Behandeling Stikstofreductie en natuurverbetering



Verslag van de vergadering van 2 maart 2021 (2020/2021 nr. 27)

Aanvang: 9.01 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering) (35600);

en van:

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 12 februari 2021 inzake aangepast ontwerpbesluit stikstofreductie en natuurverbetering (35600, letter G);

en van:

  • het ontwerpbesluit stikstofreductie en natuurverbetering.

Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van het wetsvoorstel 35600, Wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering). Hierbij kan een aantal stukken worden betrokken die op de agenda staan vermeld.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Kluit namens de fractie van GroenLinks.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Kluit i (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de minister en haar ambtenaren bedanken voor alle tijd en voor de moeite die ze hebben gedaan om ons hier vandaag goed geïnformeerd te laten staan. Ik zal een beetje een filosofische aftrap hebben, want ik verwacht dat we daarna vooral de techniek en diepgang in zullen gaan.

Martin Drenthen, milieufilosoof, heeft een behartenswaardig boek geschreven dat ik hier laat zien, Hek, over de verhouding tussen mens en natuur. Hij beschrijft aan de hand van het concept hek, afscheiding, hoe de mens steeds dominanter is geworden op aarde. Sinds de eerste nederzettingen bouwen we omheiningen, om have en goed te beschermen tegen de wilde natuur. En zo konden roof- en vraatdieren uit de omgeving van de dorpen gehouden worden. Dat is ook geen gekke strategie geweest, want voor een soort die uit kleine aantallen bestaat en zich slecht kon verdedigen tegen beren en wolven helpt zo'n hek om je veilig naar de toekomst te brengen. Dat hek was dan ook succesvol. De aantallen mensen en de bijbehorende landbouwgebieden groeien. In de loop der tijd is daardoor steeds meer ruimte binnen dat conceptuele hek komen te vallen, tot het moment waar we nu staan, een situatie die helemaal omgedraaid is van hoe het ooit begon. De wildernis is beperkt tot zeer kleine gebieden, nog steeds met een hek eromheen, maar niet meer om de mens te beschermen maar om die natuur te beschermen tegen de oprukkende mens.

In Nederland zijn het hierbij vaak minder vruchtbare gronden geweest die die natuurstatus hebben gekregen en die nu binnen dat hek liggen. Immers, vooral gebieden die zich slecht leenden voor de landbouw hebben zich juist vanwege deze kwaliteit langdurig aan de grondhonger van de mens weten te onttrekken. Dat is dan ook precies de reden waarom wij vandaag hier staan, want Nederland is rijk aan natuurgebieden die gevoelig zijn voor vermesting, oftewel stikstof, waarvoor we hier staan. Het is ook duidelijk dat zonder dat conceptuele hek de resterende wildernis in Nederland niet meer zou bestaan. Want buiten die Natura 2000-gebieden is de afgelopen eeuw de biodiversiteit enorm achteruit gehold. We zitten nog maar op 15% van de oorspronkelijke biodiversiteit in Nederland en in de stad en het agrarisch gebied neemt dat nog elk jaar af. Al met al is het geen mooi beeld.

Tegelijkertijd ben ik hoopvoller dan ik heel lang ben geweest. Een aantal belangrijke trends rijpen namelijk de geesten om te kiezen voor een robuuste natuurkwaliteit, zodat die niet alleen apart maar wellicht ook samen met de mens mag bestaan. De eerste trend, zoals het hek, is dat zelfs dat hek van natuurbescherming onvoldoende blijkt te beschermen om achteruitgang in de biodiversiteit te voorkomen. Niet alleen de omvang van de leefgebieden achter dat hek is ontoereikend om gezonde populaties te laten bestaan, maar ook de milieukwaliteit achter het hek is slecht. Over het hek komen allerlei vervuilende stoffen die natuurgebieden binnen, zoals stikstofverbindingen of landbouwgif, en verstikken zo onze prachtige natuur. En onder het hek door pompen we water zo snel weg dat de planten en de dieren in de natuurgebieden soms letterlijk van de dorst sterven.

Dat wat buiten het hek gebeurt is dus van groot belang voor de veerkracht van de natuur binnen dat hek. Maar, en nu wordt het echt interessant, ook steeds meer mensen buiten het hek lijden onder die achteruitgang van de natuur in die gebieden. Immers, nu die kwaliteit achterblijft hebben bouwers daar heel veel last van. De vergunningsdrempels, intern salderen en de ontwikkelreserve uit het wetsvoorstel van vandaag zijn mooie instrumenten om de huidige problemen op te lossen, maar ze zijn volstrekt onvoldoende om die omvangrijke Nederlandse bouwambities te realiseren.

En dan de boeren: niet alleen de natuur lijdt onder ons grondgebruik buiten de hekken. De weerbaarheid en de rentabiliteit van onze grond nemen heel snel af. Als de boeren zelfs onder deze existentiële druk niet snel weten om te schakelen, hebben de kinderen van onze boeren over een halve of een hele eeuw geen grond meer om op te boeren. Niet vanwege overheidsbeleid of beperkende regels, maar omdat de manier van werken zoals we die nu hebben landbouwtechnisch niet volhoudbaar is, de grond steeds meer uitgeput raakt door gebrek aan water, koolstof, wormen en lucht, en de grond vervuild is door stikstof, landbouw en bestrijdingsmiddelen of zelfs ingeklonken is vanwege grote voertuigen.

Ik weet dat er in deze Kamer vanuit verschillende visies naar deze prangende kwesties wordt gekeken. Allereerst is er de visie van de natuur als schatkind voor de mens. De mens is hierin dominant en de natuur is er om de mens te dienen. We moeten goed voor het land zorgen, maar uiteindelijk zijn de wildernis en de natuur er om te renderen voor de mens. Deze visie is heel dominant geweest en is dat misschien nog steeds. Die zal ook vandaag doorklinken in de inbreng van een aantal of misschien zelfs wel veel collega's. Maar een rentmeester zonder tegenspraak blijkt zich in de praktijk te kunnen ontpoppen tot een roofridder waarbij het kapitaal van de natuur of van de volgende generaties niet bewaard blijft.

Dan is er een andere visie, die stelt dat elk wezen op aarde gelijkwaardig is aan de mensen en intrinsiek bestaansrecht heeft, ongeacht of het een individu of een groep betreft. Deze visie wordt dominanter in de samenleving, maar veroorzaakt ook last in het domein van de natuurbescherming. Want hoe weeg je het belang van grote grazers af tegen het belang van vogelsoorten, die beide in de Oostvaardersplassen om voorrang strijden?

Tot slot is er de visie van mensen die hechten aan een robuust en krachtig ecosysteem. Zij kijken op systeemniveau naar de natuur en accepteren dat er winst wordt gemaakt door de exploitatie van de grond en de natuur mits het ecosysteem als geheel maar gezond en robuust is en blijft. Met de sterke focus op het systeem kan men weleens de menselijke maat uit het oog verliezen.

Zo heeft elke visie voor- en nadelen. Met de laatste twee visies voelt mijn partij zich het meest verwant en zeker niet als enige in deze Kamer. Onze grootste zorgen gaan op dit moment uit naar de teloorgang van ons ecosysteem. Met meer dan 40% van de soorten in Nederland onder druk staat het ecosysteem als geheel in Nederland enorm onder druk. Hoewel het mijn analyse is dat de visie dat de natuur tot dienst staat aan de mens te dominant is geworden, daardoor last heeft van excessen en daardoor de belofte van behoud van ecosystemen niet meer waar kan maken, laat Drenthen mijns inziens overtuigend zien dat al deze visies, die elkaar te vuur en te zwaard bestrijden — dat zullen we vandaag ook weer zien — belangrijk zijn om tot een tolerantere houding te komen richting natuur. Boeren kunnen immers alleen maar grootschalige natuurontwikkeling in hun bedrijfsvoering toelaten als de samenleving ze daarbij liefhebbend ondersteunt. Dat is dan ook de vraag met het beleid dat voorligt: gaan we dat doen?

Het is dus niet de vraag wat de juiste visie is, maar vooral hoe we die excessen, die met elke visie samenhangen, het beste kunnen voorkomen. De opgave voor het komende kabinet, maar ook voor deze minister, is om rechtvaardig beleid te ontwikkelen dat verschillende visies met elkaar in evenwicht brengt. Daarbij zijn de volgende vragen vandaag voor mijn fractie van groot belang. Zorgt dit wetsvoorstel nu voor een veerkrachtige natuur binnen het spreekwoordelijke hek van de Natura 2000-gebieden? Zorgt dit wetsvoorstel voor meer biodiversiteit en respect voor natuurlijke processen daarbuiten? En ondersteunen dit wetsvoorstel en het hele pakket dat daaromheen hangt boeren, burgers en buitenlui om tempo te maken in de omslag die nodig is, in het bijzonder de omslag naar die circulaire en volhoudbare veeteelt?

Dan komen we op de volgende punten. Mijn fractie maakt zich erg zorgen over de juridische houdbaarheid van het wetsvoorstel. Juridische houdbaarheid en voorspelbaar beleid voor de boeren zijn wat mij betreft twee kanten van dezelfde medaille. Een stevig langetermijnbeleid is nodig om te spreken van geloofwaardigheid in het licht van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarbovenop moeten wij voorkomen dat er achteruitgang in de natuurgebieden is, het zogenaamde verslechteringsverbod. Dat zijn verplichtingen waaraan wij ons verbonden hebben en die niet vrijblijvend zijn. Collega Recourt zal dit in zijn inbreng verder uitwerken, dus ik raak hier alleen de hoofdpunten aan.

De commissie-Remkes heeft een analyse gemaakt waarin onderbouwd wordt dat een halvering van de emissies in 2030 nodig is om in 2050 de doelen te halen. In de praktijk, in dit wetsvoorstel, gaan we uit van een lagere ambitie dan de commissie-Remkes heeft voorgesteld. Daarmee kiest het kabinet er op voorhand voor om achteruitgang van kwaliteit in de kwetsbare natuurgebieden niet te voorkomen. Kan de minister daarom duiden hoe zij met dit wetsvoorstel wil omgaan met het verslechteringsverbod? Hoe gaat de minister garanderen dat dat verbod wordt nageleefd? Kan zij bij de beantwoording ingaan op de vraag wat er gebeurt als wij per ongeluk — het is natuurlijk niet helemaal per ongeluk, want we zien dat vandaag al aankomen — het verslechteringsverbod niet naleven en welke impact dat heeft voor zowel de landbouw als de bouwers in ons land? Is zij bereid om als Rijk extra activiteiten te ondernemen rondom bijzondere kwetsbare gebieden die niet nog tien jaar kunnen lijden onder zware overschrijdingen van de kritische depositiewaarden, zoals de Kampina, het Drents-Friese Wold en de Strabrechtse Heide? Kan zij daarnaast schetsen hoe zij dat juridische pad na 2035 ziet? Want we zijn dan natuurlijk nog niet klaar; een kwart van de hectares is dan nog steeds niet in een gezonde staat van instandhouding.

Dan betrouwbaar beleid. De agrarische sector roept al een heel lange tijd om meer voorspelbaarheid van beleid. Met het voorliggende voorstel neemt die onzekerheid voor de sector wat ons betreft vooral af wanneer we nu een grote klap slaan en we een grote stikstofreductie op korte termijn realiseren. Dan kan de rest van de sector voldoende tijd krijgen om zich aan te passen aan de circulaire veeteelt. Dat is van belang, want we introduceren ook een cyclus van monitoren, evaluatie en bijstelling, die stevig verankerd wordt en weinig ruimte laat. Ik maak dat aanschouwelijk. We beginnen nu met maatregelen — eigenlijk vorig jaar al — om de stikstofuitstoot terug te dringen. Dan hebben we in 2022 zowel de provinciale plannen als de monitoringssystematiek gereed. In datzelfde jaar, misschien in 2023, zijn die provinciale plannen definitief. In 2023 wordt ook al de eerste tussentijdse beoordeling gedaan van of wij het wettelijke doel van 2025 halen. Zo niet, dan zijn extra maatregelen nodig. Als de provincies daaraan niet willen meewerken, dan moet het Rijk maatregelen gaan nemen die het doel alsnog realiseren. In 2028 gaan we weer nieuwe doelen stellen voor 2035. Tegelijkertijd is dat ook het jaar waarin we gaan kijken of we de doelstellingen voor 2030 halen.

U ziet, meneer de voorzitter, boeren, bouwers en natuurbeschermers worden vrijwel jaarlijks geconfronteerd met metingen, evaluaties en bijstellingen van pakketten. En om misverstanden te voorkomen: wij zijn als GroenLinks erg voor die strakke monitoring. Dat is een goed onderdeel van dit pakket. Echter, wij zien ook dat in het voorgestelde maatregelenpakket nog heel veel marge zit. In het voorpakket zit 50 mol marge, in de stallen 10 en we weten op voorhand ook niet goed wat de natuurherstelmaatregelen, zo weten we van de PAS, opleveren. Mijn vraag aan de minister is dan ook hoe zij, als het kabinet rust wil brengen voor de agrarische sector, ervoor gaat zorgen dat het totale pakket al op korte termijn voldoende effect heeft. Onze fractie en ook bijvoorbeeld het CDA zouden graag zien dat er minder onzekerheid in dat pakket komt op de korte termijn, en dan wel doordat het kabinet meer en sneller werk gaat maken van de uitkoop van piekbelasters. Is de minister bereid om versneld werk te maken van de uitkoop en verplaatsing van piekbelasters? Ziet zij mogelijkheden om daarbij extra prioriteit te leggen bij die hele kwetsbare natuurgebieden die niet nog tien jaar kunnen wachten en zo ook het verslechteringsverbod na te leven?

Dan de PAS-melders. Net als de andere fracties kan GroenLinks goed leven met een apart programma voor legalisering van de PAS. Tegelijkertijd zien we ook dat bij een te snelle of simpele uitvoering daarvan boeren het signaal kunnen krijgen dat ze gelegaliseerd worden, om vervolgens drie jaar later te horen dat ze toch verplaatst of uitgekocht moeten worden. Dat vinden wij een hele onwenselijke situatie vanuit een betrouwbare overheid richting de boeren. Het is heel waarschijnlijk dat onder de 6.000 bedrijven die we legaliseren, ook piekbelasters zullen zitten. Wij denken dan ook, vanuit het perspectief van een betrouwbare overheid, dat er in het PAS-programma een apart onderdeel zou moeten komen waarin niet legalisering van die PAS-melding vooropstaat, maar uitkoop, verplaatsing of transitie naar een duurzame bedrijfsvoering, zodat de boeren niet aan een lijntje worden gehouden en snel helderheid hebben.

Dan samenwerking aan de lange termijn. Hoe organiseert het kabinet precies richting de lange termijn het realiseren van een gezonde staat van instandhouding in 100% van die hectares? Mijn fractie constateert dat het beleid na 2028 nog volstrekt tekortschiet in de uitwerking. Het kabinet verwijst naar het formuleren van nieuwe doelstellingen, nieuwe maatregelenpakketten, de landbouwvisie en een landbouwakkoord om de gewenste beweging in gang te zetten, maar gaat er daarmee wat ons betreft aan voorbij dat niet alleen de boeren een belang hebben, maar ook de bouwers en de mensen die een woning zoeken.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Mevrouw Kluit heeft het over een betrouwbare overheid. Dat brengt ze in relatie met de piekbelasters. Maar laten we even niet vergeten dat er provincies zijn die gewoon stiekem bijplussen op de randen van de Natura 2000-gebieden, die soorten bijplussen. Dat gebeurt allemaal een beetje uit het zicht. Ik heb hier ook een bewijs van. Ik heb het bijvoorbeeld over de droge heide. Daar hadden we in het begin vijf typische soorten vaatplanten. Nu zijn die opgeplust tot twaalf. Je zult er maar naast zitten als boer. Het gebeurt op de randen van Natura 2000-gebieden. Daarmee wordt er een schaduw geplaatst over jouw hexagoon van landbouwgrond. Hoe betrouwbaar is de overheid dan als je dit soort — sorry, voorzitter, ik moet het zeggen — kunstjes flikt bij een boer?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Wat mij betreft heeft de minister deze vraag heel goed beantwoord. Er is niet bijgeplust. Deze hectares waren onderdeel van het programma dat al loopt. Ik denk dat ik hier anders in zit dan mevrouw Faber. Niet alleen de boeren hebben behoefte aan een betrouwbare overheid, ook die natuur heeft behoefte aan een betrouwbare overheid.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik vind het een beetje te gemakkelijk om het antwoord naar de minister te verschuiven. Dit zijn gewoon feiten. Die komen vanuit de universiteit van Wageningen. Er is gewoon bijgeplust. Er is gewoon extra natuur bijgeplust. Dan moet u niet zeggen: de minister zegt dat er niet is bijgeplust. Er is gewoon wel bijgeplust. Daar ga ik het later ook nog wel even met de minister over hebben. Hoe kijkt u aan tegen dat stiekem bijplussen van meerdere soorten op de randen van de Natura 2000-gebieden? Het gebeurt gewoon.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Allereerst is dat niet stiekem. Er worden in provincies en op andere plekken besluiten genomen om natuur te ontwikkelen, te beschermen en te behouden. Dat zijn allemaal processen waarin raden, Staten en ook wij als parlement betrokken zijn. Wij zetten in meerderheid onze handtekening daaronder. Het is natuurlijk niet zo dat een betrouwbare overheid betekent dat er nooit wat verandert. Het is wel belangrijk dat je, bij mensen die je een bepaalde mogelijkheid biedt, transparant bent over welke veranderingen eraan komen en je die mensen ook voldoende termijn biedt om zich daarop aan te passen. Dat is precies het punt dat ik maak.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik stel voor dat we doorgaan.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Mijn fractie constateert dus dat dat beleid na 2028 tekortschiet en dat daar een breed perspectief nodig is. Mijn fractie ziet ook dat de maatschappij hier niet stil zit. Er zijn voorzichtige stappen tussen verschillende belanghebbenden die heel graag samen willen nadenken over een robuuste aanpak voor de lange termijn. Dan heb ik het over Bouwend Nederland, VNO-NCW, de natuur- en milieuorganisaties, Natuurmonumenten en ook LTO Nederland. De fractie van GroenLinks hoort van betreffende partijen dat ze hierbij graag de steun van de minister hebben. Mijn vraag is of de minister dit proces wil faciliteren, zodat er nog voor de zomer een richtinggevend akkoord kan komen waar het komend kabinet mee aan de slag gaat.

Tot slot stikstof op landbouwpercelen. Het is niet alleen goed om dit te voorkomen, maar het is ook goed om op te nemen wat er neerkomt op de percelen. Ongeveer 50% van wat er gedeponeerd wordt, stroomt nog steeds af. De minister gaf in de beantwoording aan dat er op het vlak van eisen in omgevingsplannen wel mogelijkheden zijn, maar dat er dan een norm gesteld moet worden. De concrete vraag is of de minister deze norm wil ontwikkelen en zo snel mogelijk wil opnemen als algemene maatregel in het kader van de Omgevingswet.

De voorzitter:

Dank u wel. Uw spreektijd is voorbij.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Mag ik er nog drie zinnen aan wijden?

De voorzitter:

Gaat uw gang. U had hem zelf ingeschreven, dus ik herinner u er alleen maar aan.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Dit zijn precies die drie minuten waar ik gisteren over gebeld had.

De voorzitter:

Ik heb geen telefoontje ontvangen.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Voor monitoring en handhaving verwijs ik kortheidshalve naar de inbreng van mijn collega van de SP.

Tot slot. Het is voor GroenLinks van belang dat met dit wetsvoorstel niet alleen de eerste stappen voor die robuuste aanpak worden gezet, maar dat we ook weten hoe hard we moeten lopen en wat ons eindpunt is. Het is van belang dat we niet alleen een kant op lopen, maar ook precies weten welke routes we gaan lopen. De kernvraag is wat ons betreft: hoeveel ruimte ontstaat er met dit wetsvoorstel voor de biodiversiteit in en buiten de natuurgebieden in heel Nederland en hoeveel liefdevolle ondersteuning kunnen de boeren daarbij tegemoetzien?

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Mevrouw Kluit breekt een lans voor de natuur. Dat is natuurlijk heel loffelijk. Ze zegt: "De natuur en de ecosystemen staan onder druk. Daar heeft de mens ook een factor in". Hoe kan GroenLinks de natuur sparen, als ze wel de grenzen openhouden en er 100.000 mensen per jaar bij komen? Dat legt druk op de natuur. Dus waar gaat u voor kiezen? Kiest u voor open grenzen of kiest u voor de natuur?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik vind dat je deze keuze helemaal niet hoeft te maken. Je kunt heel goed heel veel meer mensen in een stedelijk gebied plaatsen, zonder dat je problemen in de natuur veroorzaakt. Er zijn heel veel plannen voor natuurinclusief bouwen in de stad, dus daar kan de biodiversiteit wat ons betreft enorm toenemen. De biodiversiteit in het buitengebied kan ook enorm toenemen. Ik houd van mensen. Ik zit bij een linkse partij, dus hoe meer hoe, beter. Hoe diverser ze zijn, hoe liever het mij is.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, tot slot.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik houd ook heel veel van mensen, maar twintig mensen in mijn huis vind ik een beetje veel. Maar goed, anyway ...

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik raak er helemaal van in de war!

De voorzitter:

U kunt ook stoppen. Gaat u anders weer zitten!

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Mevrouw Kluit geeft aan dat de natuur en mensen prima samengaan. Bepaalde heidesoorten kunnen helemaal niet tegen de aanwezigheid van mensen, maar ze worden wel bijgeplust. Hoe gaan we dat dan oplossen?

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Volgens mij is de vraag over het bijplussen een beetje een herhaling van zetten. Daar ga ik dus niet op in.

De voorzitter:

Heel goed.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Er zijn zeker natuurgebieden die de aanwezigheid van mensen niet verdragen. Natuurorganisaties zijn heel goed in staat om ervoor te zorgen dat mensen daar minimaal of niet komen.

De heer Schalk i (SGP):

Ik word uitgelokt om op allerlei dingen te reageren. Ik houd ook van mensen De SGP staat voor bouwen, bewaren enzovoorts. Maar nu mijn vraag.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Schalk (SGP):

Ik kwam even overeind van het volgende. Bij het onderwerp legalisering had mevrouw Kluit het over de piekbelasters. Die zouden zo moeten worden behandeld, dat dit bij het legaliseren misschien niet aan de orde zou komen. Maar ook bij de piekbelasters zitten een aantal mensen die te goeder trouw hebben gehandeld. Mijn vraag aan mevrouw Kluit is: wil ze aan de minister vragen om hetgeen in de wet staat over legalisering nu al halverwege in te trekken?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik ben het helemaal met u eens dat daar te goeder trouw is gehandeld. Mijn punt is meer: ook als je te goeder trouw hebt gehandeld, kan het zijn dat de locatie waar je zit niet geschikt is om te blijven. Daardoor worden de doelen in het bijbehorende natuurgebied onhaalbaar. Om de bouw en de natuurontwikkeling in Nederland te helpen, is dan de enige logische conclusie dat het bedrijf wordt verplaatst of op andere manieren veel minder impact op het gebied heeft. Ik vind het getuigen van een betrouwbare overheid dat deze bedrijven dit het liefste al binnen een half jaar of een jaar horen. Zo kunnen zij zich aanpassen in plaats van dat zij nu nog vijf jaar door blijven investeren in hun huidige locatie en dan te horen krijgen: we hebben u wel gelegaliseerd, maar het is toch niet mogelijk.

De voorzitter:

De heer Schalk, tot slot.

De heer Schalk (SGP):

De overheid neemt nu juist de verantwoordelijkheid om hetgeen enorm fout is gegaan, namelijk de legalisering, recht te trekken. Het zou heel onbetrouwbaar zijn als tegen een deel, bijvoorbeeld de piekbelasters, zou worden gezegd: u zit toch op een onhandige plek, dus de legalisering die we nu in de wet hebben genoteerd, gaan we bij u even niet toepassen. Volgens mij moet je zeggen: ga die legalisering in gang zetten, maar gebruik andere instrumenten om iemand weg te laten gaan. Is mevrouw Kluit het daarmee eens?

De voorzitter:

Mevrouw Kluit, tot slot. Gewoon ja of nee.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Nee, zou ik zeggen. Dan zijn we het daar niet over eens. Ik denk dat een betrouwbare overheid juist is dat je een duidelijke boodschap geeft, waarbij ik overigens niet zeg dat de betreffende boeren aan hun lot overlaten moeten worden. Mijn punt is juist dat die boeren liefdevol geholpen moeten worden om een nieuwe toekomst te vinden, elders of in een ander beroep. Die twee dingen worden continu door elkaar gehaald. Ik geloof er niet in dat het fair is om tegen die bedrijven te zeggen: we gaan u nu legaliseren, om u vervolgens te laten stoppen. Daar zitten wij wellicht wat anders in, maar als u het met mij eens bent dat we fair naar die boeren moeten zijn en dat ze een goed pakket moeten krijgen, vindt u mij geheel aan uw kant.

De voorzitter:

Dank u. Meneer Schalk, tot slot.

De heer Schalk (SGP):

Ik ben natuurlijk heel benieuwd naar het antwoord van de minister op die vragen, maar ik zou zeggen: het ene doen en het andere niet nalaten. Eerlijk handelen is ook de legalisering in gang zetten en met ze praten over "misschien moet u beter naar een andere plek".

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter. Boeren willen boeren, bouwers willen bouwen en burgers willen een huis bewonen. En dan niet na nog een jaar wachten op nog meer Haags overleg, maar nu. Tegelijkertijd geldt voor onze natuur dat we verdere verslechtering moeten stoppen en haar vergaand moeten verbeteren. Dit alles zonder verder gedraal en discussie of het goede wel goed genoeg is en of we niet moeten wachten op het betere. Niet langer dralen maar nu starten, dat wil de SP mede mogelijk maken. Ik heb de overtuiging dat we dat met dit wetsvoorstel doen.

De wet is door amenderingen flink verbeterd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van het kabinet. De stikstofreductie is fors opgeschroefd ten opzichte van wat het kabinet wilde, naar een 50% lagere stikstofuitstoot in 2035. In 2025 moet 40% van de natuur die gevoelig is voor stikstof, weer gezond zijn. In 2030 is dat 50% en in 2035 is dat 74%. Dat zijn resultaatverplichtingen, wettelijk verankerd. Daarnaast is aanvullend afgesproken — ik zeg eerlijk dat dat een bonus voor ons is — dat er duizenden extra plekken voor ouderen in zorgbuurthuizen worden gerealiseerd. Daar wordt 20% extra budget voor vrijgemaakt. Dat geeft dan weer als bijkomend voordeel dat ouderen die willen verhuizen naar een kleinschalig zorgbuurthuis, weer woningen vrijmaken in dezelfde wijk voor jongeren. Ik vind het in de minister te prijzen dat zij de ingrijpende verbeteringen van het oorspronkelijke wetsvoorstel heeft omarmd en ook haar coalitiepartijen heeft weten te overtuigen van de noodzaak van deze verbeteringen.

Ik heb bij de voorbereiding van dit debat geprobeerd terug te rekenen hoeveel tijd ik als gedeputeerde heb besteed aan het bespreken van het Programma Aanpak Stikstof. Ik heb het geprobeerd, maar ik heb het opgegeven. Het was heel, heel veel. Als ik daar dan nog bij optel het aantal uren ambtelijke voorbereiding dat daarmee gepaard ging, kan ik maar tot één conclusie komen: dat nooit meer. Het oordeel van de Raad van State van woensdag 29 mei 2019 over het PAS kon overigens geen donderslag bij heldere hemel zijn. De Raad van State had al jaren eerder duidelijk bedenkingen geuit over de juridische houdbaarheid van de wet, net als de Commissie voor de milieueffectrapportage en de Adviescommissie Versnelling en Verbetering Besluitvorming Infrastructuur. Het oordeel van de Raad van State van woensdag 29 mei 2019 over het PAS was, kort samengevat in mijn eigen woorden, duidelijk: juridisch leven we op de pof bij stikstof; mag niet. Zo simpel was het: een veel te ingewikkeld bouwwerk dat gebouwd was op drijfzand, wetgeving voor het Land van Ooit.

De voorzitter:

De heer Recourt namens de PvdA.

De heer Recourt i (PvdA):

De Raad van State heeft nog wat anders gezegd, namelijk: achteruitgang mag niet. Je moet je echt inspannen om minimaal het niveau te houden. Je moet vooruitgaan. Nu hebben we het rapport-Remkes gehad, zoals ik het kortheidshalve maar zal noemen. Het kabinet doet wat minder. Hoe schat de SP dat tweede element in, dus dat als er weer naar de rechter wordt gegaan, de Raad van State zegt "nou, ik zie nog heel veel gebieden waar wel achteruitgang is"?

De heer Janssen (SP):

Ik kom daar in de rest van mijn betoog op.

De voorzitter:

Misschien moeten we even afwachten met interrumperen.

De heer Janssen (SP):

Ik heb nu tweeënhalve pagina van mijn betoog gehad. Wellicht dat ik de heer Recourt in de rest van mijn betoog bedien.

De voorzitter:

Laten we de heer Janssen de gelegenheid geven om zijn punt te maken. Daarna kan eventueel geïnterrumpeerd worden.

De heer Janssen (SP):

Voorzitter. De Raad van State, de Commissie m.e.r. en de Commissie VVBI hadden nadrukkelijk gewaarschuwd. Toch heeft ook deze Kamer in 2014 ingestemd met het wetsvoorstel Programmatische Aanpak Stikstof. Ik doe dat niet met een wijzende vinger, want het kan ons als SP ook gebeuren, maar ik moet wel vaststellen dat PVV, VVD, PvdA, CDA, ChristenUnie en D66 toen voor hebben gestemd. GroenLinks, de Partij voor de Dieren, 50PLUS, de Onafhankelijke Statenfractie en de SP stemden tegen. Dan kunnen wij de boodschapper de schuld geven, in casu de heer Vollenbroek, die met zijn MOB dit bij de rechter heeft aangekaart, maar ik denk dat wij vooral naar onszelf moeten kijken als de rechter zegt: die wet deugde niet. Ik ben blij met dit soort tegenmacht, want dat dwingt ons om onze wetten goed te maken en niet te makkelijk over dingen heen te stappen.

Voorzitter. Ik grijp af en toe terug op mijn ervaring, omdat dat hier enorm bij helpt. Ik was als gedeputeerde verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de meest risicovolle bedrijven in de Zuid-Hollandse industriegebieden. Al die bedrijven kwamen bij mij met steeds één vraag: wees duidelijk, wees consequent en wees voorspelbaar. Dat is in het stikstofdossier niet anders. De noodoplossing van de Spoedwet aanpak stikstof in december 2019 was voor de SP ook geen oplossing. De wet bracht meer onduidelijkheid, meer inconsequentie en meer onvoorspelbaarheid. Wat vooral ontbrak, is datgene wat onmisbaar is om weer met vertrouwen naar de toekomst te kunnen kijken — mevrouw Kluit zei het ook al — namelijk voorspelbaarheid. En voor voorspelbaarheid heb je een duidelijk juridisch kader nodig, een houdbaar kader. Daarmee schep je zekerheid voor de lange termijn en, zeker ook belangrijk, voor de korte termijn, zodat je weer aan de slag kunt.

Als gedeputeerde was het mijn werkwijze om van belangrijke richtinggevende rechterlijke uitspraken of rapporten van bijvoorbeeld de Onderzoeksraad voor Veiligheid een contramal te maken. Dat is een effectieve manier om te leren van wat er fout is gegaan en om te voorkomen dat je bij volgende besluiten weer dezelfde fouten maakt. Dat heb ik voor mijzelf ook voor de PAS gedaan. Hoe zou het wettelijk kader eruit moeten zien om wél tot een juridisch houdbare uitvoering te kunnen komen? Over het voorstel van wet dat door het kabinet naar de Tweede Kamer werd gestuurd, kan ik kort zijn. Dat had in ongewijzigde vorm niet op onze steun kunnen rekenen. De amenderingen waren nodig om daar verandering in te brengen. Met het mede door de SP geamendeerde en verbeterde wetsvoorstel ligt er nu een voorstel dat een serieuze make-over heeft gekregen. De stikstofemissie gaat wettelijk geregeld omlaag, de woningbouw gaat omhoog en de natuur krijgt de broodnodige bescherming, ook tegen achteruitgang, zeg ik tegen de heer Recourt.

De contramal van het PAS laat zien hoe dit in de praktijk vorm heeft gekregen. Inspanningsverplichtingen zijn vervangen door resultaatsverplichtingen. De vrijblijvendheid is eraf. Er wordt niet uitgegeven wat niet eerst aantoonbaar is bespaard. Doelen en tijdstippen van realisatie zijn verplichtend vastgelegd. Daarmee is naar mijn mening de angel uit de juridische problematiek van het PAS gehaald. Resultaatsverplichtingen in combinatie met het doorlopend monitoren van resultaten zijn de basis van de juridische houdbaarheid van deze wet. De systematiek is duidelijk. Dreigen doelen niet op het vastgelegde tijdstip gehaald te worden, dan worden er tijdig zo veel als nodig extra maatregelen genomen om die doelen wél op tijd te halen. Doel en tijdstip liggen vast. Aan die knoppen wordt niet gedraaid, dus niet minder en niet later. Ik krijg van de minister graag een duidelijke bevestiging dat dit is zoals dit wetsvoorstel moet werken. Ook met het oog op de juridische houdbaarheid is dit voor de SP een cruciaal punt.

De voorzitter:

De heer Koffeman van de Partij voor de Dieren.

De heer Koffeman i (PvdD):

Collega Janssen zegt terecht dat doel en tijdstip vastliggen, maar dat is wel in een hele verre toekomst: 50% in 2035. Welke tussentijdse afrekenbare doelen zijn voor meneer Janssen belangrijk? Stel dat in dit debat blijkt dat dit wetsvoorstel nooit stand kan houden bij de Raad van State. Is er dan nog ruimte voor de SP om tegen deze wet te stemmen of heeft SP al afspraken gemaakt op andere terreinen die het rechtvaardigen om het maar zo te laten?

De heer Janssen (SP):

Volgens mij doet de Raad van State tijdens deze beraadslaging geen uitspraak over deze wet. Dat zal echt daarna in de praktijk moeten blijken. Ik kan mij, gelet op datgene wat ik net zelf heb betoogd over de juridische houdbaarheid, niet voorstellen dat er nog iets is wat ik over het hoofd gezien zou hebben. Het kan, maar dan hoor ik dat graag. Zoals ik het met mijn ervaring en met mijn inspanningen ervaar, is deze wet op deze manier juridisch wel houdbaar.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Koffeman.

De heer Koffeman (PvdD):

Maar vindt collega Janssen het acceptabel om zo ver vooruit te plannen terwijl er op veel kortere termijn resultaatverplichtingen nodig zijn?

De heer Janssen (SP):

Volgens mij heb ik net verwezen naar de resultaatverplichtingen voor de natuur die er al in eerdere jaren nodig zijn. Je moet echter ergens een doel op de langere termijn stellen. Daarom verwijs ik ook naar die voortdurende monitoring. Je moet steeds de vinger aan de pols houden, om te voorkomen dat je in langjarige programma's, die allemaal de neiging hebben om de resultaten voor het eind in te boeken, met lege handen staat als je aan het einde de resultaten niet blijkt te hebben gehaald. Ik zeg daar straks nog iets over. En dat in langjarige programma's de neiging bestaat om de resultaten voor het eind in te boeken, zeg ik ook maar vanuit mijn bestuurservaring. We moeten dus juist heel scherp zijn op die tussentijdse monitoring en die tussentijdse resultaten. En als het onvoldoende is: bijplussen!

De voorzitter:

Maar u komt daar nog op?

De heer Janssen (SP):

Ik kom daar ook nog op, ja.

De voorzitter:

Mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks):

Ik heb een vraag die een beetje in het verlengde hiervan ligt. Ik ben het met de heer Janssen eens dat de monitorings- en bijstellingssystematiek strak is. Maar die levert rust in de samenleving op het moment dat daar ook een geloofwaardig pakket aan maatregelen onder ligt. Anders dan bij de PAS geven we het niet van tevoren uit, maar als de maatregelen onvoldoende opleveren, blijft Nederland natuurlijk langdurig stilliggen. Dus kan de heer Janssen aangeven hoe hij naar de maatregelen kijkt? Hoe kunnen we volgens hem snel genoeg voldoende tempo maken om niet in dezelfde impasse te blijven?

De heer Janssen (SP):

Als de voorliggende bronmaatregelen niet voldoende opleveren, moeten er maatregelen bij. Zo simpel werkt de systematiek voor mij. Daarom is het juist zo belangrijk dat én het tijdstip én het doel vastliggen. Dus als blijkt uit monitoring dat het onvoldoende oplevert, dan moeten er maatregelen bij. Ik staar mij niet blind op de maatregelen die er nu liggen. Die zullen zich moeten bewijzen. En als ze bewijzen te weinig te zijn, dan zal er meer bij moeten. Dat is een hele simpele systematiek.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Tegelijkertijd komt er uit allerlei onderzoeken een grote roep naar voren om meer te kijken naar de uitvoering in de praktijk. En die maatregelen zullen bepalen wat er uiteindelijk bereikt wordt met deze wet. Dus ik daag de heer Janssen toch nog uit. Zijn er volgens hem maatregelen in het pakket die we sneller moeten inzetten? En zijn er andere maatregelen die we misschien wat langzamer moeten inzetten?

De heer Janssen (SP):

Voorzitter, over een paar zinnen kom ik nog heel uitgebreid te spreken over de uitvoering, omdat die voor mij ook cruciaal is.

De voorzitter:

Daar komen we nog op. Ik stel voor dat we, gezien de tijd, u vragen om uw betoog voort te zetten.

De heer Janssen (SP):

Voorzitter. Dan weet ik dat er opmerkingen zijn te maken over de resultaatverplichtingen die zijn vastgelegd. Zijn die ambitieus genoeg? Mijn oordeel is dat ze dat als basis zeker zijn. Maar, zeg ik er eerlijk bij: "meer en sneller" mag in de toekomst van mij ook, maar "minder en later" mag niet. Ik wil dan ook van de minister de toezegging dat wanneer in de toekomst resultaten sneller blijken te worden geboekt dan verwacht, dat geen reden zal zijn om maatregelen af te schalen omdat we nu eenmaal die einddatum hebben. We moeten niet handelen als een gemeente die na vier weken wordt opgebeld door een burger, waarbij de gemeente zegt: ja, maar we mogen er zes weken over doen. Dat is dus niet de bedoeling: het mág sneller. Dat is een wijdverbreid misverstand.

Voorzitter. Dat wat er nu als resultaatverplichting is vastgelegd, vormt wat mij betreft een solide basis die houdbaarheid en voorspelbaarheid biedt, vooral ook voor de start op korte termijn. We moeten weer aan de slag, en zo kán dat volgens mij ook. Geen excuses, geen gePAS, geen gepof. Op deze manier wordt het nastreven van het betere niet de vijand van het goede dat nu geborgd wordt, en snel van start kan en ook moet. Boeren moeten weer kunnen boeren, bouwers moeten kunnen bouwen en burgers moeten in een huis kunnen wonen. En de natuur moet worden verbeterd. Maar de uitvoering is cruciaal om het juridische bouwwerk overeind te houden en de natuurverbeteringen te realiseren.

Ik zei eerder al dat ik een aantal valkuilen zie voor een succesvolle uitvoering, waar ik mij zorgen over maak. Ze zijn oplosbaar, maar dat gaat niet vanzelf. Als eerste zie ik het probleem dat er te veel alleen maar naar één sector wordt gekeken, namelijk die van de boeren. Van alle sectoren zal een bijdrage moeten komen, dus nadrukkelijk niet alleen van de boeren, maar ook van de industrie en de mobiliteit. Geen enkele sector zal zich mogen verschuilen en iedere sector zal moeten leveren, niet alleen maar op papier, maar ook echt leveren. Het is de optelsom van alle sectoren die het verschil moet maken. Ook daar zijn inspanningsverplichtingen wat mij betreft niet meer genoeg. Dus ik wil geen vrijblijvende convenanten, maar gesanctioneerde, bindende afspraken. Ik hoor graag een reactie van de minister op dit punt.

En wanneer komt het concrete plan van aanpak? Zo'n plan is een absolute voorwaarde om deze wet te doen slagen. Voor je het weet, lopen we achter de feiten aan, en dat mag niet gebeuren. Dat plan is er liever vandaag dan morgen, zou ik zeggen. Maar wanneer is het er dan wel? "Voor de zomer" zou wat mij betreft toch ook wel ongeveer de limiet zijn.

Voorzitter. Ik maak me ook grote zorgen over de uitvoeringscapaciteit, de kwaliteit van uitvoering en de uniformiteit daarvan bij de overheden in z'n algemeenheid, terwijl dit toch ook cruciaal is voor het slagen van het stikstofbeleid. Veel overheden zijn gericht op beleid, maar niet meer op uitvoering. Ik wijs daarbij bijvoorbeeld op het beheren van vergunningen. Te vaak zien we dat, als een vergunning eenmaal door het bevoegd gezag is verleend, er daarna niks meer mee gebeurt, en dat is een gemiste kans. Want een actief vergunningenbeheer kan bijdragen aan een oplossing van de stikstofproblematiek. Kan de minister ons aangeven, in hoeverre zij zicht heeft, in hoeverre bevoegde gezagen, dus Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen, inzicht hebben in het actueel zijn van hun vergunningen? Want mijn indruk is dat daar nog veel te verbeteren valt. Ik vraag ook aandacht voor de kwaliteit en de capaciteit van de omgevingsdiensten, maar ook van de NVWA. Als er bij omgevingsdiensten en NVWA meer mensen nodig zijn om toezicht en handhaving adequaat te kunnen invullen, dan moeten er meer mensen komen. Risicogestuurd toezicht mag niet belemmerd worden door capaciteitsgebrek bij de toezichthouder. Deelt de minister deze mening? Wat gaat zij doen om te zorgen dat de vergunningen bij de bevoegde gezagen ook daadwerkelijk actueel zijn, zodat we weten waar we het over hebben en dat met gebruik van bevoegdheden via actief vergunningenbeheer invloed uitgeoefend wordt waar dat kan?

Voorzitter. Maar de grootste bedreiging die ik zie, naast het plan van aanpak voor deze wet, is het salderen. De uniformiteit in de uitvoering ontbreekt. In iedere provincie wordt iets anders gedaan en daar wordt eigenlijk of ook oneigenlijk gebruik van gemaakt. Dat is een groot juridisch risico. Er moet wat mij betreft dan ook snel een set scherpe landelijke voorschriften komen. Natuurlijk moet dat in overleg met de provincies, maar het moet er wel komen. Als ik hoor dat de heer Vollenbroek complimenteus is over bijvoorbeeld de uitvoering bij de DCMR — ik zeg dat met enige schroom, omdat ik daar tot 2019 acht jaar voorzitter van ben geweest — dan zeg ik tegen de minister: ga daar kijken om te zien wat je daarvan kunt leren. Kan dat die ene set worden? Het moet heel snel afgelopen zijn met zelfverzonnen referentieniveaus op basis van vage voorschriften bij provincies. Wanneer komt die set scherpe landelijke voorschriften er?

Voorzitter. Overal waar geld te verdienen valt, ligt fraude op de loer. Dat is bij stikstofrechten niet anders. Ik maak me daar grote zorgen over, omdat ik nu al overal bureautjes op zie komen die gouden bergen beloven aan boeren. Er moet nu dus ook met urgentie nagedacht worden hoe fraude kan worden gesignaleerd en vooral ook voorkomen. Waar sprake is van fraude met stikstofrechten moet die snel worden opgespoord en vervolgd. De maatschappelijke gevolgen van fraude met stikstof kunnen immens zijn. Mijn voorstel is dan ook om die risico's snel in kaart te laten brengen. Is de minister bereid om een analyse en een advies te vragen? Ik doe er ook meteen een suggestie bij: er is in Nederland een coördinerend orgaan in het leven geroepen, de Strategische Milieukamer (SMK), voorgezeten door de Hoofdofficier van het functioneel parket, en daar zit de inspecteur-generaal van de ILT en de NVWA in, de portefeuillehouder milieucriminaliteit zit er namens de korpsleiding van de nationale politie in, en er zit een vertegenwoordiger in van de nationale overheden. Ik heb zelf een aantal jaren lid mogen zijn van die Strategische Milieukamer, en ik weet hoe daar veel informatie boven tafel komt die voor de bevoegde gezagen gewoon niet beschikbaar is, omdat die uit justitiële inlichtingenkanalen komt. De minister kan geen opdracht geven, maar wil zij deze wens overbrengen aan de SMK? Als zij dat doet, zal die wens bij de SMK niet onverwacht komen.

Voorzitter. Wie betaalt, bepaalt. Dat is mijn volgende zorg bij de uitvoering van dit wetsvoorstel. Het mag niet zo worden dat jonge en startende boeren geen kans meer hebben om een bedrijf over te nemen. Het mag niet zo worden dat door het opkopen van stikstofrechten gewenste en noodzakelijke innovatieve ontwikkelingen worden geblokkeerd. Het mag niet zo zijn dat rijke provincies de ontwikkeling gaan bepalen in provincies met minder financiële middelen. De ontwikkeling bij de een mag niet de verloedering van de ander zijn. Eerdere acties van de provincie Noord-Brabant, die rechten opkocht in Noord-Holland en Drenthe om Moerdijk te realiseren, zijn wat mij betreft een schoolvoorbeeld hoe het niet moet. Ze hebben daarvoor ook excuses aangeboden. Hoe gaat de minister erop toezien dat het algemeen belang blijft worden geborgd boven het eigen belang? Want er moet ook perspectief blijven voor jonge, innovatieve boeren. Schaalvergroting mag wat mij betreft niet de norm worden, maar wat mij betreft is de omvang het gezinsbedrijf voor boeren. Deelt de minister deze mening? In zijn algemeenheid zal er aandacht moeten zijn voor de positie van boeren, zeker nu zij een belangrijke rol hebben bij het slagen van het stikstofbeleid. Er moet dan ook nieuw perspectief komen voor boeren. De overheid zal daarin een belangrijke sturende rol moeten hebben. In een rapport uit maart 2019 — Aarde, boer en consument verdienen beter —- schreef de SP een aantal oplossingsrichtingen, zoals zij die voor zich ziet. Die liggen wat ons betreft ook in het ondersteunen van alle initiatieven die leiden tot een landbouw die gestoeld is op de draagkracht van bodem, water, lucht en natuur, die draagkracht heeft onder de bevolking en die recht doet aan de boeren, zodat zij een welverdiend inkomen kunnen verdienen.

Voorzitter. Ik wil het toch even hebben over de rol van de bestuurlijke uitvoering. Ik verwees er net al naar. Langjarige programma's hebben de neiging om vooral resultaten te boeken aan het eind van het programma en dan sta je achteraf met lege handen als het niet gelukt is. Dat moet niet. Vandaar dat de monitoring gewoon heel scherp moet zijn en er tijdig bijgestuurd moet kunnen worden. Er moet steeds duidelijk zijn wanneer welke maatregelen worden genomen en wanneer ze resultaat opleveren. Dat betekent dat je nu niet alleen de kortetermijnmaatregelen met elkaar moet regelen, maar ook de maatregelen die op langere termijn effect moeten hebben. Ik ga geen routekaarten en roadmaps meer gebruiken, want dat zijn langzamerhand synoniemen voor "niet heel succesvol". Maar er moet wel iets komen om te laten zien wanneer welke maatregel, ook op langere termijn, effect gaat hebben, zodat je daar ook op bij kunt sturen als dat nodig is. Dan kan iedereen de vinger aan de pols houden. Dat betekent ook dat je daarmee de achteruitgang, waar de heer Recourt naar vroeg, duidelijk kunt signaleren. Als uit de systematiek die we nu hebben blijkt dat er achteruitgang is, dan zul je de maatregelen moeten bijplussen om te zorgen dat die achteruitgang er niet is, juist om de juridische houdbaarheid zeker te stellen, want daar gaat het om.

Voorzitter, afrondend. Nederland is op slot gezet door het Programma Aanpak Stikstof en Nederland moet nu snel van het slot. Deze wet biedt naar mijn overtuiging een solide juridische basis, mits die goed wordt uitgevoerd. Ik heb daar een aantal punten van genoemd. We moeten wat ons betreft nu direct beginnen met het bouwen van meer betaalbare woningen en we moeten stevig investeren in het voorkomen van achteruitgang en het beschermen en versterken van onze natuur. Daarom vroeg ik naar een concreet plan van aanpak, dat nu heel snel moet komen. We moeten fraude met stikstofrechten aanpakken.

Voorzitter, nog twee zinnen, of drie. De systematiek van de wet is duidelijk. Als de doelen niet gehaald dreigen te worden, dan moeten de maatregelen tijdig en zo veel als nodig opgeschaald worden om de doelen wel te halen. Niet minder en niet later, maar zorgen dat we het halen. Dat is immers wat in de wet is vastgelegd. De optelsom van dit alles maakt dat ik positief kan zijn over de wet die nu voorligt in gewijzigde vorm en dat ik uitkijk naar de beantwoording door de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan mevrouw Faber-van de Klashorst namens de fractie van de PVV.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Voorzitter, u heeft de tijd al aangezet, maar ik ben nog niet zover. Voorzitter toch! Goed. Dan ga ik maar gauw beginnen.

Voorzitter. De overname van de gemeentelijke landbouwschool van Wageningen in 1876 door de overheid was het begin van het rijkslandbouwonderwijs. Het was de eerste stap van samenwerking tussen boeren, wetenschap en onderwijs, met als resultaat een agrarische sector die zich ontwikkelde tot internationaal topniveau en een gemeentelijke landbouwschool die uitgroeide tot een universiteit met wereldfaam.

De agrarische sector bloeide op tot een economische factor die goed is voor 95 miljard aan export van landbouwproducten en biedt direct en indirect 600.000 arbeidsplaatsen. In plaats van deze sector te koesteren, ziet het ernaar uit dat een groot deel van hen het veld moet ruimen. Blijkbaar is de liefde voor de boer over en worden de ideologische en economische bakens verzet. Het zal allemaal groener en diverser moeten. Om de burgers over de streep te trekken zet de regering haar troef in: natuur. Want het zou slecht gaan met die natuur. Of is de natuur een speelbal geworden van de politiek?

Voorzitter. De focus wordt hoofdzakelijk gericht op stikstofgevoelige natuur in de beschermde Natura 2000-gebieden. Daar zou te veel stikstof neerslaan, wat zijn weerslag heeft op de daar gewenste biodiversiteit, die enkel gedijt op schrale grond. Die wil men koste wat het kost behouden en ontwikkelen. Deze keer is het bijbehorende budget maar liefst 5 miljard euro plus aanvullend 100 miljoen euro per jaar tot en met 2030, voor een wetsvoorstel om Natura 2000-gebieden in stand te houden door verdere stikstofreductie. Zo wil de minister Nederland binden door in 2030 minimaal 50% van de hectares in de Natura 2000-gebieden onder de zogenaamde kritische depositiewaarde te brengen. Een opgave die roept om een systeem dat stikstofemissies en -deposities kan bepalen. En dat is er ook gekomen: een systeem dat gruwelijk complex en onvolledig is, van een overheid die grossiert in het achterhouden van informatie, het meten met verschillende maten, tekorten aan metingen en rekenmodellen die werken met grote onzekerheden.

Een paar punten van onzekerheid. De onzekerheid bij de emissies landelijk totaal voor ammoniak wordt geschat op 17% en voor stikstofoxide op 15%. Dat gaat dus allemaal het systeem in. Ik zeg altijd: rotzooi erin, rotzooi eruit, dat kan nooit goed gaan. Het RIVM geeft aan dat het AERIUS-model, dat berekeningen maakt van het landelijke beeld en het beeld per sector, gepaard gaat met onzekerheden van 30%. Hoe serieus moet je het rekenen met twee decimalen dan nog nemen? Volgens het RIVM is dat niet zo relevant, want het gaat om een beleidskeuze, en dat geldt ook voor een toename van 0,05 mol per hectare per jaar. Dat doet mij denken aan de beleidskeuze dat het afbranden van bomen in een biomassacentrale duurzaam is en dat windmolens goed voor het milieu zouden zijn. Dat kan je ook niet echt serieus nemen.

Voorzitter. De commissies-Hordijk en -Remkes laken het gebrek aan metingen, maar het RIVM staat helemaal niet te trappelen voor metingen. Je moet natuurlijk niet met je eventuele falen geconfronteerd worden. Het geeft in briefrapport 2019-0057 aan dat voldoen aan de wetgeving door middel van metingen slecht uitvoerbaar is, onder andere vanwege hoge kosten en doorlooptijd. De uitkomsten van metingen zijn niet goed beheersbaar en daardoor minder geschikt voor uitvoering van wetgeving. Meetresultaten kunnen daarom geen zelfstandige juridische status hebben bij toetsing. Kortom, het RIVM gaat voor zijn eigen rekenmodellen en krijgt zo het monopolie op het bepalen van emissies en deposities met behulp van het eigen simulatiemodel. Een wettelijke basis om zogenaamd ongeldige metingen terzijde te schuiven lijkt een kwestie van tijd.

Zo is in het briefrapport ook te lezen, ik citeer: "Vanuit de omgeving worden weleens metingen gedaan om rekenresultaten ter discussie te stellen; er is nog géén wetgeving op basis waarvan ongeldige metingen in die situatie terzijde gelegd kunnen worden." Wellicht verklaart dit waarom het Europese beleidsmodel LOTOS-EUROS in plaats van het nu in gebruik zijnde OPS-model niet serieus wordt onderzocht, terwijl andere Europese landen daar wel mee rekenen. Waarom werkt Nederland eigenlijk niet met LOTOS-EUROS? Graag een reactie van de minister.

Nadat met behulp van het RIVM de horeca en niet-essentiële winkels in het coronaslot zijn gegooid, speelt het RIVM wederom een rol. Nu dreigt er een stikstofslot voor vele boerenbedrijven, dikwijls familiebedrijven die al generaties lang zijn overgegaan van vader op zoon. Doordat er een lappendeken is aangelegd van stikstofgevoelige natuurgebieden, zit meer dan de helft van de boeren aan de rand van een Natura 2000-gebied. De soms piepkleine gebieden kunnen pardoes jouw bedrijfsvoering op slot zetten.

Het aanwijzen van kleine gebieden is sowieso vragen om moeilijkheden, want dikwijls worden er op zo'n postzegel diverse soorten aangewezen die daar nooit met z'n allen goed kunnen gedijen. Toch hebben boeren er alles aan gedaan om te kunnen blijven ondernemen en hebben zij fors geïnvesteerd, dikwijls gepaard gaande met grote schulden. Die maken hen kwetsbaar, waardoor zij zomaar een prooi kunnen worden van de overheid, die de stikstofstrop steeds strakker aantrekt.

Een beetje uit het zicht, op lokaal niveau, tekenen provincies ijverig extra zoekgebieden in voor natuur op de habitatkaart in AERIUS. Die tellen in het vergunningstraject gewoon mee als zijnde een gebied waar een stikstofgevoelige habitat voorkomt, tenzij er wordt geconstateerd dat er geen stikstofgevoelige habitat voorkomt. Dan nog even wat stikstofgevoelige natuur bijplussen op de randen van de Natura 2000-gebieden. Heb je pech en zit je vlakbij zo'n rand, dan kan jouw grond zomaar de status krijgen van een stikstofgevoelig hexagoon in het rekenmodel van AERIUS en word je een piekbelaster die op de nominatie komt te staan voor sanering en saldering.

Een voorbeeld. Het Gelderse gebied Foodvalley ten westen van de Veluwe wordt gezien als een overloopregio van de Randstad voor huizen en bedrijven. Het is opvallend dat juist daar door toedoen van de provincie Gelderland veel piekbelasters zijn ontstaan. De kans is groot dat deze piekbelasters binnenkort een gesubsidieerde coach van de provincie Gelderland aan de keukentafel krijgen om jou uit jouw bedrijf te praten. Het lijkt communistisch China wel; daar krijg je ook van die dorpsoudsten op bezoek die jou komen vertellen wat je moet gaan doen. Met het saneren van boerenbedrijven komt er verplaatsing in emissie op gang van stikstof in de vorm van ammoniak naar stikstof in de vorm van stikstofoxide. Maar deze uitwisseling van de verschillende soorten stikstofverbindingen blijven niet zonder gevolgen. Deze uitwisseling is in eerste instantie slecht voor de volksgezondheid; de fijnstoffactor neemt fors toe. Maar blijkbaar maakt dat nu even niet uit. Ten tweede: hoe zit het met het afgesproken nationale emissieplafond NEC? In tegenstelling tot ammoniak overschrijdt de stikstofoxide nu al het emissieplafond van het Götenborgprotocol met bijna 37%. Daarbij ontbreken er dikwijls in de industrie ook nog de vergunningen. Dat verklaart wellicht waarom het RIVM de omvang van de emissie uit de industrie niet bepaalt aan de hand van vergunningen, maar aan de hand van de door de industrie zelf opgegeven emissies in de milieujaarverslagen; dit terwijl de agrarische sector helemaal aan de ketting ligt. Het ruikt allemaal naar willekeur.

Voorzitter. Een van de sectoren die spekkoper is, is de bouwsector. De woningnood is enorm en wordt aangewakkerd door de bevolkingsgroei, die hoofdzakelijk op het conto komt van de massa-immigratie. En die gaat maar door, zelfs in tijden van corona. Kennelijk geeft de toenemende bevolkingsdruk geen druk op de natuur. Bouwend Nederland gaf recent aan dat zij tot 2030 1 miljoen woningen willen bouwen, waarvan de helft in de Randstad. De voorzitter van Bouwend Nederland, Maxime Verhagen, geeft aan dat het bouwen in het groen als voordeel heeft dat er industrieel gebouwd kan worden in een hoog tempo. Maar tegen de massa-immigratie valt op niet te bouwen. Die grenzen, die moeten eerst dicht. Bouwend Nederland mag middels dit wetsvoorstel dan wel vrijgesteld worden voor tijdelijke stikstofemissies, het beschikt niet over de felbegeerde grond om 1 miljoen woningen uit de grond te stampen. Dit in tegenstelling tot de agrarische sector, die wel beschikt over veel grond en murw wordt gebeukt door de politieke vrienden van Bouwend Nederland. En met de zittende politieke kliek, die schermt met een corrupt model, is het moeilijk zakendoen voor de boeren.

Over de staat van aanwezige soorten, habitattypen en de bijdrage van Natura 2000-gebieden aan de instandhouding in dezen wordt gerapporteerd. Er is een rapport voor Europees gebruik en voor landelijk gebruik. Volgens de landelijke rapportage zou slechts 11% van de stikstofgevoelige habitattypen, die gezamenlijk een totaaloppervlak hebben van ongeveer 43%, in gunstige staat verkeren. Maar als het allemaal zo slecht is gesteld met die Nederlandse natuur, waarom heeft de minister het dan nog niet aan de stok gekregen met Brussel? De minister moet immers rapporteren aan de Europese Commissie. En dat gebeurt ook, maar niet met de landelijke rapportage waarmee de nationale agenda wordt uitgerold; het gebeurt middels de zogenaamde Standaard Data Forms, afgekort SDF. Aan de hand van de SDF oordeelt de Europese Commissie of lidstaten voldoen aan de Habitatrichtlijnen. Hierin wordt ook de staat van de stikstofgevoelige natuur meegenomen. Ook hier is sprake van willekeur. De Europese Commissie constateert dat de lidstaten niet uniform rapporteren. Opvallend is dat bijvoorbeeld Duitsland voor kleine habitats soorten wegstreept, omdat zij begrijpen dat veel soorten op een klein stukje niet goed kunnen gedijen. Dit in tegenstelling tot Nederland: hier worden allerlei postzegels ingericht, wat dus niet kan gedijen. Dus daar zit toch nog wel een bepaalde richting in, een stuurmechanisme. Opvallend is dat de Nederlandse onderbouwing betreffende de SDF niet openbaar wordt gemaakt.

Als je zelf gaat zoeken en rekenen met de informatie die wel beschikbaar is van onder andere de Wageningen Universiteit en je de oppervlakte van de stikstofgevoelige natuur in hectares berekent en uitsplitst op basis van de staat van de instandhouding door middel van de EU-codering, dan blijkt dat 45% van het areaal van de stikstofgevoelige natuur in uitstekende staat is van instandhouding, dat 31% in goede staat is en 23,5% in matige tot slechte staat. Je zou dan kunnen zeggen dat het ultieme doel van de stikstofwet reeds op dit moment is bereikt. In totaal verkeert 76% van het areaal van stikstofgevoelige natuur in een goede of uitstekende staat van instandhouding. Maar doordat de minister strengere definities hanteert dan Brussel ontstaat er een beeld dat het slecht zou gaan met de natuur. De minister is nog erger dan Brussel. Waarom wordt onderbouwing van de rapportages aan Brussel betreffende SDF niet gedeeld en openbaar gemaakt? Is de minister bereid om deze zo snel mogelijk, het liefst per direct, te verstrekken zodat deze Kamer duidelijkheid krijgt waarover wij moeten gaan beslissen? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter, ik rond af. Er is geen stikstofprobleem. Door het voortdurend creëren van nieuwe stikstofgevoelige gebieden, waaronder piepkleine gebieden, met een enorme impact wordt er op papier bewust een probleem gecreëerd. En hier wil de regering ruim 5 miljard euro aan spenderen. Het is gewoon een schande. De politieke elite koestert de boeren allang niet meer maar laat ze keihard vallen. Zij willen van de agrarische familiebedrijven af, maar in plaats van het eerlijke verhaal te vertellen, is er een moeilijk te doorgronden constructie gebouwd om stiekem de politieke agenda uit te rollen die bol staat van groene tirannie en schaalvergroting. Dat zien we momenteel ook in andere sectoren. Kleine horecaondernemers worden de afgrond ingeduwd, maar de McDonald'sen van deze tijd draaien nog lekker door. Dat geldt idem voor de kleine winkeliers. Grote jongens als bol.com en Amazon nemen hun klanten over. Voorzitter. U moet niet vreemd opkijken als er binnen tien jaar staatsboerderijen à la sovchozen verrijzen in het Nederlandse landschap waar boeren enkel nog kunnen werken in dienst van de Staat. En dat moeten we toch niet willen.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Faber. Mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks):

Kan mevrouw Faber aangeven waar zij bewijs ziet voor alle opzet die zij net benoemd heeft? Ik heb er namelijk wel moeite mee, gezien ook de woorden van onze voorzitter bij de start van deze dag.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

U vraagt dus waarop ik het baseer dat het allemaal goed gaat met de natuur? Bedoelt u dat? U komt nu namelijk met een hele vage vraag. Ik heb zo veel gezegd. Ik heb het gehad over de emissieplafonds, over depositie et cetera. Dus wat wilt u van mij weten?

De voorzitter:

Dank u. Mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Dat er opzettelijk beleid is om boeren het leven onmogelijk te maken terwijl volgens mij — u weet dat ik niet van de coalitie ben — het kabinet zijn best doet om een weging te maken tussen verschillende belangen. Het zou u dan ook sieren als u dat ook gewoon benoemt, in plaats van feitenvrij allerlei verdenkingen de lucht in te werpen.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Nou, voorzitter, "feitenvrij" ... Ik heb dat wel allemaal gebaseerd op feiten. Ik weet dat er slimme collega's zijn die met dergelijke vragen komen, dus ben ik voorbereid op deze vraag. Ten eerste is er een model opgetuigd met grote onzekerheden. Ik heb het verder gehad over een afwijking van 30% in AERIUS. Er zijn getallen die nog hoger zijn, maar ik heb maar het minst erge genoemd. Ik ben zelfs dus nog uitgegaan van het minst erge punt. Verder is het systeem niet transparant. Ik heb contact gehad met onderzoeksjournalisten en die vertellen mij het een en ander. Ik zal een paar voorbeelden noemen, want ik heb ze opgeschreven. Na 3,5 jaar trekken komen de metingen van ruim 200 experimenten pas op tafel. En dat was vlak voor een rechtszaak. Ze hebben een Wob-procedure moeten aanspannen om de broncode van het stikstofmodel in de openbaarheid te krijgen. Ze hebben een kort geding moeten aanspannen om het volledige pakket van emissiedata van het RIVM in de openbaarheid te krijgen. Meerdere versies van de natuurkaarten en de habitatkaarten in het rekenmodel zijn niet openbaar gemaakt. Alleen die van 2019 en 2020 staan online, terwijl de rest gewoon wordt achtergehouden. Dat is gewoon vreemd. Waarom is er geen transparantie? Waarom wordt niet de onderbouwing van SDF door de regering vrijgegeven?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Waarom wordt er zo geheimzinnig over gedaan? Als je zaken achterhoudt, dan is dat niet lekker. Want als je goed bezig bent, geef je openheid van zaken.

De voorzitter:

Mevrouw Kluit, ten derde.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik hoor hier geen enkele aanwijzing dat hier opzet of dwang achter zit, dus ik wil toch aan mevrouw Faber vragen om, als zij zelf moeite heeft om te doorzien welke nuances er in wetenschappelijke onderzoeken zitten, dat niet meteen door te vertalen naar allerlei complotachtige theorieën maar zich gewoon te houden bij de feiten die er zijn. Er zijn onzekerheden in het leven, er zijn onzekerheden in modellen en daar hebben wij als politici gewoon mee te dealen.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik wil hier eventjes op reageren.

De voorzitter:

Kort graag.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Blijkbaar heeft GroenLinks om de groene agenda uit te rollen totaal geen problemen met 30% onzekerheid in het systeem. Totaal geen problemen met de emissiegetallen van onder andere ammoniak en stikstofoxide. Dat maakt allemaal niet uit, die onzekerheden gaan allemaal het systeem in. Dat zijn onzekerheden van 17% of 15%, dat maakt allemaal niet uit. Maar ondertussen gaan we wel rekenen tot op twee decimalen achter de komma, dat schijnt allemaal niet uit te maken. En dat het allemaal niet transparant is, ja, dat is zo communistisch als de pest, want bij het communisme geven ze ook geen openheid van zaken. Om de groene tirannie uit te kunnen rollen, maakt het dus allemaal niet uit en het doel heiligt de middelen. Dat is duidelijk.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Berkhout namens de Fractie-Nanninga. De heer Berkhout zal zijn maidenspeech uitspreken. U weet wat dat betekent voor de interrupties, namelijk dat hij niet geïnterrumpeerd mag worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Berkhout i (Fractie-Nanninga):

Voorzitter. Vandag ligt de Wet stikstofreductie en natuurverbetering voor. Naar het idee van mijn fractie is deze wet symbool geworden voor een ad hoc-bestuurscultuur die de kabinetten-Rutte inmiddels kenmerkt. Zo bezien zouden we zelfs kunnen spreken over het symptoom van een kwaal. Er gebeurt iets wat de regering niet heeft voorzien, in allerijl worden lobbyclubs en voorlichters gebeld en dan wordt een wet in elkaar gedraaid om een probleem op te lossen dat zeker niet uit de lucht kwam vallen.

Zo ook hier. Stikstofreductie en natuurverbetering worden op één hoop geveegd. Dit komt de kwaliteit van wetgeving niet ten goede, om het mild uit te drukken. De kern van de wet die vandaag voorligt, is een uitspraak van de Raad van State van mei 2019. Kort gezegd komt die erop neer dat stikstofuitstoot van activiteiten zoals die van het boerenbedrijf en de bouwsector geen bedreiging mag vormen voor de instandhouding van Natura 2000-gebieden. Voor deze Natura 2000-gebieden is een kritische depositiewaarde vastgesteld die zo onhaalbaar is dat zelfs als we Nederland compleet op slot zouden zetten en alle activiteiten zouden staken, in een derde van die gebieden nog steeds de norm niet wordt gehaald. Zelfs bij een halvering van de landbouw worden in bijna 80% van de Natura 2000-gebieden alsnog de vastgestelde waarden overschreden, om nog maar te zwijgen over de stikstofdepositie die ons land binnenwaait vanaf de Noordzee en vanuit de ons omringende landen.

Dit alles is gebaseerd op rekenmodellen. In de beantwoording van vragen van onze fractie geeft de minister aan dat de modellen — ik citeer — "robuust en betrouwbaar zijn". Dat is niet het geval, want uit dezelfde beantwoording blijkt dat de modellen nog volop in ontwikkeling zijn om te proberen ze echt op de praktijk te laten aansluiten. We spreken dus over aannames en modellen, niet over de werkelijkheid.

Om terug te komen op de kwaliteit van wetgeving: mensen die niet per se de beste bedoelingen hebben met ons land zien in de stikstofwetgeving een mooi haakje om hun eigen agenda door te drukken. Concreet betekent dat dat de stikstofwetgeving wordt aangegrepen om ons land lam te leggen. Ook nu laten de gevolgen van verkeerde beleidskeuzes op dit gebied zich al gevoelen. Kennelijk vinden vele ambtsgenoten in deze Kamer het geen probleem om de agrarische sector grotendeels te saneren of om ten tijde van een regelrechte wooncrisis de bouw stil te leggen. Hier worden andere belangen gediend dan die van woningzoekenden, bouwers en boeren, andere belangen dan die van Nederland. Hier worden kiezers opgevoed in de politiek van de illusie.

Er passeert wetgeving die niet uit te leggen is. Wetgeving die bij elkaar is geassocieerd tijdens momenten van paniek aan de overkant van deze Kamer. Zoals gezegd: dit is een patroon. Deze wet is een kaderwet en de grondslag voor verdere afspraken en regelingen. Zoals wij weten moet een basis stevig en solide zijn. Nog los van de vraag wat mijn fractie vindt van de onrealistische doelen die Nederland op slot zetten, valt bij de deugdelijkheid van deze wet een groot vraagteken te plaatsen. Beantwoording door de minister van onze vragen rechtvaardigt de verwachting dat activisten met deze wet in de hand de ene na de andere rechtszaak zullen aanspannen om ons land van stilstand in achterstand te storten.

Voorzitter. Tot slot wil ik hier ook graag het veronderstelde wondermiddel der biomassa nog even onder de aandacht brengen, nu we het toch hebben over wetten die leefomgeving, natuur, landschap, biodiversiteit en samenleving in het hart raken. Welk een rokerige deceptie is dat geworden? Zelfs de Tweede Kamer is tot inkeer gekomen. De dames en heren volksvertegenwoordigers zien nu toch waarvoor iedereen al lang waarschuwde: biomassa vernietigt natuur. Het is niet uit te leggen, de logica ontbreekt. Ook dit is het gevolg van ondoordacht ad-hocbeleid dat niet door deze Kamer wordt gecorrigeerd. Dat geeft te denken. Regering na regering benadrukt dat we temperatuurstijging moeten voorkomen, maar steeds horen we dat bepaalde oplossingen onbespreekbaar zijn. Er worden miljarden subsidies verbrand, gelijk de biomassa in centrales. Belastinggeld wordt stukgeslagen op windturbines en zwarte panelen die zo grotesk en beeldbepalend zijn dat het Nederlands landschap, de Nederlandse natuur en habitat en haar biodiversiteit worden vernietigd. Als we zo doorgaan duurt het niet lang voor we ons land in het geheel niet meer zullen herkennen. Dat terwijl voor de vele miljarden die over de balk worden gesmeten ook kerncentrales kunnen worden gebouwd en onderhouden. Maar neen, die oplossing is onbespreekbaar, die oplossing is jarenlang bewust genegeerd. Ook daar spelen kennelijk weer andere belangen. Het lijkt soms of ons huis in brand staat en volksvertegenwoordigers alleen willen blussen met benzine, omdat partijprogramma's en ngo's voorschrijven dat dat de juiste manier is om een brand te blussen.

Voorzitter. Ik rond mijn betoog af. Deze wet is symptomatisch voor een bestuurscultuur. Een rommelige bestuurscultuur waarop volgens mijn fractie de Nederlandse burger, degene voor wie wij hier zitten, steeds minder invloed heeft. Mijn fractie vindt dat stikstofreductie en natuurverbetering niet in één wet thuishoren. We kunnen dan ook niet met droge ogen voor deze wet stemmen. Ik wil eindigen met een vrolijke noot. Mijn fractie reikt de hand naar iedereen die wil samenwerken zodat we tot oplossingen komen die zijn geïnspireerd op voorkeuren van de kiezer, niet op die van ongekozen belangengroepen.

Ik dank u voor uw aandacht.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Berkhout. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech, of in correct Nederlands, uw redenaarsdebuut. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.

U was van 2005 tot 2017 beurs- en valutahandelaar, eerst bij Delta Lloyd Bank en daarna bij de Amsterdam Trade Bank. Bij die laatste bank bent u van 2017 tot 2019 directeur handel ALM/Liquidity/FX — een hele tongbreker voor een nierendokter — geweest. Van maart 2019 tot november 2020 werkte en woonde u op Cyprus. U was daar hoofd Treasury & Financial Institutions bij iSignthis Ltd in de hoofdstad Nicosia. Op dit moment bent u werkzaam als partner investeringen en treasurydiensten bij Kylla Corporate Transactions in onze hoofdstad.

Naast uw werk had u ook geruime tijd enkele nevenfuncties in de financiële wereld: als lid van het bestuur van ACI - The Financial Markets Association en als voorzitter van de functiecommissie Treasury bij het Dutch Securities Institute. Nog even en we praten alleen maar Engels.

Politiek actief werd u eerst áchter de schermen als recruiter van talenten voor Forum voor Democratie, en in 2018 vóór de schermen als duoraadslid in Amsterdam. Daar zat u — net als nu — in de bankjes met mevrouw Nanninga. Vanwege uw vertrek naar Cyprus stopte u als duoraadslid.

Op 26 oktober werd u de eerste keer geïnstalleerd als Eerste Kamerlid, toen u tijdelijk mevrouw Nanninga verving tijdens haar zwangerschaps- en bevallingsverlof. Na het vertrek uit de Kamer van de heer Cliteur bent u op 15 december opnieuw geïnstalleerd, deze keer voor vast.

In de afgelopen vier maanden bent u lid geweest van drie fracties en twee partijen. Dat is ook weer een record, denk ik. U begon als lid van de fractie van Forum voor Democratie. In november zegde u — samen met enkele andere Kamerleden — uw lidmaatschap van die partij op en vormde u samen de Fractie-Van Pareren. Met de terugkeer van mevrouw Nanninga in de Kamer twee weken geleden is de fractie van naam veranderd in Fractie-Nanninga en heet uw partij buiten deze Kamer JA21. Die voorletters spreken mij aan.

Over uw motivatie om politiek actief te worden, zei u ooit dat u naast uw expertise als rente- en valutahandelaar ook "een bijzonder groen hart heeft" en dat u "groots wilt inzetten op duurzaamheid". Het is dan ook geen toeval dat uw maidenspeech over een wetvoorstel gaat dat verbetering van de natuur betreft. Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech.

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, zodat ik u — op 1,5 meter afstand vanzelfsprekend — namens de collega's kan feliciteren. Ik verzoek u plaats te nemen voor het rostrum voor de felicitaties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Recourt namens de fractie van de Partij van de Arbeid.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Recourt i (PvdA):

Dank, voorzitter. Gefeliciteerd, collega Berkhout. U bent al in de Kamer, maar welkom nu, inclusief maidenspeech.

Verpakt en verdoezeld in scheikundige benamingen als stikstof, ammoniak en CO2 hebben we het vandaag in de kern over de onhoudbaarheid van de op schaalvergroting en efficiency gebaseerde landbouw. Deze vormt de sleutel tot het behoud en herstel van de Nederlandse biodiversiteit. Willen we Nederland leefbaar houden voor onze kinderen, dan moet het roer om. De vraag die voorligt, ook vandaag, is: hoe?

Het is een enorm complex probleem en de oplossing vraagt niet minder dan een revolutie in de landbouw. Eerdere revoluties, aangejaagd door bijvoorbeeld de introductie van de ploeg, de dorsmachine of kunstmest, hebben grote gevolgen gehad voor platteland en stad. Het leven op het platteland is al een aantal keren fors van aanzien veranderd en het heeft ook altijd grote invloed gehad op het leven in de stad. Sterker, vele steden en industrieën hebben hun bestaan eraan te danken. Maar ingrijpende veranderingen gaan natuurlijk gepaard met angst en pijn en dat is ook nu het geval. Vele boeren, en met hen vele gemeenschappen, leven in voortdurende onzekerheid over hun toekomst. Dat gaat over hun materiële toekomst. Kunnen we onze schulden nog wel aflossen aan de bank? Kunnen we ons bedrijf nog wel aan onze kinderen overdoen? Maar minstens zo belangrijk is dat er ook immateriële zorgen zijn. Kunnen we onze manier van leven voortzetten? Worden we nog wel gezien en gehoord?

Dat vraagt om een overheid die de aard en de noodzaak van veranderingen begrijpt, en deze met passende maatregelen, materieel en immaterieel, initieert en begeleidt. Dat is urgenter dan ooit, omdat nu voor de eerste keer de markt van vraag en aanbod niet de drijvende kracht achter de veranderingen is, maar juist de oorzaak is van de crisis. De markt verzuimt de intrinsieke waarden van de natuur, dierenwelzijn en bovenal onze toekomst te beprijzen. Het is de evidente en noodzakelijke taak van de overheid om in te grijpen, samen met, maar ook in het belang van, boeren en burgers. Natuur is een noodzakelijke voorwaarde voor ons bestaan.

Voorzitter. De fractie van de Partij van de Arbeid zal de Wet stikstofreductie en natuurverbetering allereerst beoordelen op zijn werking. Helpt de wet voldoende om de leefbaarheid in Nederland, en dan in het bijzonder de bescherming van de biodiversiteit als eerste schakel in de keten, te verbeteren en houdt dit stand voor de rechter? Mijn fractie zal bij de beoordeling ook betrekken of de wet en het flankerend beleid de mensen die erdoor geraakt worden, in de eerste plaats de veehouders, maar bijvoorbeeld ook mensen in de bouw en daarachter weer consumenten, voldoende beschermen. Op beide onderdelen heeft mijn fractie indringende vragen.

De rechter moest de overheid hardhandig met de neus op de eigen verdragsafspraken over de gunstige staat van instandhouding van de Natura 2000-gebieden drukken. Natuurbescherming had het ook bij dit kabinet afgelegd tegen het economische belang op korte termijn. De eerste vraag is natuurlijk of het kabinet natuurbescherming intrinsiek weer hoger prioriteert en zich in de toekomst niet meer door de rechter zal laten terugfluiten. De visie van het kabinet op kringlooplandbouw, neergelegd in het rapport Landbouw, Natuur en Voedsel: Waardevol en Verbonden, verdient een compliment, maar verdient vooral realisatie. Het is nu nog toekomstmuziek. Het is dus terecht dat het kabinet voor de oplossing van het acute probleem het Adviescollege Stikstofproblematiek heeft ingesteld, dat onder meer heeft gerealiseerd in het rapport Niet alles kan overal. Dat rapport kent als een van de voornaamste aanbevelingen voor de landbouw een wettelijk vastgestelde gegarandeerde reductie van 50% stikstofemissie, ammoniak en NOx, in 2030 ten opzichte van 2019, per provincie gedifferentieerd naar actuele belasting van stikstofgevoelige natuurgebieden in de regio. De commissie heeft benadrukt dat dit de minimale opdracht is. Toch volgt het kabinet het adviescollege niet en komt met deze wet ver onder het minimum uit, te weten tot 26% emissiereductie in 2030. Daarom vraag ik de minister: waarom volgt het kabinet niet zijn eigen adviseur, het adviescollege, en diens belangrijkste advies? Welke belangen nopen hiertoe en is het juridisch nu wel houdbaar?

Over dat laatste. Het PAS werd uiteindelijk door de rechter ongeschikt geacht als instrument voor de gunstige staat van instandhouding van stikstofgevoelige soorten en habitattypen onder de Vogel- en Habitatrichtlijn, omdat het een papieren construct bleek en onvoldoende borgde dat de natuur daadwerkelijk werd beschermd tegen veel te hoge stikstofdeposities. Doet deze wet, die nog steeds programmatisch is van opzet, wel wat het PAS niet deed of is deze wet een PAS-light?

Het EHRM en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben geoordeeld dat een programmatische aanpak juridisch mogelijk is. Het gaat om de hardheid en de omvang van de maatregelen. In dat verband is het gunstig dat het kabinet inmiddels ook een resultaatsverplichting voorstelt.

De heer Pijlman i (D66):

Even over de feiten. Ik lees: 2030 50%, 2035 74%, 2040 100%. Dat is toch geamendeerd?

De heer Recourt (PvdA):

Volgens mij hebben we het over verschillende cijfers. Daar wijst u ook op, maar ...

De heer Pijlman (D66):

Dat is nu juist de vraag. Volgens mij hebt u het oorspronkelijke voorstel bij de hand. Dat is toch geamendeerd in deze cijfers? Dat staat ook in de memorie van antwoord.

De heer Recourt (PvdA):

Kortheidshalve: er zit een verschil tussen de cijfers die de commissie-Remkes presenteert en de cijfers die de regering presenteert. De commissie-Remkes heeft het over het daadwerkelijk onder de RDM brengen en de regering heeft het over het terugbrengen van de emissies. Dat levert andere percentages op, maar ondertussen blijft er een reëel gat zitten tussen de cijfers van de regering en de cijfers van de commissie-Remkes.

De heer Pijlman (D66):

Dat gat is aanmerkelijk gedicht en is toch heel anders dan de percentages die u net noemde.

De voorzitter:

De heer Recourt, tot slot. Vervolgt u uw betoog.

De heer Recourt (PvdA):

Echter, het ambitieniveau is verlaagd ten opzicht van het minimumadvies. Bovendien zijn de maatregelen die onder de reductie voor een belangrijk deel ter uitvoering zijn neergelegd bij de provincie, nog lang niet hard. Sterker, zijn deze maatregelen wel uitvoerbaar? Dat vraag ik aan de minister.

Ik geef een voorbeeld van de provincie Zuid-Holland. Duinen zijn gevoelige natuur, maar krijgen nog 1600 mol per hectare per jaar aan stikstof, waar de meeste natuur maximaal 900 mol per hectare per jaar aan stikstof krijgt. De meest kwetsbare natuur kan slechts 700 mol per hectare per jaar hebben om onder de kritische depositiewaarden te zitten. Van de huidige 1600 mol is slechts 20% afkomstig uit de regio. De rest komt uit de stikstofdeken en van de zee- en scheepvaart. De provincie en de gemeente kunnen hier maar heel weinig aan doen, maar zien zich wel gesteld voor bouwprojecten in Rotterdam, Den Haag, Valkenburg enzovoorts. Die kosten weer stikstofruimte. Hoe moet de provincie dit oplossen? Wat gaat de minister doen om te voorkomen dat bouwplannen door de rechter worden afgeschoten, omdat de KDW voor de Zuid-Hollandse duinen allesbehalve hard is? Welke harde maatregelen gaat de minister wanneer nemen om te zorgen dat het bouwconvenant voor de Randstad-Zuid kan worden gerealiseerd?

Voorzitter. De Raad van State heeft in zijn uitspraken twee elementen genoemd waarom het PAS niet houdbaar was als grondslag voor vergunningverlening: toestemming vooraf — dit lijkt te zijn opgelost — maar ook het voorkomen van achteruitgang. Dit laatste lijkt niet te zijn opgelost. Wij horen sombere geluiden van de provincies. Zij vrezen dat veel projecten geen doorgang kunnen vinden, omdat de emissie te hoog blijft en de Raad van State de vergunningverlening niet zal accepteren. Ook leden van het Adviescollege hebben deze vrees. Ook de notie van Van den Burg-de Vries stelt dat met deze wet geen rechtszekerheid kan worden bereikt, omdat slechts 22% aan extra natuurgebied onder de KDW wordt gebracht. Kent de minister deze berichten? Wat is haar reactie?

Kortom, mijn fractie maakt zich grote zorgen dat vanwege de grote regionale verschillen in opgaven en de soms beperkte mogelijkheden om hier regionaal in op te treden, de maatregelen onvoldoende concreet zijn om juridisch stand te houden. Daar komt nog eens bovenop dat een substantieel deel van de gewonnen ruimte, terecht overigens, voor legalisatie van de PAS-melders is bestemd. Kan de minister nog eens toelichten waarom de wet rechtszekerheid — waar het toch allemaal om te doen is — realiseert?

Dan over de hardheid van de veruit belangrijkste maatregelen voor het terugbrengen van de emissie: veevoer- en stalmaatregelen. Het terugdringen van eiwit in veevoer lijkt effectief, in ieder geval op papier. Mijn vraag aan de minister is of dit kan in de melkveehouderij, met de huidige koeienrassen die zijn geselecteerd op een zo hoog mogelijk rendement. Of betekent minder eiwit ook minder melk en dus een kostenpost voor de boer? Als dit laatste het geval is, wie gaat dat dan betalen? De opbrengst van de maatregel is nogal ongewis: 18 mol tot 67 mol emissiereductie in 2030. Kan de minister dit verschil toelichten? Voor de stalmaatregelen, die moeten bijdragen aan een molreductie van 29 tot 41, geldt een vergelijkbare vraag. Het zal hier vermoedelijk gaan om maatregelen die feces en urine in de stal scheiden. Hoe wordt geborgd dat deze maatregelen niet vooral op papier succesvol zijn maar in de praktijk weinig doen, omdat ze stuk zijn of onhandig zijn in de bedrijfsvoering? De minister stelt tegenover de onzekerheid een periodieke monitoring voor, waarbij extra maatregelen moeten worden genomen als blijkt dat de ingezette maatregelen onvoldoende renderen. Ik vraag de minister hoe zich dit verhoudt tot de toets van de rechter, die de ruimte voor individuele plannen toetst aan de belasting voor nabijgelegen individuele Natura 2000-gebieden. Voor alle duidelijkheid: mijn fractie is voorstander van het stevig terugbrengen van de veestapel om zo klimaat, dierwelzijn, onze gezondheid maar dus ook de stikstofdepositie en daarmee de natuur te verbeteren. Ik zei het al: het roer moet om. Deze wet houdt vooral de oude situatie in stand.

Ik heb nog een aantal andere vragen aan de minister op het terrein van emissiereductie. Een belangrijk deel van de emissie is afkomstig uit het buitenland. De inzet van het kabinet om deze bron te verminderen overtuigt nog niet. Is samenwerking gezocht met bestaande bestuurlijke verbanden in de grensregio's? Is er een poging gedaan om tot verdragen of andere harde afspraken te komen met Duitsland en België, in ieder geval met grensregio's in deze landen? Is de EU betrokken in het overleg? Waaruit blijkt de urgentie van de aanpak in deze bron? We lazen van de week dat de urgentie in België in ieder geval lijkt te zijn toegenomen.

Voorzitter. Ik citeer: " (…) injecteren van geconcentreerde drijfmest en onderploegen van eiwitrijke gewassen heeft een negatieve invloed op de bodembiodiversiteit en dus de bodemkwaliteit. (…) Een gezonde bodem is een levende bodem. Het bodemleven heeft meerdere functies. Het maakt bijvoorbeeld voedingsstoffen uit organisch materiaal beschikbaar voor plantengroei, onderdrukt ziekten en plagen, zorgt voor een geschikte bodemstructuur en watervasthoudend vermogen, voorkomt uitspoeling van voedingstoffen, zorgt voor schoon drink- en oppervlaktewater en kan klimaatverandering afremmen door koolstof vast te leggen." Ik citeer wederom het rapport Niet alles kan overal. Ik doe dat om twee redenen. Allereerst vindt mijn fractie dat de bodemkwaliteit nog te weinig aandacht krijgt in de plannen. Het kabinet wil investeren in stalsystemen en regels opstellen voor weidegang, maar the proof of the pudding zit 'm in de feitelijke kwaliteit van de bodem. Heeft het kabinet overwogen om de kwaliteit van grond met een agrarische bestemming zelf als afrekenbaar doel op te nemen? De tweede vraag betreft de integraliteit. Uit het citaat blijkt dat een gezonde bodem goed is voor vele doelen, voor landbouw, natuur- en waterkwaliteit enzovoort. In hoeverre worden de plannen van het kabinet gestuurd of anders bijgestuurd door deze integrale aanpak en de evidente synergie die dat geeft?

Voorzitter. Mijn fractie is blij met de 300 miljoen euro per jaar gedurende tien jaar voor natuurverbetering, het tweede spoor. Het is alleen dweilen met de kraan open als de bron niet wordt aangepakt. Natuurverbetering zelf zou gelukkig ook, zij het beperkt, een bijdrage leveren aan de reductie van emissies. Ik wens de minister en haar ambtsopvolger succes met de invulling van deze gelden. We denken graag mee, bijvoorbeeld als het gaat om herstel van veenweidegebied.

Ten slotte blinkt het derde spoor van het kabinet, natuurinclusieve ruimtelijke inrichting, uit in vaagheid, ondanks de uitgebreide aandacht die dit onderdeel krijgt in het rapport Niet alles kan overal. De titel verwijst er zelfs naar. Hier herhaalt mijn fractie de reeds langer bestaande zorg over het gebrek aan regie van de landelijke overheid, die voor deze maatregelen zo van belang is. Heeft de minister voldoende sturende instrumenten in handen?

Voorzitter. Tot slot de leefbaarheid van het platteland. Dat vraagt om een stabiel verdienmodel dat groen ondernemen mogelijk maakt. Ik citeer weer: "Boeren kunnen niet groen zijn als ze rood staan. Een agrarische bedrijfsvoering die bijdraagt aan een duurzame voedselproductie, goede milieukwaliteit en een aantrekkelijk en vitaal platteland met behoud van culturele waarden en herstel van biodiversiteit, behoeft een gedifferentieerder verdienmodel dat intrinsiek gunstig is in termen van structurele marge op de productie." Dit komt wederom uit Niet alles kan overal.

Dit vraagt een sturende rol van de centrale overheid. Mijn fractie heeft de visie van het kabinet gezien, maar nog niet de uitvoering. Wat gaat er concreet gebeuren om het platteland niet tot tegenstander van de overheid te maken, maar tot medestander? Vele agrarische ondernemers zien de noodzaak tot verandering, maar zien niet hoe dat kan. In navolging van mijn collega in de Tweede Kamer, William Moorlag, vraag ik de minister welke stappen zij heeft ondernomen om met de sector tot een akkoord te komen en wat er op dit punt nog op stapel staat. Dat vraagt niet alleen gesprek met de boeren, maar ook met de collega's in het kabinet. De boeren staan zo onder druk omdat de prijs van het voedsel onder de werkelijke kostprijs ligt. De vraag die voorligt is dan ook hoe een eerlijke prijs kan worden bepaald waarbij kwetsbare mensen worden ontzien. Heeft de minister dit gesprek in het kabinet gevoerd en wat was hiervan de uitkomst?

Voorzitter, ik rond af. Mijn fractie heeft ernstige twijfels over de wet en de voorgenomen maatregelen. Wij vragen ons af of het voldoende is om de natuur te beschermen en het land van het slot te halen. Het heeft veel weg van too little too late. Wij hadden graag gezien dat de minimale reductie van het Adviescollege Stikstofproblematiek was gevolgd. Nu dit niet is gebeurd, blijft voor mijn fractie in de Eerste Kamer de vraag staan of het huidige onvolkomen voorstel aannemen beter is dan het kabinet zijn huiswerk laten overdoen. Aan de hand van de antwoorden van de minister zullen wij een finale afweging maken. Op dit moment zijn we niet positief gestemd. Om de dichter J.C. Bloem te citeren: "En dan: wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos ter grootte van een krant." En zelfs die natuur weten we niet goed te beschermen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Recourt. De heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.

De heer Koffeman i (PvdD):

Ik heb met instemming geluisterd naar het betoog van collega Recourt. Hij wil meer sturing vanuit de centrale overheid. Het zou best kunnen dat zijn partij deel gaat uitmaken van de centrale overheid in een volgend kabinet. Ik heb van de Partij van de Arbeid eigenlijk nog niet gehoord hoeveel reductie van de veestapel voor de Partij van de Arbeid minimaal denkbaar is. Op dit moment neemt de landbouw twee derde van het landoppervlak in Nederland in. Er worden 640 miljoen dieren per jaar geslacht. Wat is nou voor de Partij van de Arbeid een reductie waarvan u zegt: al die doelen die ons voor ogen staan, zouden daarmee meer in zicht komen?

De heer Recourt (PvdA):

Een concreet percentage kan ik u ook niet geven. Dat heeft mijn partij niet. Ik kan u een particuliere mening geven, maar daar heeft u niet zo veel aan. Meer algemeen kan ik zeggen dat de huidige wijze van industrieel houden van dieren op zo'n grootschalige wijze, waarvan de meeste ook nog eens voor de export, geen handhaafbaar model is. Dat model moet om. Dat zei ik ook: het roer moet om; we moeten naar een landbouwrevolutie. Als het uw voormalig zakenpartner lukt om melk in fabrieken te maken in plaats van door koeien, dan zie ik alleen nog maar koeien als oerossen in de wei en in de bossen. In die richting denk ik, denkt mijn fractie, denkt de partij. Maar daar zit geen percentage van 50% op, zoals bij andere partijen.

De heer Koffeman (PvdD):

D66 pleit voor een vermindering van de veestapel met 50%. Vindt u dat veel of vindt u dat weinig?

De heer Recourt (PvdA):

Dat ligt aan de termijn, maar ik schrik niet van dat soort percentages. Ik kan alleen zelf geen percentage noemen.

De voorzitter:

Dan de heer Schalk namens de SGP.

De heer Schalk i (SGP):

Ik hoorde met instemming mijn vroegere collega Elbert Dijkgraaf citeren: boeren kunnen niet groen zijn als ze rood staan. Ik ben het daar zeer mee eens, maar hoe moet dit opgelost worden? Er wordt een aantal maatregelen van boeren gevraagd. Daar staat geld tegenover, maar denkt de heer Recourt dat dat voldoende zal zijn? Het verdienmodel moet op de een of andere manier door de overheid gestut worden.

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb al een aantal richtingen aangegeven in mijn betoog. Een daarvan is dat het gewoon te laag beprijsd is. Dat kun je als overheid op verschillende manieren oplossen, bijvoorbeeld door die prijs te compenseren door subsidies, door de prijs in de winkel hoger te maken en dat te compenseren voor mensen met een lage draagkracht. In de kern zit het hem daar natuurlijk in: de boer moet een eerlijke prijs krijgen voor een eerlijk product. Op dit moment kan dat alleen maar door schaalvergroting op schaalvergroting door te voeren, met de bijbehorende milieulasten. En het gaat ten koste van het dierenwelzijn.

De heer Schalk (SGP):

Ja, ik denk dat de heer Recourt een belangrijk item aanraakt met die prijzen van de producten. Maar bij de enorme opgave die er ligt, zal er toch meer moeten gebeuren. Heeft hij daar ook voorbeelden voor?

De heer Recourt (PvdA):

Op korte termijn zal het natuurlijk moeten gaan om het stoppen met bepaalde bedrijven. Dat kan met vrijwillige uitkoop, dat kan op een gegeven moment ook met gedwongen uitkoop gaan. Het kan met een cap, een harde reductie van 10% per bedrijf. Er zijn allerlei mogelijkheden. Mijn betoog is alleen: doe dat zo veel mogelijk met perspectief voor boeren. Geef ze duidelijkheid. Het gaat overigens vooral om veeteelt, om veehouders. Geef ze duidelijkheid en zorg ervoor dat ze financieel niet in de afgrond gaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Faber heeft namens de PVV nog een vraag.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Mijn vraag gaat over die prijsontwikkeling voor die boeren. Meneer Recourt zegt: de boeren krijgen te weinig voor hun producten. Maar is de Staat niet de grootste prijsopdrijver met al die regeltjes die erbij worden gezet?

De heer Recourt (PvdA):

Vanuit het perspectief van de PVV gezien wel. Als ik u goed heb beluisterd, zegt u: laat alles maar lopen en dan kan die boer prima voor zichzelf zorgen. Als je dat zou doen, kun je je nóg afvragen of de Nederlandse boer het zou redden in de internationale concurrentie. Maar in dezelfde visie van de PVV gaat dat ten koste van de leefbaarheid van Nederland. Dat hebben mijn fractie en mijn partij er niet voor over.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Het lijkt wel of ik er iemand bij krijg in de fractie, want de heer Recourt komt nu met PVV-standpunten. Maar ik vraag om het standpunt van de PvdA. Ons eigen standpunt weet ik wel. Het gaat mij om het standpunt van de PvdA. Is niet de Staat de grootste prijsopdrijver voor de boeren? Die vraag wil ik graag beantwoord hebben. Ik vraag niet om wat de PVV daarvan vindt.

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb juist betoogd dat de markt kosten niet meerekent die wel gemaakt worden, namelijk voor dierenwelzijn, voor het milieu, voor onze toekomst. Als je die kosten eerlijk beprijst, heb je ook een andere landbouw. Het is aan de Staat om die eerlijke beprijzing te realiseren. Ja, zo ziet mijn partij de rol van de Staat wel. De vrije markt laten we niet volledig vrij: daar is stevige overheidssturing bij nodig.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, de derde keer.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik denk dat we er niet helemaal uit komen met dit standpunt. Maar ik noem toch nog even een ander haakje hierin. Is het dan niet de tussenhandel die daar te veel weghaalt? De PvdA houdt van reguleren. Maar wordt er weleens een keertje met die tussenhandel gesproken, met de Alberts Heijn van deze tijd, die alles spotgoedkoop opkopen?

De voorzitter:

Meneer Recourt, tot slot.

De heer Recourt (PvdA):

Ja, nu vinden we elkaar, want ik geloof inderdaad dat de marge die de tussenhandel neemt relatief erg groot is. De tussenhandel heeft een grote marktmacht ten opzichte van de individuele boer. Het lijkt mij uitstekend dat de overheid de boeren helpt om in dat speelveld een betere prijs te bedingen. Volgens mij is er in de Tweede Kamer ook een motie aangenomen met die strekking.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Schalk. Hij spreekt namens de fractie van de SGP.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Vroeger leerden wij op school dat de lucht om ons heen voor bijna 80% uit stikstof bestaat. En de laatste weken heb ik wel momenten gehad dat mijn tijd ook voor 80% uit stikstof bestond, en wel als gevolg van het Wetsvoorstel stikstofreductie en natuurverbetering dat hier voorligt. Het is voorwaar geen onomstreden voorstel. Mijn fractie worstelt dan ook met verschillende aspecten, op zoek naar een balans tussen het goede en het kwade.

Laat ik met dat laatste, dat kwade, beginnen. Dat heeft te maken met dat hoge percentage van natuurverbetering via de weg van de stikstofreductie, zoals dat in deze wet is opgenomen. De wet stelt dat deze reductie moet leiden tot een verbetering van de natuur in 2025 met 40%. Vijf jaar later komt er nog eens 10% bij, tot een verbetering met 50%. En dan volgt er een reuzestap in vijf jaar, naar 74% in 2035. Dat is een enorme reductieopgave, van ongeveer 10 mol per jaar in de jaren 2020 tot 2030, en daarna vijf jaar lang een reductie met ruim 40 mol per jaar, als je dat omrekent. Mijn fractie heeft grote twijfels bij die opbouw. Bovendien: om die percentages te halen, zullen er ingrijpende en kostbare maatregelen getroffen moeten worden, met name door de boeren. Voor de periode tot 2030 ligt er in ieder geval een stappenplan. Maar voor de tijd daarna is er eigenlijk nog helemaal niets, alleen een percentage in de wet. Ik ben niet zo'n voorstander van percentages in wetten. Ik ben geen profeet, maar iedereen kan voorspellen dat we in de problemen komen, bijvoorbeeld met de Klimaatwet, waar we percentages in hebben gezet. Maar ook bij deze wet wrijven juristen zich vermoedelijk al in de handen als die percentages onhaalbaar blijken te zijn. Als de wetgever al percentages in wetten wil vastleggen, zou dat pas moeten gebeuren als de uitvoerbaarheid en de betaalbaarheid inzichtelijk zijn gemaakt. En dat ontbreekt, in ieder geval voor het 2035-doel. Daar maak ik mij grote zorgen over. Daarom mijn vraag wat te doen als die percentages onhaalbaar blijken te zijn. Op welk moment kan bepaald worden of die haalbaarheid toch realistisch is?

Daarbij komt: er wordt nog gewerkt aan een landbouwakkoord, de stikstofmodellering wordt nog tegen het licht gehouden, er is nog onzekerheid over stalemissies, de opbrengst van de subsidieregeling voor brongerichte verduurzaming is onduidelijk. Alles afwegend zou ik het verstandig vinden om over enkele jaren een serieus evaluatiemoment te hebben en te kijken in hoeverre de doelstelling haalbaar is.

De heer Pijlman i (D66):

De doelstellingen worden in de wet vastgelegd. Er is natuurlijk niks tegen monitoring — daar hebben we het straks ook nog wel over, daar wordt een heel systeem voor opgezet — maar die doelstellingen staan in de wet. Dus als we het niet halen, zullen onze maatregelen moeten worden aanscherpt zodat we het wél halen. Is dat ook de mening van de heer Schalk?

De heer Schalk (SGP):

Zolang het in de wet staat, is dat de wet en moeten we daaraan voldoen. Dat kan betekenen, waarschuw ik, dat we op een zeker moment op slot komen te zitten als we dat niet halen. Verderop in mijn betoog zal ik dan ook duidelijk maken dat ik er echt aan hecht dat we een zo goed mogelijk fundament leggen onder datgene wat er gebeurt. Maar op een zeker moment, als we tot de conclusie komen dat het misschien niet haalbaar is, moet je dat ook met elkaar durven bespreken.

De heer Pijlman (D66):

Ja, dat bespreken we in dit dossier al zo'n tien jaar, dat zult u ook met mij eens zijn. Maar als ik u goed begrijp, zegt u: tot 2030 zit mijn twijfel niet, maar daarna begin ik te twijfelen, ook omdat de maatregelen dan nog niet uitgewerkt zijn. Klopt dat?

De heer Schalk (SGP):

Dat klopt niet helemaal, want we hebben niet voor niets percentages in de wet gezet, ook voor 2025: 40% natuurverbetering. Ik zie ook in de wet dat er in 2028 een evaluatie is. Ik vind dat in die zin laat, want stel dat we 40% in 2025 niet zouden halen, dan is dat wel een belangrijk signaal. Mijn gedachte zou zijn: blijf zo goed mogelijk monitoren en ga zo vroeg mogelijk ingrijpen, en niet pas in 2028 als je merkt dat het onhaalbaar is wat er nu in de wet staat. Voorts is het zo — maar dat merken we natuurlijk op allerlei fronten — dat er van alles en nog wat in onze samenleving kan plaatsvinden waardoor een nieuw kabinet misschien andere afwegingen moet maken. Ik ga daar nu niet op vooruitlopen. Wat ik nu zeg is: mijn fractie vindt het een hoog percentage, een hoog ambitieniveau. Ik weet dat er een enorme opgave ligt, en daar loop ik ook niet voor weg, maar we moeten er wel op een goede manier mee omgaan, zodat ze zo meteen niet extra in de problemen komen.

De voorzitter:

De heer Pijlman, derde.

De heer Pijlman (D66):

Hier kan ik wel ja tegen zeggen, maar mijn twijfel bij uw woorden zit bij: we moeten er op een goede manier mee omgaan. Het zou weleens zo kunnen zijn dat u dan rechtsaf wilt slaan en D66 linksaf.

De heer Schalk (SGP):

Je moet altijd goed kijken of rechts en links voor de kijker hetzelfde is, maar ik begrijp wat u bedoelt. Op dit moment hebben we de eerste termijn van dit debat en geef ik aan waar mijn grote zorg ligt. In de loop van het debat zullen we daar vast en zeker nader over komen te spreken. Ik weet wat er in de wet staat, maar ik mag ook aangeven waar mijn probleem ligt.

De heer Janssen i (SP):

De heer Schalk heeft gelijk. Een nieuw kabinet zou van die 74 zomaar eens 80 of 85 kunnen maken.

De heer Schalk (SGP):

Zeker.

De heer Janssen (SP):

Dat is een optie. Maar ik stel vast dat de SGP ook in de Tweede Kamer met de wet heeft ingestemd. Betekent dat, volgens de systematiek die ik daarstraks uitlegde, niet gewoon dat als uit de tijdige monitoring blijkt dat er meer maatregelen nodig zijn, we ook meer maatregelen moeten nemen? Dat is de systematiek van de wet, zoals die is aangenomen.

De heer Schalk (SGP):

Ook de heer Janssen springt in op dit punt, terwijl ik net iets zei over de percentages. De fractie van de SGP in de Tweede Kamer heeft inderdaad ingestemd met de wet zoals die er ligt, maar ze heeft met name tegen het amendement gestemd dat ging over dit hoge percentage. Maar dat was niet uw vraag. Ik wil alleen eventjes de wetsgeschiedenis recht doen. Ik ben het met de heer Janssen eens. Op het moment dat je constateert dat iets niet haalbaar is, dan zal er ingegrepen moeten worden. Dat kan met brongerichte maatregelen of met andere maatregelen, zoals technische verbeteringen, innovaties en dergelijke. Dat zijn allemaal mogelijkheden, maar voorshands laat ik me natuurlijk niet ... Dat staat nog los van het feit dat je als wetgever op een bepaald moment door bijzondere omstandigheden tot nieuwe keuzes moet kunnen komen. Ik vraag daar nu niet om, maar ik vind het wel van belang om dat te benoemen.

De heer Janssen (SP):

Op zich vind ik het zorgelijk dat de SGP in de Tweede Kamer tegen dat amendement gestemd heeft. Maar moet ik de heer Schalk dan zo begrijpen dat als de wet de wet is en daarin staat "74% in 2035", hij ook de oproep doet om wel tijdig maatregelen te nemen, ook gezien de maatschappelijke aspecten van de maatregelen die we moeten nemen om het doel voor 2035 te halen? Want we moeten de wet gewoon uitvoeren, dus dat raakt ook aan de juridische houdbaarheid. We moeten daar niet de hele tijd twijfel over blijven zaaien. Als de heer Schalk zegt dat 2028 misschien wat laat is, dan betekent dat dat we eerder moeten gaan kijken hoe we dat op een goede manier kunnen doen om te zorgen dat de percentages die in de wet staan, wel gehaald worden.

De heer Schalk (SGP):

Mijn partij staat voor een houding ten opzichte van wetten die geen twijfel kan hebben. Wat in de wet staat, moet je uitvoeren en als dat onhaalbaar blijkt, moet je tijdig ingrijpen. Dat kan met maatregelen of met andere middelen. Ik kan ze niet allemaal overzien en ik weet ook niet wat er in onze samenleving allemaal gebeurt. Vorig jaar hadden we ook niet gedacht dat u hier met een mondkapje in de hand voor mij zou staan. Voor dit moment geldt de wet. Daar heb ik mee te dealen en dat doe ik ook.

De voorzitter:

De heer Janssen, ten derde.

De heer Janssen (SP):

Voorzitter, tot slot. Haalbaarheid is niet iets wat ons overkomt. Haalbaarheid is ook maakbaar. Dat betekent dat we met elkaar de maakbaarheid moeten vergroten om te zorgen dat er op een goede manier wordt omgegaan met degenen die het treft. Dat betekent tijdig beginnen. Mag ik daarop van de heer Schalk bijval krijgen?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Het is heel goed dat de heer Janssen opnieuw het woord "haalbaarheid" erbij haalt. Die haalbaarheid is van belang. Daar hoort betaalbaarheid ook bij. Ik ben het dus met hem eens. We moeten in een heel vroeg stadium zoeken en kijken of het haalbaar en betaalbaar is. Ik zal dan ook heel erg aandringen op het tijdig beginnen met het onderzoeken of het haalbaar en betaalbaar is. We moeten proberen om daar ook een verdienmodel onder te krijgen dat de haalbaarheid zal vergroten. Mijn ex-collega Dijkgraaf uit de Tweede Kamer werd zojuist niet voor niets door de heer Recourt aangehaald. Boeren kunnen niet groen zijn als ze in het rood staan, dus daar moeten we ook oog voor hebben.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks):

Ik wil de heer Schalk uitdagen om het één abstractieniveau hoger te trekken. We hebben het hier over normen, maar de commissie-Remkes heeft al geïllustreerd dat met de normen die we in deze wet vastleggen, de druk op de natuurgebieden onvoldoende wordt verkleind. We nemen het risico dat daarmee soorten in Nederland uitsterven. Ik hoor in uw pleidooi dat we, als het nodig is — we weten niet wat er gebeurt — ruimte moeten zoeken om de doelstellingen naar achteren te trekken. Hoe verhoudt dat zich tot de verantwoordelijkheid, waar u als partij heel erg aan hecht, voor het intact houden van de schepping en voor het doorgeven daarvan aan de volgende generaties?

De heer Schalk (SGP):

Het is heel mooi dat mevrouw Kluit even aan de schepping refereert en aan het bouwen en bewaren, waar mijn fractie inderdaad voor staat. Dat is een prachtige Bijbelse notie. U heeft mij nog niet horen vragen om het uit te stellen of naar achteren te schuiven. Ik heb tot nu toe vooral aangegeven dat ik er zorgen over heb dat het percentage heel erg hoog is. Dat kan tot concrete nieuwe maatregelen leiden, maar het kan ook zijn dat je inderdaad verder doorschuift. We hebben ook van meneer Janssen gehoord dat het zo goed kan gaan dat je op een gegeven moment het percentage naar boven zou moeten aanscherpen. Ik geloof daar nog niet direct in, maar goed. De opgave die er ligt, is dat er in ieder geval continu voortgang moet plaatsvinden. Wij zien nu een opbouw van 40% in 2025, 50% in 2030 en dan ineens naar 74% in 2035. Dat is niet een opgave die ons is opgelegd door iemand, maar die hebben we zelf in deze wet gezet. Met andere woorden, je kunt blijkbaar faseren: de eerste vijf jaar 10% hoger en dan ineens 24% erbij. Dat is nogal een forse stap.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik doe toch nog een poging. In deze cijfers, die u goed weergeeft, accepteren we al dat er soorten uit Nederland en misschien zelfs wel überhaupt gaan verdwijnen. Dat staat heel goed onderbouwd in het rapport van de commissie-Remkes. U heeft daar als partij verantwoordelijkheid voor, en dat hoor ik u ook zeggen. Hoe duidt u dat nou? Ik hoor u pleiten vanuit de haalbaarheid voor de agrarische sector. Dat is een goed punt, maar daar staat wel iets tegenover en dat is het behoud van de soorten in Nederland en soms zelfs wereldwijd. Hoe verantwoordelijk voelt u zich hiervoor? Hoe hard wilt u zich gaan inzetten voor het behoud daarvan?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Schalk, graag een kort antwoord.

De heer Schalk (SGP):

Wat ik zelf vind is van belang. Ik vind het heel erg belangrijk om te bouwen en te bewaren, met andere woorden: natuurlijk wil niemand van mijn fractie dat er bepaalde soorten zouden uitsterven of wat dan ook. Als ik met boeren spreek, dan merk ik ook een enorme passie voor hun bedrijf maar ook voor de natuur. Daar wordt ook enorm hard aan gewerkt. We kunnen niet zeggen dat ze tot nu toe niets hebben gedaan, maar er ligt opnieuw een hele zware opgave. De minister zorgt ervoor dat er een pad onder komt te liggen tot en met 2030, maar we kunnen ons afvragen of dat voldoende is om dat voor elkaar te krijgen. Zijn de financiën bijvoorbeeld voldoende? Ik heb wel berekeningen gehoord dat als je alle stallen zou willen verbeteren om die stikstofreductie mogelijk te maken …

De voorzitter:

Meneer Schalk, ik ga u even onderbreken, want uw spreektijd verdubbelt nu bijna door deze interrupties.

De heer Schalk (SGP):

Maar dat is niet mijn schuld, denk ik, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, maar u kunt misschien nu afronden en dan vraag ik of mevrouw Kluit nog een kort slotwoord heeft en dan gaan wij weer verder.

De heer Schalk (SGP):

Daar ligt een enorme opgave en daar hoort ook een heleboel geld bij, om te zorgen dat dat kan. We hebben nu 452 miljoen daarvoor op de plank liggen. Alleen die stallen al kosten 2 miljard. Dat wilde ik net zeggen, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Kluit, tot slot.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

U vindt ons daar aan uw kant, maar mijn vraag is of u voor het behoud van soorten voor Nederland voor een actievere aanpak van piekbelasters aan het begin van het programma bent, zodat er meer druk op die doelen wordt gezet.

De voorzitter:

Tot slot, en dan gaan we echt verder.

De heer Schalk (SGP):

Ik moet daar heel kort op antwoorden van de voorzitter. Dan komen we op hetzelfde punt als waarop ik bij u heb geïnterrumpeerd. Natuurlijk kun je inzetten op die piekbelasters, en volgens mij doet het ministerie dat ook. De minister zal daar ongetwijfeld vandaag iets over zeggen. Maar ze moeten ook wel legaal behandeld worden. Die legalisering die in deze wet komt te staan, is ook voor hen straks, lijkt mij. Je moet niet het ene doen en het andere nalaten, maar allebei: zorgen dat ze passen onder die wet. Er wordt van de SGP ook gevraagd of wij die wet respecteren, ook als het gaat om een hoog percentage. Ja, ik heb die te respecteren, maar er staat ook legalisering van de PAS-melders in.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Schalk (SGP):

Stel dat blijkt dat die percentages niet haalbaar zijn, dan zijn er twee routes mogelijk. Eigenlijk heb ik dat al uitgebreid gezegd bij de interrupties. De eerste is dat er nog meer bronmaatregelen getroffen worden, dus een zwaardere belasting van de sector. Maar dat raakt weer aan de sociaal-economische haalbaarheid en wellicht ook aan de technische mogelijkheden voor innovatie. De tweede route is dat er wellicht getemporiseerd wordt, waarover we zojuist uitvoerig hebben gesproken. Dan moet de regering bereid zijn om te komen tot een heroverweging.

Die tweede mogelijkheid lijkt mij cruciaal. Maar als dat niet haalbaar is, hebben we in ieder geval andere maatregelen te treffen, en dat is zojuist ook gedeeld in het interruptiedebatje dat ik had met verschillende van mijn gewaardeerde collega's. Maar ik ben heel benieuwd naar de reactie van de minister op dit punt. En kijk, ik ben ook heel erg benieuwd op welke manier we omgaan met die Habitatrichtlijnen, die verplichten tot een gunstige staat van instandhouding op enig moment, maar niet wanneer dat gebeuren moet. Ik ben op zoek naar op welke manier we kunnen voorkomen dat we te laat gaan ingrijpen. Ik overweeg op dat punt een motie.

Voorzitter. De boeren hebben het zwaar. Een van de belangrijkste zorgpunten voor die boeren is wel het verdienmodel, zeker als het erom gaat dat er emissiereducerende maatregelen moeten worden genomen, en al helemaal als die emissie-eisen voor bestaande stallen zouden worden aangescherpt. Maar: wie gaat dat betalen? Ik heb het al gehad over die 452 miljoen, maar er zijn inschattingen die aangeven dat de werkelijke kosten wel meer dan 2 miljard vergen. En om het even in verhouding te zetten: 450 miljoen euro voor 70.000 stallen is €6.500 per stal. Dat is een boer bijna alleen al kwijt aan ontwerp en advies, zonder dat er nog iets is uitgevoerd. Kan de minister aangeven op welke wijze die zware eisen realistisch tot een goed einde kunnen worden gebracht?

Boeren maken zich grote zorgen over hun toekomst. Daarom is het goed dat er gewerkt wordt aan een landbouwakkoord. We moeten met elkaar zorgen voor een duidelijk pad voor de komende tien tot twintig jaar, met een afdoende verdienmodel voor verduurzaming. Wat is de stand van zaken, zo vraag ik aan de minister, met betrekking tot het landbouwakkoord, en wordt daarbij ingezet op een goed verdienmodel voor emissiereductie? Een belangrijk onderdeel is wat de SGP betreft het maken van afspraken met boeren over de invulling van die stikstofmaatregelen. Nu is de Nederlandse Melkveehouders Vakbond onlangs door de minister uit het overleg gezet. Hoe zit dat precies? Ik zie nee schudden, dus ik hoop dat dat rechtgezet wordt. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat er niet over de sector gesproken wordt, maar weer met de sector? En ik weet dat er een wet nodig is om de stikstofreductie en de natuurverbetering te bewerkstelligen, waardoor er ruimte komt voor diverse sectoren om in de toekomst te kunnen functioneren en hopelijk ook te floreren. Maar dat mag niet ten koste gaan van het boerenbedrijf. Ook dat hebben we heel vaak nodig voor de voedselvoorziening, maar ook voor onze economie.

Voorzitter. Als de wet alleen maar die percentages in zich had, zou mijn partij er al snel mee klaar zijn geweest, wellicht. Maar er is nog een ander element in deze wet ingebouwd, waardoor de problemen opgelost kunnen worden; en dan doel ik uiteraard op de pfas-knelgevallen. Die moeten juridisch geholpen worden door de legalisatie. Die rechtszekerheid hebben ze nodig, omdat ze anders financieel te kwetsbaar zullen zijn. Ze komen helemaal niet toe aan innoveren als er geen ruimte is om te investeren. Bedrijven die te maken hebben met knelgevallenproblematiek zijn in feite vleugellam. Is de veronderstelling juist dat de wettelijke borging van het legaliseren van knelgevallen bijdraagt aan meer rechtszekerheid voor deze ondernemers, ook richting banken, zo is mijn vraag. Veel boeren die te goeder trouw hebben gehandeld, verkeren in grote onzekerheid, soms omdat de bank de handen van het bedrijf dreigt af te trekken, of omdat een bedrijfsovername opgeschort wordt. Innoveren en verduurzamen is er al helemaal niet bij. Die bedrijven verdienen met voorrang meer rechtszekerheid. De druk op de beschikbare stikstofruimte is groot, en met de recente Raad van State-uitspraken is die niet kleiner geworden. Kan de minister toezeggen dat pfas-knelgevallen met voorrang stikstofruimte toegekend zullen krijgen, en bovenaan de prioriteitenlijst staan? En wil de minister in samenwerking met provincies ervoor zorgen dat urgente knelgevallen met financieringsproblemen op korte termijn een vergunning krijgen, of als terugvaloptie een financiële garantstelling? Pfas-melders maken duizenden euro's aan adviseurskosten voor het indienen van alle gegevens; er zijn administratieve kosten, er moet een ecologische toets komen, de leges moeten betaald worden. Gaat de minister zorg dragen voor een vergoeding van deze kosten?

Voorzitter. Een ander belangrijk vraagstuk is het functioneren van de kritische depositiewaarden. Dat speelt een steeds belangrijkere rol in het beleid, niet alleen bij het vaststellen van de staat van instandhouding van habitat en bij de AERIUS-berekeningen, maar nu ook bij die van de omgevingswaarden. De nationaal tot op de komma nauwkeurig vastgestelde kritische depositiewaarden verbloemen dat er wetenschappelijk gezien sprake is van grote onzekerheden. Kan de minister toezeggen dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de onderbouwing en het functioneren van die kritische depositiewaarden en, zo ja, is het mogelijk om dat onafhankelijk onderzoek te laten doen door de commissie-Hordijk?

Er gaat veel meer budget naar het opkopen van bedrijven dan naar het nemen van emissiereducerende maatregelen op het boerenerf, terwijl het laatste veel goedkoper is. Waarom wordt provincies niet veel meer ruimte gegeven om hier een eigen lijn in te trekken afhankelijk van de gebiedsprocessen?

Onder stikstofgevoelige natuur vallen ook tienduizenden hectares zoekgebieden voor leefgebieden van Natura 2000-soorten. Ik zet hier wel vraagtekens bij. Bij deze zoekgebieden is nog onzeker of daadwerkelijk sprake is van het bewuste leefgebied, terwijl projecten er al wel keihard op worden afgerekend. Jurisprudentie leert dat het bevoegd gezag beleidsvrijheid heeft met betrekking tot het intekenen van zoekgebieden in het kader van Natura 2000. Ik vraag de minister om deze beleidsvrijheid te benutten en gebieden pas op te nemen als vaststaat dat het om een leefgebied gaat. Er zijn zelfs leefgebieden aangewezen waar die soorten gewoon niet te vinden zijn en er zijn leefgebieden aangewezen die wel stikstofgevoelig zijn maar waar de betreffende soort gaan last heeft van die stikstof en de gevolgen ervan. Deelt de minister mijn mening dat die gebieden zo snel mogelijk uit AERIUS gehaald moeten worden?

Voorzitter, resumerend. Mijn fractie heeft nogal wat vragen. Daarbij besef ik dat er een grote opgave ligt met enorme consequenties voor diverse sectoren. Mijn fractie streeft naar haalbaarheid en betaalbaarheid en naar het oplossen van knelgevallen en het voorkomen van nieuwe problemen. Ik zie dan ook uit naar de reactie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Meneer Schalk geeft aan dat hij liever geen percentages ziet in een wetsvoorstel, dat hij daar wat moeite mee heeft. Daar kan ik mij ook in vinden. Kijkend naar het stemgedrag in de Tweede Kamer heeft de SGP echter toch voorgestemd, zodat ik de volgende vraag heb aan de heer Schalk. Hoe kijkt hij dan aan tegen de onzekerheden in de rekenmodellen? Waar het echt gaat om percentages moeten de onderliggende rekenmodellen toch wel kloppen, want anders gaat het al bij voorbaat mank.

De heer Schalk (SGP):

Dat is een goede vraag, want die onzekerheden bestaan. Ik heb net een stukje van mijn tekst overgeslagen omdat ik in de knoop kwam qua spreektijd. Hier staat: "De minister schrijft in de nota naar aanleiding van het nader verslag dat de KDW's voor een belangrijk deel zijn gebaseerd op veld- en laboratoriumexperimenten en dat modeluitkomsten alleen zijn gebruikt ter aanvulling of precisering." Daar zitten dus vragen bij. Volgens mij heeft uw fractie die zojuist ook gesteld. Dus ik dacht net: om mijn eigen tekst wat in te korten, ligt die vraag er toch al. Ik ga dus ook heel goed luisteren naar het antwoord.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dus eigenlijk heb ik meneer Schalk een beetje geholpen in dezen door dit naar voren te brengen.

De heer Schalk (SGP):

Zeker, dat doet u wel vaker.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Pleit de SGP ook niet voor meer openbaarheid en transparantie, bijvoorbeeld waar het gaat om de onderbouwing van de SDF's in relatie tot de meldingen die worden gedaan aan Brussel? Want daarbij wordt ook de staat van de habitattypen aangegeven, die voor ons toch wel heel interessant is om te weten.

De heer Schalk (SGP):

Mijn fractie staat voor alle transparantie die mogelijk en ook nodig is, want ik denk dat het ongelofelijk belangrijk is dat boeren die best bereid zijn om heel ver te gaan, ook voorgerekend krijgen hoe het precies zit. Ik heb goed naar uw bijdrage geluisterd, mevrouw Faber, en u heeft daarin ook gevraagd om die duidelijkheid en transparantie. Ik ben wat dat betreft ook heel erg benieuwd of de minister gaat zeggen: ik word niet transparanter. Ik zou mij dat namelijk haast niet kunnen voorstellen.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, derde.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Goed, dan kom ik vandaag nog terug bij u over die transparantie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik zie dat de tijd al eerder is ingegaan dan ik begonnen ben, maar daar zullen we het straks nog even over hebben.

Sinds een paar maanden vliegen er helikopters boven de Veluwe. Niet van toeristen die de schoonheid van de heide vanuit een ander perspectief willen zien, of van militairen die het land willen verdedigen, maar van natuurbeheerders die kalkrijk steen- of schelpengruis over het land, over het bos storten, om zo de verzuring van de bodem tegen te gaan. Ook zijn er in het natuurgebied grote landbouwmachines te vinden die de verzuurde bovenste lagen van de grond moeten afplaggen. "Natuurverbetering", heet dat officieel. In het voorliggende wetsvoorstel trekt de minister er 3 miljard euro voor uit. Het zijn grove maatregelen die helaas noodzakelijk zijn. Want zelfs als er in Nederland geen enkele mol stikstof meer zou neerslaan, zijn we nog niet van het probleem verlost, omdat stikstof zich ophoopt in de grond en daar niet vanzelf verdwijnt. Zo ernstig is de situatie.

Toch komt de minister wederom met een wet die een te hoog houtje-touwtjekarakter heeft, aldus Friso de Leeuw, emeritus-hoogleraar gebiedsontwikkeling aan de TU Delft. Johan Vollenbroek, ons allemaal welbekend inmiddels, noemt de wet zelfs de "PAS 2.0", en als hij het zegt, zou ik dat als minister heel serieus nemen.

Voorzitter. Nederland heeft 166 Natura 2000-gebieden die worden beschermd door de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. We hebben afgesproken dat we in deze gebieden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke omgeving beschermen, zodat de biodiversiteit daar behouden blijft. In die gebieden mag maar een beperkte hoeveelheid stikstof neerslaan op de grond. Meer stikstof zorgt voor grote problemen. Dat is op 75% van het Nederlands grondoppervlak het geval, met rampzalige gevolgen voor de natuur. De heides vergrassen, raken overwoekerd met braamstruiken, vlinders en zeldzame insecten verdwijnen bij gebrek aan voedsel, eeuwenoude eikenbossen sterven af en zangvogels leggen door kalkgebrek geen complete eieren meer. Daar hebben we het vandaag over.

De tijdelijke spoedwet die in december 2019 in dit huis werd aangenomen, loste nauwelijks iets op. Eiwitarm veevoer en een streep door de maximumsnelheid van 130 km/u op de snelweg, dat moest voor net genoeg lucht zorgen om de woningmarkt weer even van het slot te halen. Maar eiwitarm veevoer bleek schadelijk voor de koeien en daarnaast bleek 100 km/u rijden weinig te doen voor de stikstofuitstoot van het verkeer.

Kortom, de wetgeving tot nu toe hielp niet en wij geloven dat de wet die nu voorligt daar weinig aan toevoegt. "Niet alles kan" luidde het advies van de commissie-Remkes, en toch is dat wat de minister hier weer probeert voor te stellen. Onze fractie had gehoopt dat de minister inmiddels zou begrijpen dat de kool én de geit niet gespaard kunnen worden in deze fase.

Er moet nu serieus worden ingegrepen, met juridische zekerheid voor boeren, bouwers en burgers. Maar de minister kiest voor wat haalbaar is, of nee, voor wat ze denkt dat haalbaar zou moeten kunnen zijn, niet voor wat nodig is. Onze fractie vindt dat onbestaanbaar. Toch is ze al verzekerd van een meerderheid in dit huis. De SP, de SGP en de fractie van 50PLUS kregen van de minister een aardigheidje in ruil voor hun steun. Het resultaat is een slap compromis dat naar het oordeel van onze fractie vroeger of later zal sneuvelen bij de Raad van State, net als de PAS.

Voorzitter. Dit wetsvoorstel moet in 2025 40% van de natuur die gevoelig is voor stikstof weer gezond maken. De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens. Een ambitie van 50% in tien jaar, wat neerkomt op 26% minder stikstofemissie in diezelfde periode, is niet erg logisch. De commissie-Remkes pleitte voor minimaal 50% en experts hielden het op 70%.

De Partij voor de Dierenfractie begrijpt heel goed dat je voor bedrijvigheid die belangrijk is, zoals woningbouw, misschien even wat ruimte nodig hebt die ten koste kan gaan van natuur. We begrijpen zelfs dat de bouwsector gedeeltelijk vrijgesteld wordt van de vergunningplicht, maar die ruimte kun je alleen maar uitgeven als je een wettelijk geborgd programma hebt, waarmee je zeker weet dat de natuur beschermd gaat worden. Dat is de voorwaarde volgens de Europese Habitatrichtlijn, waaraan Nederland gewoon moet voldoen. Maar met dit wetsvoorstel zadelt de minister woningbouwers, boeren en belastingbetalers op met dezelfde problemen als toen, maar dan straks. Uitstel van executie, gevaarlijk en een onacceptabele vlucht naar voren.

Voorzitter. De minister hoopt stikstofruimte te creëren door het subsidiëren van technische snufjes als uitstootarme stallen, het verdunnen van mest, brandgevaarlijke luchtwassers en koeientoiletten. In Nieuwkoop ontvangen boeren €300.000 subsidie om dit soort innovaties in hun stallen uit te proberen. De te besparen stikstof mag van de minister worden verhandeld met het Rotterdamse havenbedrijf dat stikstofruimte tekortkomt. En daar gaat het mis. De PAS sneuvelde daarop. De rechter oordeelde dat die goocheltrucs niet geoorloofd waren. De Europese natuurbeschermingsregels schrijven voor dat bij overbelaste natuurgebieden 100% van de stikstofreductie ten goede moet komen aan de natuur en opbrengst van de reductie dus niet opnieuw uitgegeven mag worden aan economische activiteiten zoals nu in Nieuwkoop gebeurt. Kan de minister uitleggen hoe zij dat ziet? Is de minister met ons van oordeel dat niet alleen de effecten van technische maatregelen zeer onzeker zijn, maar dat ze ook schaalvergroting in de hand werken omdat de investeringen terugverdiend moeten worden, en dat deze maatregelen dus niet bijdragen aan een natuurinclusieve landbouw? Is er onderzoek gedaan naar de effecten van deze maatregelen op het welzijn van dieren? En zo ja, wanneer blijkt of zou blijken dat het welzijn van de dieren wordt geschaad, is de regering dan bereid om deze maatregelen per direct te staken en naar alternatieven te zoeken? Kan de minister de uitkomsten van dat onderzoek met de Kamer delen?

Voorzitter. Er is nog een punt waar wij ons zorgen over maken. De maatregelen voor stikstofreductie moeten door de Gedeputeerde Staten worden ingevuld. Dat wordt nog een hele klus met een partij als het CDA, die in elf van de twaalf provinciebesturen meeregeert. Wat doet de minister wanneer provincies weer worden geconfronteerd met ronkende trekkers die deuren van provinciehuizen rammen en agressie van organisaties als Farmers Defence Force? De acties zijn al aangekondigd en we hebben gezien hoe snel sommige provincies dan overstag gaan. Kortom, waar is de garantie dat de provincies überhaupt tot noodzakelijke plannen zullen komen? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. De commissie-Remkes adviseerde bij sanering te gaan voor de grote klap en dan vooral te kijken naar piekbelasters bij kwetsbare natuur. Waarom heeft de regering gekozen voor vrijwilligheid bij deze cruciale opgave? In Trouw werd op 24 november jongstleden een onderzoek gepresenteerd waaruit bleek dat als de 25 meest vervuilende stikstofbedrijven zouden worden opgekocht, het probleem zou zijn opgelost. Als voorbeeld werd een kalkoenhouder op de Veluwe genoemd die evenveel stikstof uitstoot als alle Nederlanders samen besparen door nog maar 100 km/u te rijden. Toch gaat de regering door met een opkoopregeling op basis van vrijwilligheid. Als het beleid niet succesvol is, valt Nederland opnieuw stil. Kan de regering uitleggen waarom zij volhardt in deze aanpak? Welke concrete meetbare effecten in mollen per jaar verwacht de regering van het vrijwillig uitkopen van piekbelasters? Hoe lang duren deze processen gemiddeld? Graag een reactie.

Voorzitter. Niet alleen de piekbelasters worden benaderd voor uitkoop op vrijwillige basis, ook de varkenshouderij kan rekenen op warme sanering. Daarvoor wordt bijna een half miljard euro aan belastinggeld uitgetrokken. Het gaat om een oude subsidieregeling die honderden varkensboeren moet verleiden om te stoppen met hun bedrijf, een regeling die eigenlijk bedoeld was om geuroverlast aan te pakken. De verminderde stikstof is slechts bijvangst, moest de minister desgevraagd erkennen. Nu al is duidelijk dat deze maatregel niet de beloofde beperking van stikstofuitstoot zal opleveren. De geplande besparing is al beloofd aan de woning- en wegenbouw, maar uit onderzoek blijkt dat de minister gebruikmaakte van een berekening van het Planbureau voor de Leefomgeving die het effect van deze maatregel bijna drie keer te hoog inschatte. Het PBL baseerde zich voor zijn berekening op een rekenmethode die ervan uitgaat dat alleen bedrijven dicht bij natuurgebieden — die veroorzaken relatief veel stikstofschade — konden deelnemen aan de sanering. In de voorwaarden voor de regeling speelt de afstand tot een natuurgebied echter geen enkele rol. Ook boeren met relatief weinig stikstofschade doen mee. Door die methode komt het Planbureau voor de Leefomgeving uit op een veel te hoge reductie van stikstofneerslag. Op basis daarvan beloofde de minister al een groot deel aan de bouw, terwijl de varkensregeling waarschijnlijk minder dan de helft gaat opleveren. Kan de minister dat beamen? En als dat niet het geval is, welke garanties kan ze dan geven dat haar gunstige prognoses alsnog werkelijkheid zullen worden? Vooral de varkensboeren zelf zijn bij de uitkoop gebaat, net als de grootste financier van de sector: de Rabobank. De bank voor agrarische ondernemers schreef het grootste deel van de voorwaarden en zal 40% van het subsidiebedrag ontvangen in de vorm van afgeloste leningen volgens Investico. Graag een reactie van de minister op deze bevindingen.

Voorzitter. Wij horen ook graag van de minister hoe het zit met bedrijven die vrijwillig stoppen en vervolgens besluiten hun werkzaamheden elders voort te zetten. We hebben gezien hoe dat ging bij de nertsenhouders. Die kregen eerst de jackpot van gemiddeld meer dan 1 miljoen per bedrijf om te stoppen met hun gruwelijke werk en prompt gaven ze aan over te stappen op geiten. U weet wel, die andere tak in de veehouderij waarin zoönosen welig tieren en waarbij omwonenden relatief vaak worden getroffen door longontsteking, waardoor inmiddels honderd mensen zijn overleden en duizenden mensen blijvend ziek zijn en dus niet meer beter zullen worden. We horen het graag. Wij vrezen een waterbedeffect.

Voorzitter. Nederland wil de melkboer en de slager van de wereld zijn. Maar wij blijven hier in Nederland achter met de stank, de mest, de verschraalde bodem, de raaigraswoestijnen zonder vee en — niet te vergeten — een reëel gevaar op het ontstaan van nieuwe zoönosen. Bovendien bestaat twee derde van Nederland nu uit landbouwgrond, terwijl we te weinig natuur hebben én grond tekortkomen om woningen te bouwen. Kortom, we zitten vast in een systeem waar niemand beter van wordt, behalve de Rabobank, de bouwers van megastallen en de veevoerbedrijven. Ook de boeren zelf zitten klem en kunnen alleen rondkomen dankzij Europese subsidies en steeds verdere schaalvergroting. Boeren hebben geen verdienmodel, maar ze zijn een verdienmodel, zei professor Erisman daarover onlangs. Dat is niet vol te houden. Uiteindelijk zal het systeem op de schop moeten en een deel van de boeren zal moeten stoppen. Nu al stoppen dagelijks vijf tot zeven boeren met hun bedrijf. Op dit moment staan 16.000 boerenbedrijven te koop. Ik zou willen dat de minister en ook de partijen die zeggen op te komen voor de boeren, daar aandacht aan besteden. Deze wet was een kans geweest voor een positieve trendbreuk, maar de minister kiest helaas voor pappen en nathouden, in strijd met de Europese regels.

Voorzitter. Sinds de coronacrisis, die ons ophokte in onze huizen, is er bij veel mensen een nieuwe waardering voor de natuur ontstaan. In de weekenden duiken we massaal de duinen, de bossen en de parken in om te genieten van de rust, de frisse lucht en de mooie omgeving. Laten we die plekken koesteren! Niet alleen voor onszelf, maar ook voor volgende generaties. Want je kunt wel zoeken naar leven op Mars, maar wat heeft dat voor zin als we alleen al in ons land 640 miljoen levens per jaar behandelen als oud vuil? Dieren worden, na een levenslang bestaan in een bedompte stal, van hun leven beroofd voor onze lekkere trek en vermeend economisch belang. De natuur en de dieren op onze eigen planeet verdienen onze bescherming. De aarde biedt genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht. Corona zou een keerpunt kunnen inleiden voor een andere manier van kijken naar dieren, natuur en milieu. Voorlopig houdt het kabinet zich vooral bezig met het bestrijden van symptomen en niet met het wegnemen van oorzaken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman. Dan is het woord aan de heer Van Rooijen namens de fractie van 50PLUS.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Op 17 december 2019 debatteerden wij over de Spoedwet aanpak stikstof. De wet werd met een heel krappe meerderheid aangenomen. Ook de 50PLUS-fractie heeft toen voorgestemd. Het was kantje boord. Doelstelling van de wet was om de huidige stikstofbelasting verder terug te brengen en het huidige natuurherstel te intensiveren. Het voorstel voorzag in aanvullende instrumenten om deze aanpak mogelijk te maken. De spoedwet was nodig na de uitspraak van de Raad van State over de onhoudbaarheid van de PAS om de gevolgen gedeeltelijk ongedaan te maken. Eerder had de Raad van State al duidelijk bedenkingen geuit over de juridische houdbaarheid van de wet. We hebben toen pas op de plaats gemaakt. Ook bij deze wet geeft de Raad van State duidelijk signalen van twijfel over de houdbaarheid van deze wet. Hierop vraagt mijn fractie een reactie van de minister.

Ik heb toen, in december 2019, gesteld dat er meer geïnvesteerd moest worden in draagvlak. Het moet, maar het moet niet morgen of overmorgen. Op naar 2050, stap voor stap, was en is ons devies. De vraag was en is: wat hebben de partijen die 35 jaar regeringsverantwoordelijkheid hebben gedragen gedaan? Waar waren ze al die tijd? Waarom is er niet al veel eerder gestart met de noodzakelijke veranderingen? Waarom zijn de burgers niet veel meer en eerder betrokken en voorbereid? We hadden al veel verder op weg kunnen zijn. Nu voelde het als een overval.

De spoedwet had als belangrijkste reden de bouwactiviteiten met een zeer geringe stikstofemissie weer mogelijk te maken. De woningmarkt zit op slot, waardoor de woningbouw voor senioren, maar ook voor starters, stagneert, met als gevolg grote prijsstijgingen waardoor woningen onbetaalbaar worden voor onze kinderen en kleinkinderen. De prijsstijging in 2019 en 2020 loopt tegen de 10%. De spoedwet leek op een in allerhaast aangelegd noodverband. Via een kunstmatige constructie, een combinatie van de invoering van een drempelwaarde en een stikstofregistratiesysteem, de zogenaamde stikstofbank, moest er snel voldoende stikstofruimte komen om woning-, weg- en waterbouw op gang te krijgen.

Aan het slot van mijn betoog toen heb ik aandacht gevraagd voor het nijpend tekort aan seniorenwoningen als deel van een steeds grotere woningnood. Wij zijn overigens ook blij met het actieplan van Aedes en anderen om tot een wooncoalitie te komen en 1 miljoen woningen in de komende tien jaar te bouwen, dus ook voor senioren. Wij vroegen de minister toen om de bouw van seniorenwoningen te bevorderen en hier voorrang aan te geven. Dat versnelt de doorstroming op de woningmarkt die nu verstopt is, mede doordat er te weinig seniorenwoningen zijn en senioren blijven wonen in de woning waar ze al lang, en vaak te lang, wonen. Er ontstaat een win-winsituatie als er meer seniorenwoningen worden gebouwd. Daardoor komen er plaatsen vrij voor starters en jonge gezinnen. In de tweede termijn heb ik toen een motie ingediend met het verzoek aan de regering om via onderzoek de lokale vraag naar geschikte woningen voor ouderen inzichtelijk te maken, zodat deze via woonzorgvisies door gemeenten kunnen worden vertaald naar concrete acties. Die motie werd toen met algemene stemmen aangenomen.

Voorzitter. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in een brief van 22 januari 2021 uitvoering gegeven aan de motie met het rapport Eerste monitor ouderenhuisvesting 2020. Het kabinet heeft op basis van de motie-Van Otterloo in de Tweede Kamer 20 miljoen beschikbaar gesteld om de bouw van geclusterde woonvormen te ondersteunen in 2021. Samen met de SP-fractie in de Tweede Kamer heeft Van Otterloo een verlenging gevraagd en gekregen voor het jaar 2022 voor nog eens 20 miljoen. Voor de 50PLUS-fractie in de Tweede Kamer was die verlenging van groot belang, omdat het gaat om de ouderenhuisvesting als onderdeel van het totale pakket waarbij snelheid van groot belang is. De fractie heeft gesproken over de rood-voor-roodwerkwijze om het geheel te versnellen en ervoor te zorgen dat er op het platteland een versterking zal zijn van de leefbaarheid en het draagvlak daar. De motie van Bisschop van de SGP en van Van Otterloo is ook aangenomen. Gekeken is ook naar de aanpak van de piekbelasters in de landbouw en daarbuiten. Een motie inzake extra inzet op de vrijwillige uitkoop van piekbelasters van De Groot van D66 en Van Otterloo — u ziet hoe actief we daar zijn — is aangenomen. Kan de minister daar nog eens nader op ingaan? Zou het opkopen van boerderijen niet gekoppeld kunnen worden aan initiatiefnemers die seniorenhuisvesting willen bouwen? Kan een soort beschermde marktplaats worden geschapen om aanbod en vraag bij elkaar te brengen en gemeentelijke betrokkenheid en medewerking te garanderen? Dan wordt een voorrangspositie voor ouderenhuisvesting geschapen. Dat is goed voor de doorstroming. Ik krijg graag een reactie van de minister.

Met betrekking tot de seniorenhuisvesting wil ik er nog op wijzen dat daar ook ruimte zou kunnen en moeten zijn voor jongeren die dan ook voor de ouderen in de huisvesting een veilige omgeving kunnen bieden, met hulp waar nodig.

Minister Ollongren heeft de tweemaal 20 miljoen bevestigd in haar brief van 22 januari. Deze ondersteuning gebeurt via een financiële tegemoetkoming voor algemene voorzieningen, zoals de ontmoetingsruimte. In gesprekken met gemeenten, woningbouwcorporaties, marktpartijen en burgerinitiatieven wordt de financiering van dergelijke voorzieningen namelijk als een knelpunt opgegeven. Minister Ollongren zal voor 1 mei 2021 de Eerste Kamer informeren over de invulling van de regeling. Kan minister Schouten aan haar collega-minister Ollongren vragen om dan met concrete stappen te komen?

Minister Ollongren noemt in haar brief ook de Taskforce Wonen en Zorg, die ervoor moet zorgen dat medio 2021 in elke gemeente een woonzorganalyse en een woonzorgvisie gemaakt moeten zijn. De woonzorgvisie is het uitgangspunt voor bindende prestatieafspraken met de betrokken organisaties, met de ministeries van VWS en BZK en voorts met VNG, Aedes en ActiZ. De databank die onderdeel is van de Monitor Ouderenhuisvesting kan gemeenten helpen bij de vaststelling van hun opgave. Het gaat hier dus om actie en daden. Deze minister kan voor de grond zorgen om hier grond onder de voeten te krijgen.

Er is een natuurcrisis, een woningcrisis en een coronacrisis. We moeten uit die crises komen. Dat kan alleen maar als, in elk geval wat de stikstof betreft, het slot van de deur gaat en we zorgen voor een goede toekomst. Voor de 50PLUS-fractie in de Tweede Kamer waren drie zaken van groot belang. Wat zorgt nu echt voor verbetering in de natuur, ook op korte termijn? Welke verbeteringen zijn dan gewenst in het wetsvoorstel? Hoe kunnen we flankerend beleid en andere punten goed formuleren?

Voor de 50PLUS-fractie is de bouw van groot belang, vooral met het oog op de Randstad. Het probleem rond de depositie in de Randstad wordt niet veroorzaakt door de bouw. Daar spelen andere factoren die moeten worden meegenomen in het geheel. In dat verband is de motie-Van Otterloo/Harbers — de heer Harbers is van de VVD-fractie — aangenomen, om te zorgen dat de bouw van 100.000 woningen in de Randstad en de activiteiten in de Rotterdamse haven door kunnen gaan. Dat betekent dat je ook moet kijken waar een deel van de stikstofdepositie vandaan komt. Die komt van de scheepvaart. Dat betekent ook een pleidooi voor het omleggen van vaarroutes en het snel tot stand brengen van de walstroom. We moeten ook kijken naar de hangplekken voor cruiseschepen en olietankers voor de kust, want die hangplekken leveren ook een bijdrage aan de problemen langs de hele Noordzeekust, die feitelijk een Natura 2000-gebied is.

Een reeks van zeven aangenomen amendementen in de Tweede Kamer heeft geleid tot een nog gecompliceerdere wet, maar ook een betere. Ik moet een opmerking maken over al die amendementen. Het Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt heeft vorige week in een boeiende lezing in De Rode Hoed gepleit voor een behandeling in de Tweede Kamer van een wetsvoorstel in tweede lezing, nadat amendementen zijn aangenomen. De vraag die daarbij kan worden gesteld, is: is het geheel dat voorligt wel een sluitend bouwwerk? Dat is ook mijn vraag daarbij.

Mijn fractie vindt dit een ijzersterk voorstel, dat zo spoedig mogelijk zou moeten worden ingevoerd in de Tweede Kamer, maar wij gaan daar niet over. Het is een belangrijke bijdrage aan de broodnodige verbetering van het wetgevingsproces en aan de toetsing op de uitvoerbaarheid in de Tweede Kamer. De Eerste Kamer kan dan ook haar eigen toetsende taak beter uitvoeren. Dat is nu soms een hels karwei. Ook zijn suggestie voor een artikelsgewijze behandeling van wetsvoorstellen steunt mijn fractie van harte. Minister Schouten heeft in haar brief van 17 december 2020 aan de Tweede Kamer medegedeeld dat enkele door de Kamer aangenomen amendementen het noodzakelijk maken om het ontwerpbesluit dat wij nu bespreken aan te vullen.

Voorzitter. Op het land aan de oostzijde van de A4 zag ik een bord staan: ik ga opgewekt de toekomst in. Dat wenst mijn fractie ook voor de boeren, de burgers, de bouwers maar vooral ook de natuur en onze kinderen, voor wie wij nieuwe huizen moeten bouwen. Dit wetsvoorstel is er een voorbeeld van dat het betere de vijand is van het goede. Laten we allemaal ons boerenverstand blijven gebruiken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan de heer Dessing namens de fractie van Forum voor Democratie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dessing i (FVD):

Voorzitter, dank u wel. "Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan." Zo begint Nederlands meest iconische gedicht, van Hendrik Marsman, een ode aan ons landschap en aan onze mooie natuur, zoals het vroeger was en zoals ik het heden ten dage nog steeds herken tijdens mijn wandelingen door ons prachtige land. Even verderop vervolgt Marsman met: "En in de geweldige ruimte verzonken de boerderijen verspreid door het land". Het beschrijft het boerenbedrijf als onderdeel van Nederland zoals het heden ten dage al generaties functioneert en is gepositioneerd, als een innovatieve en wereldwijd toonaangevende bedrijfstak die door efficiënt produceren en efficiënt grondgebruik een groot deel van de wereldbevolking van voedsel voorziet.

Die Nederlandse boer was altijd trots op dit mooie beroep, dat hij met veel toewijding en met gevoel voor traditie uitvoerde en nog steeds uitvoert. Maar met het huidige wetsvoorstel Stikstofreductie en natuurverbetering dreigt de bedrijfsvoering van de boer steeds verder te worden ingeperkt en schier onmogelijk te worden gemaakt. Dit stemt mij droef, want in de huidige politieke constellatie en op aangeven van stringente Europese regelgeving is het boerenbedrijf terechtgekomen in een haast onontwarbare gordiaanse knoop van kritische depositiewaarden, hexagonen, salderingsmethodieken, AERIUS Calculatoren en andere modelmatige termen die de werkelijkheid van natuur en bodem reduceren tot een mathematische representatie van de werkelijkheid, waarbij de wetenschap en het ministerie op aangeven van de EU een spreadsheetsamenleving hebben gecreëerd waarin wij blijkbaar een groot stikstofprobleem blijken te hebben. Maar volgens onze fractie is er dus vooral een administratief stikstofprobleem en niet zozeer een probleem met stikstof zelf, waardoor onze agrarische sector onterecht onder vuur ligt.

Voorzitter. Ik zal dit toelichten aan de hand van een aantal feitelijkheden zoals de minister die heeft aangegeven bij de beantwoording van de vele technische vragen die aan haar zijn gesteld, waarvoor onze dank. Allereerst zijn er de kritische depositiewaarden die empirisch zijn bepaald en zijn geconcretiseerd met een model of middels een deskundigenoordeel, dat als wetenschappelijk betrouwbaar wordt gezien en dat nu als een harde drempel gehanteerd wordt. Er zijn met name in de grensgebieden vele Natura 2000-gebieden die deze drempel nooit kunnen halen, zelfs als alle activiteiten in dit gebied worden gestaakt; meerdere collega's in de Kamer noemden het al. Zijn die gebieden er slecht aan toe? In de meeste gevallen niet, waardoor je vragen kunt stellen bij het realiteitsgehalte van een kritische depositiewaarde als harde drempel om te halen. In ons buurland Duitsland hanteren ze hogere en meer realistische waardes die normale activiteiten niet lamleggen, zoals dat door de PAS-uitspraak in Nederland wel is gebeurd. Ligt Nederland aan de dwingende wetgevende leiband van Brussel in dit verband of mag Nederland ook soepelere normen hanteren? Zou de minister genegen zijn om te kiezen voor een soepelere norm dan de KDW's om bijvoorbeeld de bouw meer ruimte te geven?

Voorzitter. Waarom zijn de meeste habitattypen als stikstofgevoelig bestempeld, vraag ik via u aan de minister. Als je kijkt naar de oppervlakte van Nederland, is 76% van de habitat in goede of uitstekende staat. De collega van de PVV memoreerde dat ook al. Klopt het dat de lagere getallen die de minister heeft genoemd, te verklaren zijn door uit te gaan van aantallen habitattypen in plaats van percentage oppervlakte? Bovendien worden veel gebieden als stikstofgevoelig gedefinieerd als niet met zekerheid kan worden gesteld dat een bepaalde stikstofgevoelige soort afwezig is. Is dat niet een vervuiling van het percentage stikstofgevoelige gebieden?

Door de inspanningsverplichtingen voor instandhouding van de stikstofgevoelige habitattypen worden boeren gedwongen om hun bedrijfsvoering te reduceren of worden ze door stevige stimuleringspakketten uitgenodigd om hun bedrijf te stoppen, waardoor hun activiteit voor altijd verdwijnt. Onze fractie vindt dit onterecht, absurd en disproportioneel.

Voorzitter. En dit alles voor het hogere doel van stikstofreductie, waarbij het grootste deel van de aanwezige stikstof in de lucht niet eens door de agrarische sector wordt veroorzaakt, maar afkomstig is van de stikstofdeken die mede is gevoed door bronnen uit het buitenland. De hoeveelheid stikstof in de lucht ligt trouwens volgens de nationale schoneluchtrapportage 2020 zelfs onder de strenge Europese stikstofnorm. Dat is gemeten in 2019, dus nog voor corona.

Het wegverkeer, de luchtvaart en de boeren zelf hebben door innovatie en vele andere maatregelen gezorgd voor een structurele afname van de hoeveelheid stikstof en fijnstof in de afgelopen jaren. Maar ondanks dit alles moet de hoeveelheid stikstof geforceerd verder omlaag, moet de luchtvaart aan banden worden gelegd en moeten vliegtuigen gaan vliegen op dure biobrandstof of nog duurdere synthetische kerosine. Het wegverkeer mag niet harder dan 100 km/u rijden, maar vooral de agrarische sector moet de rekening betalen, vanwege een inspanningsverplichting tot het reduceren van een niet gevalideerde, onnauwkeurige en modelmatig berekende depositie. De sector wordt gedwongen tot stikstofreductie, waarbij mest verplicht moet worden afgevoerd omdat het niet mag worden uitgereden, en waarbij er aan de andere kant kunstmest moet worden ingekocht. Daarnaast mag de stikstof die wordt opgenomen door de gewassen, niet worden gesaldeerd met uitgestoten stikstof, terwijl stikstofuitstoot door dieren in Natura 2000-gebieden niet wordt meegerekend. Ook zorgen de emissie-eisen voor hogere kosten. Ze zijn onwerkbaar en zelfs gevaarlijk, vanwege ontploffingsgevaar van opgesloten mestgassen in verplicht dichte putten.

Door al deze ongelijkheden wordt de sector gedwongen tot het maken van hoge kosten, tot inkrimpen, tot verplicht biologisch boeren, maar het liefst tot het stoppen met de bedrijfsvoering, omdat dit de stikstofnorm administratief het meest en blijvend zou verminderen.

Kortom, wij hebben met elkaar een papieren stikstoftijger gecreëerd die zijn weerga niet kent en die bovendien door de enorme administratieve rompslomp een uitermate complexe en bovendien dure biotoop op zich is geworden. Vindt de minister met onze fractie dat er een onrechtvaardig en onnodig complex systeem is opgetuigd, waardoor de agrarische sector onevenredig hard wordt geraakt?

Voorzitter. Forum voor Democratie is voor natuur en natuurbehoud, maar ziet graag een minder stringent en eenvoudiger beleid met hogere en realistische stikstofdrempels, die werkbaar zijn voor onze Nederlandse agrarische sector, een sector die wij met elkaar in stand zouden moeten houden. Wij zullen ons daar in ieder geval hard voor blijven maken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dessing. Dan is het woord aan mevrouw Prins namens de fractie van het CDA.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Prins i (CDA):

Meneer de voorzitter. Vandaag staan wij stil bij de ambitie van het kabinet om de stikstofemissie in de komende jaren significant te minderen en een stevige impuls te geven aan het verbeteren van de natuurgebieden. In dat kader willen wij de minister en haar ambtenaren bedanken voor de uitgebreide beantwoording in dezen.

Stikstofreductie is nodig voor een verbetering van onze natuur. Echter, achter de woorden "stikstofreductie" en "natuurverbetering" leven vele gerechtvaardigde belangen van vele groepen in onze samenleving. Ze zijn gerechtvaardigd vanuit ieders perspectief; dat is zeker. Maar ze zijn ook soms strijdig met elkaar. Bij de bespreking eind 2019 van de Spoedwet stikstof heb ik dan ook de perspectieven, de wensen en de behoeften van boeren, burgers, bouwers en buitenlui geschetst, met het verzoek aan de minister om stappen te zetten en een pakket aan maatregelen te ontwikkelen die aan deze wensen en behoeften tegemoetkomen. Daartoe ligt er nu deze wet.

Meneer de voorzitter. Deze wet geeft de boeren een zware opgave om stikstof te reduceren. Maar zij krijgen ondersteuning, onder andere in de vorm van mogelijke uitkoop, verplaatsing, subsidies en perspectief. De PAS-meldingen en de niet-meldingen worden gelegaliseerd, wat onzekerheid bij vele boeren en ondernemers zal wegnemen. De buitenlui mogen constateren dat er stevige resultaatsverplichtingen bij wet worden vastgesteld, ter instandhouding en verbetering van de diverse Natura 2000-gebieden. Bouwers krijgen meer ruimte om te bouwen. Denk aan extra woningbouw, maar ook aan de noodzakelijke projecten ter beveiliging van ons land zoals de dijkversterkingsoperaties en primaire keringen.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks):

Mevrouw Prins verwijst naar het legaliseringsprogramma en zegt dat dat onzekerheid wegneemt van boeren. Daar zitten niet alleen projecten in de agrarische sector in, maar ook projecten waarmee de toekomst van de boeren juist extra onder druk wordt gezet. Ik noem Lelystad. Dat project kwam op Twitter net voorbij. Immers, als Lelystad Airport gaat groeien, zal er daar meer stikstofuitstoot komen, en dus zal dat extra druk geven. Hoe kijkt mevrouw Prins naar het legaliseringsprogramma? Vindt zij dat alle activiteiten die daarin zitten, automatisch gelegaliseerd moeten worden? Of moet daar wellicht een prioritering in plaatsvinden?

Mevrouw Prins (CDA):

Wij vinden dat we wat toentertijd wettelijk gelegaliseerd, goedgekeurd was, in eerste instantie ook vanuit dat perspectief weer terug moeten brengen naar: gelegaliseerd.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ook als dat betekent dat de sector waar we het nu over hebben en die grote stappen zal moeten zetten, daardoor nóg meer stappen zal moeten zetten?

Mevrouw Prins (CDA):

Er lopen twee zaken naast elkaar. Ik snap dat u die twee dingen aangeeft, en toch vinden wij dat wij er in eerste instantie voor zullen moeten zorgen dat mensen die in goed vertrouwen hun onderneming hebben uitgebreid, vanuit diezelfde betrouwbaarheid kunnen blijven acteren. Daarbij kan het om een boerenbedrijf gaan. Daarnaast zullen er zeker gesprekken zijn waarbij je je de vraag stelt: wat is nog wijsheid en wat is geen wijsheid? Dat is eerder vanmorgen ook al gezegd.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik voel daar wel wat ruimte bij mevrouw Prins. Klopt dat?

Mevrouw Prins (CDA):

De vraag is dan waar u die ruimte ziet en waar ik die zie.

Het is dan ook een bijzonder feit dat belangenorganisaties van verschillende groeperingen de leden van deze Kamer oproepen om dit wetsvoorstel goed te keuren, ondanks de vele bezwaren en zorgen die ze hebben. Want voor de ene groep geldt dat men de wet te ambitieus vindt, en voor de andere groep dat men vindt dat deze wet niet ver genoeg gaat.

Intussen zijn er naar de mening van de CDA-fractie eerst nog vele aandachtspunten in de uitvoering die nadere uitleg en toezeggingen van de minister vragen. De resultaatsverplichting om de reductie van stikstof onder de kritische depositiewaarde te krijgen bij 74% van de Natura 2000-gebieden in 2035, is ambitieus, volgens sommigen te ambitieus. De weg ernaartoe kent vele voetangels en klemmen. In onze bijdrage wil ik daar ook graag bij stilstaan.

Allereerst bij het resultaat voor 2035. De voorliggende wet vereist in de periode van 2030 tot 2035 eenzelfde daling van stikstof als in de periode 2021 tot 2030. Vanzelfsprekend onderkennen wij het belang van gezonde Natura 2000-gebieden, met ruime biodiversiteit. Wij steunen de inzet daartoe. Tegelijkertijd achten wij het economisch van groot belang dat Nederland haar toonaangevende internationale positie in de landbouw behoudt. Dat betekent een behoorlijke omvang en een economisch gezonde bedrijfsvoering, met aandacht voor duurzaamheid voor mens, dier en natuur. Graag zien wij deze ambitie door de minister bevestigd.

Wij constateren dat agrarisch Nederland de afgelopen jaren al stevig heeft ingezet op stikstofreductie en dat vele boeren zeker ook bereid zijn om daarmee nu en in de komende jaren verder aan de slag te gaan, met de genoemde maatregelen. Maar bij velen leven ook grote zorgen over het realiseren van een daling van 50% om tot de 74% Natura 2000-gebieden te komen, met de juiste KDW. Welke mogelijkheden en ruimte zijn er als uit de evaluatie van 2028 blijkt dat het resultaat van 74% niet realistisch is, ondanks alle inspanningen door de boer en voor de natuur? In hoeverre wordt er rekening gehouden met de impact van klimaatveranderingen op de habitat- en instandhoudingsdoelstellingen per 2030 en 2035? Welk comfort kan de regering agrarisch Nederland bieden dat er voor hen echt een toekomst is, dat Nederland waarde hecht aan een financieel gezonde en duurzame landbouw? Wij verzoeken de regering om ook voor de periode tot 2035 een onderbouwing te geven, waarbij naast haalbaarheid ook reële betaalbaarheid voor de boer een van de criteria is.

Ik kom toe aan PAS-melders, niet-melders en interimmers. In het wetsvoorstel wordt aangegeven, ook in lijn met de brief met maatregelen van 24 april, dat er 11 mol is gerealiseerd voor het legaliseren van de PAS-melders en niet-melders.

De heer Schalk i (SGP):

Even een korte vraag ter verheldering aan mevrouw Prins. Zij had het juist over de evaluatie in 2028 en over haar zorgen over percentages en dergelijke. Is zij het wellicht met mijn fractie eens dat het van belang is om al eerder te beginnen met zoeken naar wat haalbaar en betaalbaar is?

Mevrouw Prins (CDA):

Wij denken dat het heel belangrijk is om uit te zoeken hoe je tot die 74% kunt komen en daar niet te lang mee te wachten.

Ik ga weer terug naar de PAS-melders en de niet-melders. Een en ander dient in 2023 afgerond te zijn. Onze fractie constateert dat bij vele PAS-melders de nood hoog is en dat er diverse schrijnende situaties zijn. Dan is drie jaar in onzekerheid verkeren in feite niet verantwoord. Deze PAS-melders zijn immers buiten hun schuld in problemen gekomen. Daar dient ons inziens snel en onverwijld aan gewerkt te worden. Die 11 mol is weliswaar gereserveerd, maar eerst moeten de daadwerkelijke mollen wel geëffectueerd zijn alvorens een PAS-melder gelegaliseerd kan worden. Het opkopen van piekbelasters kan in verhouding vrij snel zorgen voor de opbouw van deze mollen. De CDA-fractie verzoekt de minister om de tweede en derde tranche van de opkoop van piekbelasters te vergroten en te versnellen en daar niet mee te wachten. Juist omdat is aangegeven dat in de tweede en derde tranche de mogelijkheden van verplaatsing van een bedrijf ook zijn opgenomen, kan het de piekbelasters aanmoedigen tot verplaatsing dan wel opkoop. Tevens verzoeken wij een heldere en eenvoudige aanpak op te stellen voor de PAS-melders. De signalen uit de praktijk geven aan dat de huidige aanpak moeilijk uitvoerbaar is en tot veel kosten leidt. Wij zien graag dat de extra kosten die een PAS-melder moet maken, vergoed worden door de overheid. Kan het kabinet daarbij ook toezeggen dat voor het eind van 2023 de legalisatie van de PAS-melders en de niet-melders ook daadwerkelijk is afgerond? Graag een reactie van het kabinet.

Daarnaast vragen wij nog aandacht voor de zogenaamde interimmers, ondernemers die in de jaren voor het PAS-regime vaak volledig te goeder trouw hebben gehandeld. Wij verzoeken het kabinet om een uitgebreide inventarisatie te laten doen naar deze groep, inclusief oplossingen voor hoe een en ander voor deze ondernemers geregeld kan worden. Klopt het dat er in ieder geval een toolkit wordt ontwikkeld voor deze groep? Graag een reactie.

De realisatie van deze wet vergt veel van met name het Rijk en de provincies. Er moeten per gebied gebiedsplannen worden gemaakt en er moet regelmatig gemonitord worden. Een gedetailleerde en zorgvuldige administratieve verantwoording wordt alleen maar belangrijker en de plannen moeten ook nog daadwerkelijk ter hand genomen worden. Wij vragen echter wel aandacht voor het risico dat de gebiedsplannen per provincie straks niet zullen leiden tot de afgesproken landelijke resultaten. Wij verzoeken de minister om in de komende periode in nauw contact te blijven met de ministers, zodat niet pas bij de presentatie van de gebiedsplannen, eind 2022, duidelijk wordt of de landelijke doelstellingen wel of niet gehaald worden.

Wij verzoeken de minister ook om provincies die niet hun fair share pakken reeds in een eerdere fase daarop aan te spreken. De CDA-fractie is er positief over dat provincies die een en ander snel en actief aanpakken, daartoe ook financieel gehonoreerd worden. Zijn er overigens met de provincies aanvullende afspraken gemaakt over de financiering van de vele extra kosten voor de vele extra medewerkers die in de komende jaren voor dit omvangrijke en complexe programma nodig zijn?

Ten aanzien van de ontwikkeling van de gebiedsplannen heeft de minister aangegeven dat ook de sociaal-economische aspecten meegewogen zullen worden. Mochten negatieve sociaal-economische gevolgen niet op voorhand uitgesloten kunnen worden, dan kunnen er op regionaal niveau maatregelen getroffen worden om deze gevolgen te mitigeren of te verzachten. Kan de minister bevestigen dat de financiering in dezen ook geregeld is, zodat de betrokkenen zich daar geen zorgen over hoeven te maken?

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

De vertegenwoordiger van het CDA heeft het erover dat provincies hun fair share dienen uit te voeren en dat als ze dat niet doen, ze daarop aangesproken moeten worden. Maar hoe eerlijk vindt zij het dat provincies extra natuur op de rand van een Natura 2000-gebied intekenen, waardoor je zomaar ineens een piekbelaster kunt worden? Dat lijkt er toch een beetje op alsof de spelregels worden veranderd tijdens het spel?

Mevrouw Prins (CDA):

Ik kom daar zo op in mijn betoog. Ik zou willen voorstellen dat ik eerst mijn betoog houd en dat ik daarna kijk of mevrouw Faber nog vragen heeft.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Mevrouw Prins (CDA):

Ik ga het hebben over de omvang van de Natura 2000-gebieden. Uit de beantwoording van de vragen van de Fractie-Nanninga blijkt dat diverse leefgebieden of qua omvang kleine gebieden ten onrechte zijn ingeboekt als Natura 2000-gebied, met alle consequenties van dien. Die gebieden zijn niet bekend bij de verantwoordelijken van de provincies en zijn ook niet via het democratisch proces goedgekeurd. Dit zorgt voor grote onrust bij boeren. Naast de onrust en de vele vragen over de meetsystemen blijkt nu ook nog dat gebieden ten onrechte zijn aangewezen als stikstofgevoelig.

In de beantwoording heeft de minister aangegeven dat het AERIUS-systeem in het najaar geschoond zal worden. De CDA-fractie ziet graag dat het AERIUS-systeem reeds voor de inwerkingtreding van deze wet geschoond is, dus zonder de leefgebieden en de andere gebieden die te klein zijn voor opname in de Natura 2000-gebieden. Kan de minister dit toezeggen?

De meetsystemen ...

De voorzitter:

Mevrouw Faber is nog niet helemaal overtuigd.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Mevrouw Prins geeft aan dat het CDA graag wil dat het AERIUS-systeem in oktober geschoond is, voordat de wet in werking treedt. Maar is dat een showstopper voor het CDA?

Mevrouw Prins (CDA):

Wij zullen alle belangen tegen elkaar afwegen en niet alleen één aspect ervan.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dan kan ik dus concluderen dat het een showstopper kan zijn. Of nee, dan is het niet een showstopper, want u gaat meerdere zaken afwegen, dus dan kan dit zomaar een beetje ondergeschoven raken. Het zou het CDA sieren als het met een harde motie zou komen om dit gewoon als voorwaarde te stellen voordat we voor deze wet kunnen stemmen.

Mevrouw Prins (CDA):

Mijn voorstel is dat we eerst het antwoord van de minister afwachten alvorens wij volgende stappen zullen overwegen.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Mevrouw Prins (CDA):

De meetsystemen. Mede op advies van de commissie-Hordijk en als opvolging van een aangenomen motie in de Tweede Kamer wordt de AERIUS-monitor steeds verder doorontwikkeld en worden diverse modellen, zoals die in Europa worden ingezet, gebruikt om een meer adequaat en toegerust meetsysteem te gebruiken. Daarbij heeft de minister ook toegezegd dat er meer metingen ter plekke zullen worden gedaan als noodzakelijke aanvulling op de diverse modellen. Daarbij ziet het er nu naar uit dat het in de toekomst zelfs mogelijk zal worden om meer inzicht te krijgen in de herkomst van de stikstof. Hoe kijkt de minister aan tegen de mogelijke risico's dat metingen in de komende jaren, met dus een verbeterde meetaanpak, andere resultaten zullen geven dan waarop nu de resultaten voor de Natura 2000-gebieden zijn bepaald? Enerzijds moet in de komende jaren bij de diverse monitormomenten op basis van de huidige nulsituatie bezien worden welke voortgang er is geboekt. Anderzijds kunnen de verbeterde meetmethoden ineens andere waarden tonen. Welke impact hebben deze nieuwe meetgegevens op de afspraken zoals die in de voorliggende wet zijn neergelegd? Is de minister bereid om bij het belangrijke weegmoment in 2028 zo nodig resultaten aan te passen dan wel extra steunmaatregelen in de breedte te nemen?

Meneer de voorzitter. De minister heeft aangegeven dat naast de landelijke stikstofdepositiebank er per provincie ook de stikstofregistratiesystemen zullen worden opgezet. Wij vragen daarbij graag aandacht voor het volgende. Bij extern salderen zullen vaak kleine hoeveelheden stikstof overblijven. Per provincie zal dit verschillen. Hoe kan gestimuleerd worden dat bij het toedelen van stikstofruimte voor bijvoorbeeld de bouw van woningen, maar ook van infrastructurele projecten, het algemeen belang prevaleert en niet het belang van één provincie? De stikstofbank is reeds actief, maar de regionale systemen nog niet. Kan de minister aangeven op welke termijn deze systemen operationeel zijn? Immers, tot die tijd is het aan ondernemers zelf om stikstofruimte te vinden. Dit kost veel tijd en is echt niet aan alle ondernemingen uit te leggen. Ook is het niet efficiënt qua toedeling van de schaarse hoeveelheden te kunnen gebruiken stikstof. Wordt met de provincies of met de makers van de regionale systemen afgesproken dat de systemen identiek worden ingericht, zodat er geen sprake kan zijn van miscommunicatie in de komende jaren over de beschikbare stikstofruimte? Neemt de regering ook zelf de regie op deze systemen? Immers, veel bedrijven zullen van meer dan één provincie afhankelijk zijn voor externe saldering. Graag antwoorden in dezen.

Ten aanzien van de bouw is de CDA-fractie positief dat deze wet- en regelgeving daartoe weer perspectief biedt, juist ook door op een andere wijze om te gaan met de uitstoot van stikstof tijdens de bouwfase. Wel vragen wij ons af in hoeverre deze aanpak getoetst is op juridische houdbaarheid. Graag een reactie van u.

Innovatie. Voor het realiseren van de doelstellingen in de komende jaren wordt veel ingezet op innovatie. Terecht. De CDA-fractie zou graag zien dat er een stevige stimulans komt voor innovatie, maar niet alleen voor de landbouw, maar ook voor bijvoorbeeld de zeevaart, de luchtvaart en de industrie. Kan de minister aangeven hoe het kabinet andere sectoren dan de landbouw stimuleert tot minder stikstofuitstoot? Dat moet met elkaar. Ongeacht of het autorijdend Nederland is, de boer of de industrie, ieder dient in dezen zijn verantwoordelijkheid te pakken. De CDA-fractie is positief over de instelling van de Taskforce Versnelling Innovatieproces Stalsystemen en is benieuwd naar de resultaten van deze taskforce. In dat kader vraagt zij specifieke aandacht voor de financiële situatie van veel boeren en hoe boeren ondersteund kunnen worden bij het invoeren van innovaties dan wel investeringen. Kan de minister deze ondersteuning en advies respectievelijk in gunstige financiële voorwaarden toezeggen?

De heer Dessing i (FVD):

Ik heb een verhelderende vraag aan mevrouw Prins. U sprak net over innovatie alsof dat een doel op zich zou zijn om stikstof te verminderen. Of ziet u innovatie voor de sector ook in een breder verband?

Mevrouw Prins (CDA):

Ik zie innovatie als iets wat je altijd zult moeten doen als land, ongeacht, en in dit geval heel specifiek, om te kijken hoe je de stikstof kunt reduceren.

Europese wet- en regelgeving. Graag ontvangen wij van de minister de bevestiging dat de diverse bronmaatregelen zoals uitkoop, verplaatsing en de subsidiebijdrage voor innovatie ook EU-proof zijn, zodat bij de toekenning hiervan geen vertraging hoeft op te treden.

Afsluitend, meneer de voorzitter. We bespreken vandaag een complexe en ambitieuze wet, met de verschillende doelstellingen als zekerheid, maar in de uitwerking nog vele onzekerheden. Er moet nog veel worden gedaan, uitgezocht, afgesproken en in werking gezet. Het goede nieuws is dat diverse provincies er al hard mee aan het werk zijn. Tegelijkertijd wachten velen nog op antwoorden op de vele vragen die in deze Kamer gesteld worden. Wij kijken dan ook graag uit naar de antwoorden van de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Prins. Ik kijk even naar de sprekersvolgorde. Ik stel voor dat mevrouw Huizinga-Heringa nog haar inbreng heeft voor de lunchpauze, als dat lukt, en dat we na de lunchpauze doorgaan met de andere sprekers, als iedereen zich daarin kan vinden. Gaat uw gang.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. We zullen zeker op tijd klaar zijn, want ik heb maar een korte bijdrage. Ik wil beginnen met de heer Berkhout van harte te feliciteren met zijn maidenspeech. Gezien de manier waarop hij die speech heeft gehouden, denk ik dat we nog veel van hem zullen horen de komende tijd, en daar kijk ik naar uit.

Mijn fractie is blij met het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken. Ik kan het ook anders zeggen: wij waarderen het dat er vandaag een wetsvoorstel ligt dat ons land een uitweg lijkt te bieden uit de stikstofimpasse waarin wij sinds enkele jaren terecht zijn gekomen. Met dit voorstel kan de noodzakelijke woningbouw verder op gang komen, wordt de onzekerheid bij sommige boeren over het al of niet illegaal zijn van hun activiteiten weggenomen, en zetten we een belangrijke stap in het zo noodzakelijke herstel en in stand houden van onze kwetsbare natuur.

De opsomming van de verschillende effecten die deze wet beoogt, laat zien dat het een compromiswet is. In deze wet wordt met veel verschillende, soms tegenstrijdige belangen rekening gehouden. Dat heeft geleid tot een behoorlijk ingewikkelde wet. Maar het uitgangspunt en uiteindelijke doel van de wet is het herstel en het in stand houden van de stikstofgevoelige natuurgebieden. Daarop sluit het kabinet geen compromis en daar is mijn fractie blij mee.

In de Tweede Kamer is het wetsvoorstel uitgebreid besproken. Een aantal amendementen en moties hebben de wet belangrijk verbeterd wat mijn fractie betreft. Ik denk daarbij aan het legalisatieprogramma en de provinciale gebiedsplannen. Ook de extra omgevingswaarde die al in 2025 bereikt moet zijn, vindt mijn fractie een goede zaak. Zo staat de aanpak direct op scherp en kunnen we zien of de maatregelen inderdaad tot de vastgelegde omgevingswaardes leiden. Het is de aanname van de minister dat deze omgevingswaarde gehaald kan worden. Mijn fractie vraagt zich af wat er gebeurt, mocht die omgevingswaarde in bijvoorbeeld 2025 toch niet gehaald worden. Wie stelt dat vast? Welke juridische gevolgen zou dat kunnen hebben?

Mijn waardering en positieve begin laten onverlet dat mijn fractie nog wel een aantal vragen heeft over dit wetsvoorstel. Die vragen betreffen in de eerste plaats de uitvoerbaarheid. De vastgelegde omgevingswaardes: 40%, 50% en 74% in 2035, zijn een resultaatsverplichting voor de rijksoverheid, voor de minister. Het is de verantwoordelijkheid van de minister dat deze waardes worden bereikt. Naast waterschappen en gemeentes zijn het vooral de provincies die vanuit hun eigen bevoegdheid aan de slag moeten om te zorgen dat deze waardes worden gehaald. De resultaatsverplichting van het Rijk kan in deze situatie gaan schuren. Heeft de minister overwogen om de resultaatsverplichting daarom bij de provincie neer te leggen? En waarom heeft de minister daar niet toe besloten?

Voorzitter. Ik stel nogmaals een vraag aan de orde die ik ook in de schriftelijke ronde heb gesteld. In de memorie van toelichting lees ik dat er een uitvoeringsplicht is voor bestuursorganen die hebben ingestemd met de door hen uit te voeren maatregelen. Op mijn vraag wat er gebeurt wanneer een bestuursorgaan niet instemt en er dus geen uitvoeringsplicht is, noemt de minister een aantal dingen als "instrumenten vanuit interbestuurlijk toezicht" of een "uitvoeringsplicht die volgt uit door het Rijk in te stellen instructieregels". De minister verwacht niet dat hier problemen zullen ontstaan, omdat Rijk en provincies zich ten volle verantwoordelijk voelen voor de stikstofaanpak. Dit laatste ben ik met de minister eens, en het is ook zeker niet mijn bedoeling om de bereidheid ter discussie te stellen van andere bestuursorganen om zich in te zetten voor de stikstofaanpak. Maar er kan natuurlijk verschil van inzicht bestaan wat betreft de urgentie of de wenselijkheid van bepaalde maatregelen. De minister eindigt haar beantwoording met de zin: "Indien bovenstaande instrumenten niet voldoende blijken of niet wenselijk worden geacht, zal het kabinet alternatieve maatregelen moeten opstellen, daar de resultaatsverplichting zich richt tot de rijksoverheid". Zou de minister erop in kunnen gaan wat deze alternatieve maatregelen in zouden kunnen houden? En ik ben er vooral ook benieuwd naar omdat ik aanneem dat deze maatregelen ook in het vizier komen wanneer onverhoopt uit de monitoring zou blijken dat de omgevingswaardes niet gehaald gaan worden.

Voorzitter, nog een andere vraag. Mijn fractie heeft met nieuwsgierigheid gekeken naar het percentage van de resultaatsverplichtingen voor 2035. 74% van het areaal moet dan onder de KDW liggen. Gewoon even de vraag: waarom 74%, waarom niet gewoon 75%?

En dan: door amendering zijn provinciale gebiedsplannen in de wet opgenomen. Mijn fractie lijkt dat een goede zaak; op deze manier is provinciaal maatwerk mogelijk. Zou de minister nog eens helder willen maken hoe deze gebiedsplannen zich verhouden tot de maatregelen waar de provincies aan gehouden zijn omdat ze ermee ingestemd hebben? En de minister schrijft dat het IPO de regie zal nemen bij het opstellen van deze gebiedsplannen. Worden deze plannen ook ter consultatie of beoordeling aan de minister voorgelegd?

De juridische houdbaarheid van de partiële drempelwaarde voor de bouw is al herhaalde malen aan de orde geweest. Toch zou ik graag van de minister, en dan misschien ten overvloede, nog eens willen horen waarom zij ervan overtuigd is dat deze drempelwaarde juridisch houdbaar is.

Mijn fractie neemt met instemming kennis van de nadruk die de minister legt op het monitoren van de genomen maatregelen. Het is daarmee in lijn dat de aangekondigde tussendoelen geen resultaats- maar inspanningsverplichtingen zijn. Wanneer er tussendoelen niet gehaald worden, kan op tijd met extra maatregelen worden bijgestuurd. De tussendoelen zijn er ten dienste van de omgevingswaardes. Om aan deze waardes te kunnen voldoen, is een goede monitoring onmisbaar, en zelfs cruciaal. Is het meetinstrumentarium zodanig op orde dat de monitoring op een betrouwbare wijze kan plaatsvinden? En ik zou daar nog een heleboel vragen achteraan kunnen stellen, maar ik sluit me kortheidshalve aan bij de vragen die mevrouw Prins hier ook over gesteld heeft.

De heer Schalk i (SGP):

Even een verhelderingsvraag: op welke tussendoelen doelt mevrouw Huizinga?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik doel op wat eerst bekeken wordt om te kijken of je op weg bent naar de omgevingswaardes. Er wordt op een gegeven moment — ik dacht twee jaar van tevoren — gekeken van: hoe staan we er nu voor, liggen we goed op koers? Dat bedoel ik met de tussendoelen.

De heer Schalk (SGP):

Ja, oké. Dus u doelt niet op 2025, die 40%?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Nee, daarvóór.

De heer Schalk (SGP):

Dat is een helder antwoord, dank u wel.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Gelukkig.

Ik begon mijn bijdrage met de opmerking dat deze wet een compromiswet is, een poging om op het oog tegenstrijdige belangen met elkaar te verzoenen. Het is de overtuiging van mijn fractie dat natuur en bedrijvigheid elkaar niet in de weg hoeven te zitten. Met goede innovatieve maatregelen en voldoende investeringen moet het mogelijk zijn om onze kwetsbare natuur te herstellen en in stand te houden, en tegelijk Nederlandse boeren in staat te stellen hun bedrijf door te zetten. Mijn fractie vraagt de minister om de Nederlandse boeren de ruimte te geven om zelf met oplossingen te komen. Het landbouwakkoord kan daarbij een rol spelen en ook bijvoorbeeld de verkenning naar de afrekenbare stoffenbalans. Nederlandse boeren zijn ondernemend en staan internationaal in hoog aanzien. Zij zijn in staat om in te spelen op nieuwe methodes, zo is de overtuiging van mijn fractie. Mijn fractie hoopt dat deze wet een bijdrage zal leveren aan een gezonde natuur en een gezonde bedrijvigheid. Ik zie uit naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Huizinga-Heringa. Voor de mensen die meeluisteren: u sprak uiteraard namens de ChristenUnie.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.

De vergadering wordt van 12.10 uur tot 13.30 uur geschorst.