T01725

Toezegging Volgen ontwikkelingen Hof van Justitie ten aanzien van exitheffingen(33.262)



De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe de ontwikkelingen ten aanzien van de nationale regelingen op het gebied van exitheffingen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie en bij andere landen goed te volgen en de Eerste Kamer daarover te rapporteren. Tevens zegt hij een evaluatie van de uitwerking van het wetsvoorstel  toe.


Kerngegevens

Nummer T01725
Status voldaan
Datum toezegging 23 april 2013
Deadline 1 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen exitheffingen
Hof van Justitie
Kamerstukken Wet uitstel van betaling exitheffingen (33.262)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 25 - blz. 10

De heer Essers (CDA):

De staatssecretaris wijst er terecht op dat er nu verschillende regelingen in Europa dreigen te ontstaan op het gebied van de exitheffingen. Dat komt omdat het Hof van Justitie doet aan negatieve integratie: het kan alleen zeggen of een regeling wel of niet in overeenstemming is met het Europees verdrag, maar het geeft niet aan hoe de regeling dan wel zou moeten zijn. Ligt het dan niet op de weg van de lidstaten om te proberen op dat punt zo veel mogelijk tot overeenstemming te komen? Want ik acht het toch zeer onwenselijk dat er, als een bedrijf van het ene naar het andere land emigreert, verschillende regelingen zijn: het ene land eist zekerheden en het andere niet, het ene land eist rente, het andere land niet. Dat is toch heel merkwaardig binnen de EU, uitgerekend op dit punt?

Staatssecretaris Weekers:

Om die reden heb ik de Tweede Kamer al toegezegd dat ik een mondelinge behandeling zal aanvragen van de kwestie die bij het Hof aanhangig is. Dat is niet gelukt in de zaak die tegen Nederland was aangespannen, maar het is wel gelukt in een zaak waarin wij ons hebben gevoegd. Dat was de zaak tegen Spanje. In die zaak heeft Nederland de vraag voorgelegd of het denkbaar is, uitstel van betaling te beperken tot tien of twaalf jaar. Er is eigenlijk gevraagd om de duiding die het Hof eerder heeft gegeven, te concretiseren. Dan hoeven er niet tegen allerlei landen procedures te worden gevoerd en probeert niet iedereen zijn eigen regeling te treffen. Hoe duidelijker het Hof daarin is, hoe beter voor het level playing field. Tijdens de mondelinge behandeling hebben we dat punt ingebracht. Naar verwachting zal het Hof van Justitie op 25 april aanstaande uitspraak doen. Er heeft ook nog een mondelinge behandeling plaatsgevonden van de inbreukzaak tegen Denemarken, en wel op 27 februari. Een datum voor de uitspraak is nog niet bekend. Dan spelen er nog wat kwesties rondom Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Gelet op de belangstelling van de Eerste Kamer kan ik me voorstellen – ik heb dat ook toegezegd in de Tweede Kamer – dat ik de ontwikkelingen bij het Hof en bij andere landen goed volg, waarover ik de Eerste Kamer zal rapporteren, zodat ze goed de vinger aan de pols kan houden. Op zeker moment zullen wij moeten gaan evalueren hoe deze wetswijziging, als ze door de Eerste Kamer wordt aangenomen, handen en voeten krijgt.


Brondocumenten


Historie