Verslag van de vergadering van 8 februari 2022 (2021/2022 nr. 16)

Aanvang: 13.30 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is het afscheid van het oud-Eerste Kamerlid de heer J.E. Soeharno.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Collega's, we nemen vandaag afscheid van de heer Soeharno, inmiddels gearriveerd achter de regeringstafel.

Meneer Soeharno, vier maanden geleden legde u de eed af als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Pas vier maanden geleden. U volgde toen Ben Knapen op, die minister van Buitenlandse Zaken was geworden en van wie wij afscheid namen op de dag van uw installatie. Vandaag zijn de rollen omgedraaid. Vandaag nemen wij afscheid van u als lid van deze Kamer. Staat u mij toe een korte terugblik te geven op uw Kamerlidmaatschap in relatie tot uw vakgebied.

U bent theoloog, filosoof en jurist. In 2009 promoveerde u in de rechtsgeleerdheid op een proefschrift over de integriteit van de rechter. Bovendien bent u als rechtsfilosoof gespecialiseerd op het onderwerp van de eedaflegging. Op 28 september 2021 legde u zelf die eed af en ruim een maand later sprak u uw maidenspeech uit tijdens het debat over het afschaffen van het lerarenregister. In uw maidenspeech ging u in op uw installatie en in het bijzonder op de zuiveringseed, zoals u als jurist pur sang de eed noemt die wij allen hebben afgelegd. U haalde de Griekse tragediedichter Aeschylos aan, die schreef dat de eed mensen niet geloofwaardig maakt, maar dat mensen de eed geloofwaardig moeten maken.

Vervolgens refereerde u aan een fractiegenoot die had verzucht dat politici verhoudingsgewijs korte tijd is gegeven, als politicus. U sprak toen de, met de kennis van nu, bijna profetische woorden, en ik citeer: "voor de korte tijd die mij als politicus is gegeven, hoop ik bij te dragen aan het geloofwaardig maken van ons werk." U hield ons een spiegel voor en herinnerde ons nog eens aan de verantwoordelijkheid die wij als leden van de Eerste Kamer gezamenlijk dragen en de opdracht om ons werk geloofwaardig te laten zijn.

Meneer Soeharno, beste Jonathan, het was een groot genoegen je deze maanden in ons midden te hebben. Ik wens jou, en ik weet zeker dat ik namens iedereen hier spreek, alle goeds toe. En wie weet tot ziens.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.