Herdenking van de heer A. de Jager



Verslag van de vergadering van 15 juni 2021 (2020/2021 nr. 41)

Aanvang: 13.32 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de herdenking van de heer A. de Jager i.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de herdenking van de heer A. de Jager. Ik verzoek de leden te gaan staan.

Vandaag gedenken wij Ad de Jager, die op 18 mei jongstleden overleed. Hij was van 13 juni 1995 tot 9 juni 1999 en van 11 april 2000 tot 11 juni 2003 lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor de VVD.

Adriaan de Jager werd op 18 september 1938 geboren in 's-Heer Arendskerke. Na het lager en voortgezet onderwijs volgde hij in Rotterdam de lerarenopleiding elektrotechniek. Direct na het halen van zijn diploma ging hij in 1963 aan de slag als docent elektrotechniek in het lager beroepsonderwijs. Na drie jaar maakte hij de overstap naar een mto-school, waarvan hij adjunct-directeur werd. Tegelijk werd hij docent aan de lerarenopleiding in Goes.

Nadat Ad de Jager tien jaar als docent actief was geweest, werd hij in 1973 inspecteur voortgezet onderwijs en bekeek hij het onderwijs door een andere bril. Van hoofdinspecteur werd hij vervolgens in 1986 directeur-generaal Diensten en Inspectie op het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.

Ook was De Jager adviseur van de Nederlandse regering op het gebied van onderwijsvernieuwing op de Nederlandse Antillen en Aruba. Zijn laatste professionele functie was als directeur van het ROI, het opleidingsinstituut van de rijksoverheid. Geen wonder dat hij met deze achtergrond in de Eerste Kamer woordvoerder onderwijs werd en zich ook bezighield met Antilliaanse en Arubaanse zaken.

Politiek actief was De Jager overigens al veel eerder. In 1960 was hij lid van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie geworden. Tien jaar later werd hij namens de VVD lid van de gemeenteraad van Borsele. Ook was hij enkele jaren voorzitter van de onderwijscommissie binnen de partij en duogemeenteraadslid in Waddinxveen. Het politieke bedrijf was hem dus niet onbekend toen hij lid werd van de Eerste Kamer.

Zijn maidenspeech in deze Kamer hield hij op 24 oktober 1995 in deze Ridderzaal, toen de Kamer vanwege de renovatie van de plenaire zaal moest uitwijken. Hij hield die maidenspeech bij een wetsvoorstel over de Wet educatie en beroepsonderwijs. Zijn jarenlange ervaring in het onderwijs klonk door: in een zeer gestructureerd betoog legde hij negen kritische vragen voor aan de minister van Onderwijs en Wetenschappen. Het bracht toenmalig Kamervoorzitter Tjeenk Willink ertoe te zeggen, en ik citeer: "U was puntig en duidelijk, waarschijnlijk ook tot groot genoegen van de ambtenaren die de antwoorden op uw vragen voorbereiden."

Bij het debat over de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen in het basis- en voortgezet onderwijs ruim een half jaar later sprak De Jager opnieuw in heldere bewoordingen zijn ongenoegen uit over het kabinet, dat reeds aan de uitvoering van de wet was begonnen, terwijl het voorstel nog in behandeling bij de Eerste Kamer was. De Jager zei toen, en ik citeer: "De democratie wordt kennelijk slechts door het parlement praktisch beleefd. Wij vragen het kabinet ermee op te houden de uitvoering van wetsvoorstellen al zodanig in gang te zetten dat het voor Kamerleden niet meer mogelijk is om een goede afweging te maken." Klare taal, lijkt me.

Naast zijn politieke en professionele carrière was De Jager enkele jaren maatschappelijk actief als onderwijsdeskundige Nederlandse Antillen en Aruba, onderwijsadviseur Suriname, bestuurslid van de defensiescholen in het buitenland en voorzitter van de commissie Spreiding van Opleidingen Agrarische Opleidingscentra.

In 1991 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in 2002 tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Eind vorig jaar kreeg Ad de Jager de Thorbeckepenning voor zijn bijzondere verdiensten en inzet voor de VVD.

Ad de Jager werd in de Eerste Kamer gewaardeerd als onderwijsdeskundige en als kenner van de verhoudingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Moge ons respect voor zijn persoon en zijn verdiensten voor de samenleving en de Nederlandse parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.

Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

Dank u wel.