2016 daarop moeten gaan wachten?"

Senator De Lange (OSF) gaf aan dat hij positief staat tegenover het wetsvoorstel, maar dat het niet van veel respect getuigt voor de Kamer dat de minister telkens vlak voor de plenaire behandeling nieuwe informatie verschaft.

Senator Strik (GroenLinks) merkte op dat de minister wat haar fractie betreft overtuigend heeft aangetoond dat dit wetsvoorstel slechts een onderdeel vormt van een veel bredere aanpak van misbruik en schijnconstructies. Het is voor haar fractie van doorslaggevende betekenis dat dit wetsvoorstel het principe versterkt dat iedereen in Nederland recht heeft op het wettelijk minimumloon voor zijn of haar werk.

Zie ook:


Deel dit item: