Verslag van de vergadering van 13 september 2022 (2021/2022 nr. 39)

Aanvang: 13.48 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de herdenking van de heer Pais i.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de herdenking van de heer Pais.

Ik verzoek de leden te gaan staan.

We hebben de goede gewoonte om de oud-leden die ons zijn ontvallen hier te gedenken. Zo gedenken wij vandaag Arie Pais, die op 25 juni jongstleden op 92-jarige leeftijd overleed. Hij was voor de VVD tweemaal lid van de Eerste Kamer, van 20 september 1977 tot 17 december 1977 en van 25 augustus 1981 tot 16 juni 1982.

Aäron Pais werd op 16 april 1930 geboren in Den Haag. Hij ging in 1942 naar het Joods Lyceum in Amsterdam, totdat hij vlak daarna met zijn familie onderdook in Barneveld. Na de oorlog vervolgde Arie Pais zijn opleiding aan het Vossius Gymnasium in Amsterdam en in 1948 slaagde hij daar voor zijn gymnasium bètadiploma. Aansluitend studeerde hij sociale economie aan de Gemeentelijke Universiteit in de hoofdstad.

Pais werkte na zijn afstuderen onder andere op de afdeling Economische en statistische zaken van de Rijkspostspaarbank en als persoonlijk adviseur van de directeur-generaal van de PTT. In 1967 werd Arie Pais lector staathuishoudkunde aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij vervolgens zes jaar later promoveerde en hoogleraar staathuishoudkunde werd.

Intussen was Pais in 1948 politiek actief geworden als lid van de net opgerichte Partij van de Arbeid. Na dertien jaar verruilde hij de sociaaldemocraten voor de liberalen van de VVD. Zijn motivatie om politiek actief te worden lag in de Tweede Wereldoorlog. Hij zei daarover in een interview met EW Magazine dat "politiek belangrijk kan zijn voor de inrichting van de samenleving. En dat politiek nodig is om te zorgen dat bepaalde ellende (...) uitblijft."

Arie Pais was voor de VVD ruim negen jaar lid van de gemeenteraad van Amsterdam en vier jaar van de Provinciale Staten van Noord-Holland. Op 20 september 1977 werd Arie Pais lid van de Eerste Kamer. Zijn lidmaatschap was echter van korte duur, want drie maanden later werd hij minister van Onderwijs en Wetenschappen in het eerste kabinet-Van Agt.

Als minister zette Pais zich in voor het doorbreken van het glazen plafond voor vrouwen bij de overheid. Volgens hem was het een kwestie van gezond verstand dat mannen en vrouwen in principe dezelfde kansen moeten hebben.

Na vier jaar ministerschap keerde hij in 1981 voor tien maanden terug in de Eerste Kamer om de senaat vervolgens weer te verlaten toen hij vicepresident van de Europese Investeringsbank in Luxemburg werd.

Namens de VVD was Pais woordvoerder financiën, wetenschappelijk onderwijs en verkeer en waterstaat. Zijn maidenspeech, op 20 april 1982 bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Financiën, begon Pais met een korte bespiegeling over de rol van de senaat. Pais zei: "Het bestaansrecht van de Eerste Kamer is erin gelegen dat zij niet een duplicaat van de Tweede Kamer beoogt te zijn. De Eerste Kamer moet zijn een 'chambre de réflexion', waar men zich meer interesseert voor de lange termijn dan voor de kortebaan."

Op 26 oktober 1981 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ook ontving Pais enkele buitenlandse onderscheidingen. In 1993 ontving hij de Akademiepenning van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen.

Tijdens zijn onderduik in Barneveld, centrum van de Nederlandse pluimveehouderij, was Pais vegetariër geworden en ook in zijn verdere leven zette hij zich in voor dierenwelzijn. Zo was hij onder andere voorzitter van de Nederlandse Vegetariërsbond, lid van het curatorium van de leerstoel Ethiek en dierproeven en lid van het hoofdbestuur van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren.

Arie Pais geloofde in een maatschappij van vrije burgers waarin iedereen zich moet kunnen waarmaken en waarbij het de taak van de politiek is om dat mogelijk te maken. Vanuit die overtuiging zette hij zich in voor de samenleving en de Nederlandse parlementaire democratie.

Moge ons respect voor zijn persoon en zijn verdiensten tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.

Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

Dank u wel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.