Herdenking van de heer C.J. Rijnvos



Verslag van de vergadering van 10 juli 2018 (2017/2018 nr. 38)

Aanvang: 13.34 uur

Status: gerectificeerd


Aan de orde is de herdenking van de heer C.J. Rijnvos.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik verzoek de leden te gaan staan.

Op 12 april jongstleden overleed op 87-jarige leeftijd Kees Rijnvos, oud-senator voor het CDA. Hij was lid van de Eerste Kamer van 10 juni 1981 tot 13 september 1983.

Cornelis Johannes Rijnvos werd op 20 februari 1931 geboren in Standdaarbuiten, Noord-Brabant. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kon hij de lagere school niet afmaken en ging hij net als zijn vader werken als landarbeider, en ook als betonijzervlechter. Nadat hij een opstelwedstrijd van de KRO en VARA over "industrialisatie en de arbeider" had gewonnen, begon hij met steun van de Katholieke Arbeiders Bond aan zijn verdere scholing.

Hij ontwikkelde zich door zelfstudie en behaalde toen hij 29 jaar was zijn mo-akte economie. Aansluitend begon hij met de studie economie aan de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg. In 1965 studeerde hij af en vijf jaar later promoveerde hij in de economische wetenschappen. Intussen was de heer Rijnvos van 1960 tot 1966 werkzaam als chef arbeidszaken bij de Hollandse Kunstzijde Industrie in Breda. Van 1966 tot 1968 werkte hij als stafdocent aan het A.C. de Bruijn-instituut in Doorn waar hij eerder met steun van de Katholieke Arbeiders Bond zelf studeerde.

Van 1968 tot 1971 was hij medewerker opleidingen en hoofd bureau voorlichting van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank in Eindhoven. Aansluitend werkte de heer Rijnvos als plaatsvervangend hoofd van het economisch bureau bij de AMRO Bank. In 1975 werd hij hoogleraar algemene economie en openbare financiën aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van 1982 tot 1986 was hij decaan van de juridische faculteit.

Intussen promoveerde hij in 1988 nogmaals, nu aan de Erasmus Universiteit, in de wetenschapsfilosofie. In datzelfde jaar werd hij lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Na anderhalf jaar bij de WRR werd de heer Rijnvos rector magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij bleef dat tot 1994 en ging twee jaar later met emeritaat.

De politieke loopbaan van de heer Rijnvos ving aan op 10 juni 1981 toen hij lid werd van de Eerste Kamer voor het CDA. Twee jaar lang bleef hij Eerste Kamerlid. De reden voor dit betrekkelijk korte lidmaatschap was dat de Eerste Kamer na de grondwetsherziening van 1983 ontbonden moest worden en er opnieuw verkiezingen plaatsvonden, waarvoor hij zich niet kandideerde. In de twee jaar van zijn lidmaatschap was Rijnvos de financieel woordvoerder van de CDA-fractie. Hij hield zich voornamelijk bezig met belastingzaken en monetaire zaken.

In zijn maidenspeech op 6 oktober 1981 bij de behandeling van het voorstel deel te nemen aan het aandelenkapitaal in de Waterschapsbank zei de heer Rijnvos over de behandeling in de Eerste Kamer: "De CDA-fractie is bij de bestudering van de positie van de Waterschapsbank verder gegaan dan is geschied in de stukken welke tot dusverre het wetsontwerp hebben begeleid. Dat mag min of meer ook wel van ons worden verwacht. Immers, een fundamentele bezinning op thema's die ons hier bezig houden, strookt toch met het karakter van onze Kamer."

Opvallend was het creatieve taalgebruik van de heer Rijnvos. Tijdens een interruptie werd hem eens gevraagd kleur te bekennen ten aanzien van het voorliggende wetsvoorstel. Rijnvos antwoordde toen met een prachtige variant op een bekend spreekwoord: "Dat zou te vroeg zijn. In politieke besprekingen moet men zijn kruit nooit nat maken." In een debat over de invoering van een munt met de nominale waarde van 50 gulden, die uitgebracht zou worden ter gelegenheid van 200 jaar onafgebroken diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en de Verenigde Staten, stelde hij dat de Kamer wel op heel bijzondere wijze geconfronteerd werd met het probleem "kruis of munt". Hij vroeg zich af of de voorgestelde 50 guldenmunt niet twee eigenschappen zou hebben, die mogelijkerwijs niet verenigbaar zijn: enerzijds wettig betaalmiddel en anderzijds herdenkingsmunt met een veel hogere waarde dan 50 gulden. Hij stelde kritische vragen bij een "tot nu toe in ons land onbekende monetaire constructie" en hij vroeg zich af of een en hetzelfde geldstuk aan kruiszijde gewoon onderdeel van een geldstelsel kan zijn en aan muntzijde uniek als herdenking van een unieke gebeurtenis. "Kan een tulp in een vaas, die geheel gelijk is aan alle andere tulpen in diezelfde vaas echt uniek zijn, op een heel eerlijke wijze, zonder, zoals hier heel toepasselijk is, het bekende 'geld dat stom is, recht maakt wat krom is'?" Uiteindelijk zag hij in zijn redenering ruimte voor het tweeledige karakter, het relatieve en het unieke van het muntstuk.

Naast zijn academische en politieke carrière, was de heer Rijnvos onder andere actief als commissaris bij verschillende bedrijven, hoofdredacteur van het tijdschrift Nieuw Europa en voorzitter van het Comité d'experts ter harmonisatie van de Europese bankwetgeving van de Fédération Bancaire in Brussel.

In 1993 werd hij onderscheiden met het Grootkruis van de Orde van Verdienste van de Bondsrepubliek Duitsland. In 1995 ontving hij een eredoctoraat in de economie van de Economische Universiteit van Bratislava en in 1999 van de Universiteit van Boekarest. In 1998 werd hij benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Kees Rijnvos heeft honderden publicaties op economisch en monetair gebied op zijn naam staan. Na zijn emeritaat in 1996 richtte hij zijn aandacht op de theologie en niet langer op de economie. Begin dit jaar verscheen nog een essay van zijn hand over het christelijk monotheïsme.

In zijn zeer opmerkelijke maatschappelijke, academische en politieke leven stelde de heer Rijnvos zich tot doel om "met een heldere kop en een goed inzicht" een bijdrage te leveren aan de samenleving.

Moge ons respect voor zijn persoon en zijn verdiensten voor de samenleving en de Nederlandse parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.

Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

Dank u wel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.