T00709

Toezegging Verzet tegen dwangbehandeling (30.492)



Naar aanleiding van vragen van het lid Holdijk zegt de minister van Justitie de Kamer toe dat in de nieuwe wet ter vervanging van de Wet BOPZ het uitgangspunt zal zijn terug te vinden dat wilsbekwaam verzet bij het voornemen van dwangbehandeling wordt gerespecteerd, maar dat dit, evenals het uitgangspunt van rechterlijke toetsing voorafgaand aan dwangbehandeling, in uitzonderlijke situaties wordt geclausuleerd.


Kerngegevens

Nummer T00709
Oorspronkelijke nummer tz_VWS/JG_2008_20
Status voldaan
Datum toezegging 12 februari 2008
Deadline 1 juli 2009
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Justitie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden mr. G. Holdijk (SGP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport / Jeugd en Gezin (VWS/JG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen dwangbehandeling
Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
Kamerstukken Voorwaardelijke machtiging en dwangbehandeling (30.492)


Uit de stukken

Handelingen I 2007-2008, nr. 20 – blz. 882

De heer Holdijk (SGP): Wat betreft de dwangbehandeling, deze is thans alleen mogelijk als er een (onmiddellijk dreigend) gevaar binnen de inrichting is dat moet worden afgewend. Wie zich tegen behandeling verzet, blijft onbehandeld, óók als met een interventie zijn toestand sterk kan verbeteren, hetgeen voor hem een langere, zelfs onaanvaardbaar lange opname kan betekenen. Wat de voorgestelde regeling van de dwangbehandeling betreft, zou de evaluatiecommissie met de regering van mening verschillen, als wij althans het commentaar op het voorstel van de stichting LOC-LPR van 9 januari jongstleden moeten geloven. Er zou geen recht worden gedaan aan het door de evaluatiecommissie geformuleerde uitgangspunt dat dwangbehandeling bij patiënten die wilsbekwaam zijn, niet mogelijk moet zijn. Ook een tweede uitgangspunt, namelijk dat de rechter vooraf zou dienen te beslissen over de toelaatbaarheid van dwangbehandeling, zou miskend worden, aangezien het in het voorliggende voorstel de behandelaar en eventueel de geneesheer-directeur is die deze beslissing bevoegd kan nemen. Op beide punten zien wij graag een commentaar van de regering tegemoet.

Minister Hirsch Ballin: De heer Holdijk vroeg naar ons commentaar op de brief van de LOC-LPR, een belangenorganisatie van cliënten in de geestelijke gezondheidszorg. In de brief van 9 januari jongstleden wordt gesteld dat de voorgestelde regeling voor dwangbehandeling in het wetsvoorstel zich niet verdraagt met twee uitgangspunten die de evaluatiecommissie heeft geformuleerd voor de nieuwe wet: het respecteren van de wilsbekwame weigering van een behandeling en het vooraf door de rechter beslissen. […] Onderscheid moet worden gemaakt of daardoor gevaar voor de patiënt of gevaar voor derden ontstaat. Als er gevaar voor derden ontstaat, mag dat worden doorbroken. Als weigering van gedwongen behandeling alleen leidt tot gevaar voor de patiënt, is het uitgangspunt dat wilsbekwaam verzet wordt gerespecteerd. Daarbij heeft de evaluatiecommissie wel een kanttekening geplaatst, namelijk dat het uit het oogpunt van de rechten van de mens de vraag is of het honoreren van wilsbekwaam verzet in uitzonderlijke situaties nader geclausuleerd moet worden. Mijn collega en ik zijn van plan om dit uitgangspunt met alle daarbij behorende nuances ook te betrekken bij de voorbereiding van de nieuwe wet ter vervanging van de Wet BOPZ. De huidige Wet BOPZ kent geen vergelijkbaar genuanceerde benadering. Dat neemt niet weg dat in de praktijk de behandelaar nuances kan aanbrengen en wilsbekwaam verzet kan laten meewegen bij een beslissing om tot dwangbehandeling over te gaan. Wij mogen zelfs zeggen dat hij dat moet doen om te voldoen aan de op hem rustende verplichting tot levering van verantwoorde zorg.[…] De evaluatiecommissie heeft inderdaad een rechterlijke toetsing voorafgaand aan dwangbehandeling als uitgangspunt geformuleerd voor een nieuwe wettelijke regeling. Ook dat uitgangspunt zullen wij hanteren bij de uitwerking van de nieuwe regeling ter vervanging van de Wet BOPZ. Het klopt dat in het huidige systeem van de Wet BOPZ de behandelaar beslist over dwangbehandeling. In dat systeem is ervoor gekozen dat de beslissing tot dwangbehandeling achteraf rechterlijk getoetst wordt. Omdat de mogelijkheid tot dwangbehandeling in de Wet BOPZ gekoppeld is aan gedwongen opneming, heeft in alle gevallen een rechter al vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een geestesstoornis die gevaar veroorzaakt. Het is immers de rechter die deze beoordeling maakt in dit kader van de machtigingsprocedure. Dat zal in de nieuwe regeling anders zijn. Daarin kan dwangbehandeling plaatsvinden los van een gedwongen opneming. In dat systeem komt de rechter in beeld wanneer de mogelijkheden tot het toepassen van dwang voor de patiënt in kwestie moeten worden vastgesteld. 


Brondocumenten


Historie